In de veehouderij wordt nog steeds te veel antibiotica gebruikt. Daardoor ontstaan resistente bacteriën die ook onze gezondheid bedreigen. (2013)
In de veehouderij wordt nog steeds te veel antibiotica gebruikt, blijkt uit onderzoek van de UGent. Daardoor ontstaan resistente bacteriën die ook onze gezondheid bedreigen.
Als u een stukje kippenvlees koopt, is de kans groot dat het besmet is met ESBL-producerende bacteriën. ESBL staat voor Extended Spectrum Bèta-Lactamase, een enzym dat bepaalde soorten antibiotica afbreekt en de bacteriën resistent maakt. Door ESBL-producerende bacteriën veroorzaakte infecties zijn daardoor moeilijk te behandelen.
Uit Nederlands onderzoek blijkt dat de resistente bacteriën op nagenoeg alle kippenvlees voorkomen. Exacte cijfers voor België zijn er nog niet, maar er zijn weinig redenen om aan te nemen dat het hier beter is.
Antibioticaresistentie is een oud zeer dat aanvankelijk vooral werd geassocieerd met ziekenhuizen – bij uitstek plaatsen waar veel antibiotica worden gebruikt (zie ‘Hoe ontstaat resistentie?’). Vrij snel werd duidelijk dat ook het antibioticagebruik in de veeteelt een belangrijke rol speelt en voor een aantal resistente bacteriën is inmiddels duidelijk aangetoond dat hun ontstaan deels te wijten is aan kwistig antibioticagebruik in de veehouderij. Dat is onder meer het geval voor de vaak op pluimveebedrijven aangetroffen ESBL-producerende bacteriën en voor Meticilineresistente Staphylococcus aureus(MRSA), die vooral bij varkens en vleeskalveren voorkomt.
Microbiologen zien zowel een stijging van het aantal besmettingen met resistente bacteriën als van het aantal manieren waarop bacteriën zich tegen antibiotica weten te wapenen. Was tien jaar geleden bijna niemand drager van ESBL-producerende bacteriën, dan is dat vandaag ongeveer tien procent van de bevolking. ‘Ze vormen een gigantisch probleem, dat enkel in omvang toeneemt’, zegt microbioloog Herman Goossens van de Universiteit Antwerpen.
De oplossing? Een snelle reductie van het antibioticagebruik. ‘Ook in de humane geneeskunde is nog ruimte voor verbetering’, stelt microbioloog Jan Kluytmans van de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘Maar vooral in de veehouderij worden antibiotica al te lichtzinnig ingezet. Dat moet dringend veranderen, al sluit ik niet uit dat we door de mechanismen die we in gang hebben gezet al voorbij een point of no return zijn.’
Dat antibioticagebruik bij dieren ook voor onze gezondheid gevolgen heeft, is logisch. In de veehouderij gebruikte producten hebben vaak eenzelfde werkingsmechanisme als antibiotica die bij mensen worden gebruikt. Bovendien voelen verschillende bacteriën zich zowel in het lichaam van dieren als mensen thuis. Dat geldt bijvoorbeeld voor
Escherichia colidie in de darmen van de meeste warmbloedige dieren voorkomt. Daar doet de bacterie doorgaans weinig kwaad, maar komt ze in onze lucht- of urinewegen terecht, dan kan dat wel een infectie veroorzaken.
Komen we bijvoorbeeld via voedsel in contact met ESBL-producerende E. coli’s, dan kunnen die hun resistentiegenen doorgeven aan de bacteriën in ons lichaam.
Baat het niet, dan schaadt het wel
Hoe is het zover kunnen komen? Lange tijd werden antibiotica in lage dosissen als groeibevorderaar aan het veevoer toegevoegd. Dat had een positief effect op de darmflora van de dieren en zorgde voor een snellere groei. Vanaf eind jaren 1990 werd die praktijk aan banden gelegd en sinds 2006 is het gebruik van antimicrobiële groeibevorderaars in de Europese Unie verboden. Maar dat betekent niet dat al het preventief gebruik is gestopt.
Uit onderzoek van de Universiteit Gent blijkt dat 60 tot 80 procent van de antibiotica op varkensbedrijven preventief wordt toegediend. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij het spenen van de biggen, een moment waarop de dieren gevoelig zijn voor infecties. Om dezelfde reden worden ook vleeskuikens en vleeskalveren die aankomen op een opfokbedrijf en melkkoeien die stoppen met melk geven vaak preventief met antibiotica behandeld.
‘De redenering is lange tijd geweest: baat het niet, dan schaadt het niet’, zegt Jeroen Dewulf, auteur van het Belvet-Sac rapport en verbonden aan de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Gent. ‘Intussen weten we dat het wel schaadt. Daar moeten we nu de landbouwers van proberen te overtuigen. Antibiotica worden bij ons nog te vaak gebruikt om tekortkomingen op de boerderij te maskeren. In plaats van minder dieren in een stal te stoppen of te investeren in vaccinatie en betere huisvesting, voeding en hygiëne, is het makkelijker om antibiotica toe te dienen.’
Niet alleen gebreken in de bedrijfsvoering doen landbouwers naar antibiotica grijpen. De voorbije jaren zijn zowel de groeisnelheid van vleeskuikens, de hoeveelheid melk die een koe geeft, als het aantal biggen per worp fors gestegen. ‘Neem een moderne melkkoe: die is zo geselecteerd op een hoge melkproductie dat ze zichzelf helemaal weggeeft’, zegt Gidi Smolders, verbonden aan Wageningen Livestock Research. ‘Of de ‘plofkip’: die groeit zichzelf letterlijk dood. Die dieren lopen zo op de toppen van hun tenen dat het ten koste gaat van hun weerstand. De biolandbouw, waar preventief gebruik verboden is, werkt met andere rassen. Die zijn wat minder productief, maar wel robuuster, en zorgen wat beter voor zichzelf.’
‘We botsen stilaan tegen de limieten van het huidige systeem aan’, vindt ook Dewulf. ‘En misschien hebben we die in sommige gevallen al overschreden. Maar antibiotica zijn niet de beste manier om daar iets aan te doen.’
Duurder vlees
Antibiotica zijn een makkelijke, maar vaak ook de goedkoopste oplossing. Daar komt de consument in beeld. ‘Die wil veilig vlees, van hoogstaande kwaliteit’, zegt Dewulf. ‘Maar het mag niets kosten.’ Vlees mag best wat duurder, vindt ook Smolders. ‘Mensen zouden moeten inzien dat ze beter wat minder vlees eten, maar dan wel goed spul.’
Antibiotica zijn niet alleen voor de boer financieel interessant. Dierenartsen moeten een deel van hun inkomen – soms meer dan de helft – halen uit de verkoop van de medicijnen die ze voorschrijven. Daardoor komen ze in een bijzondere situatie terecht. ‘Hoe beter je je best doet om dieren gezond te houden, hoe minder je verdient’, zegt dierenarts Jos Schillebeekx.
Tijdelijke prijskortingen die groothandelaars op antibiotica en andere geneesmiddelen aanbieden en lagere prijzen voor grote verpakkingen bevorderen het verantwoord gebruik evenmin. ‘Dierenartsen kunnen daardoor in de verleiding komen onnodig of te veel antibiotica voor te schrijven om voor de vervaldatum van hun met korting gekochte stock af te geraken’, zegt Lionel Laurier van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG). ‘Niet alle dierenartsen krijgen bovendien dezelfde kortingen. Dat stimuleert concurrentie tussen dierenartsen die niet is gebaseerd op hun deskundigheid, maar op de prijs van hun geneesmiddelen.’
Sommigen pleiten daarom voor vaste prijzen voor antibiotica en een systeem zoals in Denemarken. Daar leveren dierenartsen enkel een voorschrift af, waarmee de boer naar een apotheek moet. Een hoger ereloon compenseert het inkomstenverlies.
Met minder kan het ook
De Scandinavische landen tonen dat een veehouderij met veel minder antibiotica mogelijk is. In Noorwegen, Zweden en Denemarken bedroeg het antibioticagebruik in 2009 respectievelijk 14 en 19 mg/kg en 53 mg/kg. Maar die cijfers zeggen niet alles. ‘In Scandinavië worden meer antibiotica gebruikt waarvan je maar een kleine hoeveelheid nodig hebt en in Noorwegen en Zweden houden ze minder varkens en kippen en meer runderen, die sowieso minder antibiotica krijgen’, zegt Nico Bondt van het Landbouw Economisch Instituut aan Wageningen Universiteit. ‘Bedrijven zijn er kleiner, en afstanden tussen bedrijven groter, wat de kans op problemen verkleint. Maar Denemarken heeft net als België en Nederland een intensieve varkenssector en is daarom een beter voorbeeld.’
Feit is dat we van Scandinavië wat kunnen leren op het vlak van antibioticagebruik in de veeteelt, een probleem dat daar al veel langer op de publieke agenda staat: Zweden begon al met het bannen van antimicrobiële groeibevorderaars in 1986. Landbouwers investeren er meer in preventie en een strikt bioveiligheidsbeleid moet ziektes buiten de staldeur houden. Zo komen dieren van verschillende leeftijden of met een verschillende herkomst zo weinig mogelijk met elkaar in contact.
Dat preventie loont, blijkt ook uit voorbeelden dichter bij huis. Bij proefprojecten in Nederland waarbij bedrijven worden doorgelicht en begeleid, slaagden varkenshouders er door een betere bedrijfsvoering in het antibioticagebruik met meer dan de helft terug te dringen en soms zelfs volledig te stoppen. In België lopen op dit moment soortgelijke projecten, met positieve eerste resultaten.
Denemarken loopt ook voorop in het toezicht op antibioticagebruik. Nederland voerde begin 2011 een monitoringsysteem naar Deens model in: wat dierenartsen voorschrijven en veehouders gebruiken, wordt automatisch geregistreerd in een centrale database. De Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) houdt die in de gaten. Grootgebruikers en veelvoorschrijvers kunnen worden geïdentificeerd en – opnieuw onder toezicht van de SDa – verplicht maatregelen te nemen.
De SDa en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde stelden richtlijnen voor verantwoord antibioticagebruik op en preventie is sinds vorig jaar officieel niet langer een wettelijk toegelaten reden voor antibioticagebruik. De overheid wil dat tegen 2013 de helft minder antibiotica worden gebruikt ten opzichte van 2009.
België hinkt nog wat achterop en beschikt momenteel noch over een centraal registratiesysteem, noch over richtlijnen of concrete reductiedoelstellingen. Sinds begin 2012 is wel het Kenniscentrum AMCRA (AntiMicrobial Consumption & Resistance in Animals) actief. Dat zal in de eerste plaats een registratiesysteem op poten zetten en het antibioticagebruik in de verschillende sectoren in kaart brengen. Sensibiliseringscampagnes en richtlijnen voor verantwoord gebruik moeten nog dit jaar volgen. ‘Er is daarbij bewust gekozen om te streven naar een rationele reductie, zonder daar (voorlopig) een concreet cijfer op te plakken’, zegt Dewulf, tevens voorzitter van de raad van bestuur van het kenniscentrum. ‘Dit om te vermijden dat vooral wordt geprobeerd om alles op papier te doen kloppen, zonder dat dat overeenstemt met de realiteit op het terrein.’
Dit artikel verscheen eerder in Eos 4, 2012.