De Grote Schelpenteldag 2020 ontsnapte, net zoals vele andere evenementen, niet aan het coronavirus en werd afgelast. Toch gingen meer dan tachtig opgeleide vrijwilligers afgelopen zaterdag individueel op pad.
Het coronavirus zorgde ervoor dat verschillende evenementen in ons land niet konden plaatsvinden. Tot die evenementen behoorde ook De Grote Schelpenteldag 2020. Meer dan tachtig opgeleide vrijwilligers trokken er individueel toch op uit. Met resultaat: ze vonden zo’n 18.000 schelpen van 58 verschillende soorten, gespreid over de volledige kust van België. Net zoals bij de vorige twee edities in 2018 en 2019 werden de kokkel, de mossel, het nonnetje en de halfgeknotte strandschelp het meest aangetroffen.
Veranderingen
Toch blijft de gehele samenstelling van de fauna niet helemaal hetzelfde. De laatste drie jaar wordt er een geleidelijke afname vastgesteld van de stevige strandschelp, de witte boormossel, de witte dunschaal en de ruwe boormossel. De tapijtschelp, het muiltje, de afgeknotte gaper en de purperslak konden dan weer van een lichte toename genieten. Deze laatste soort, de purperslak, verdween in 1981 uit onze kuststreek ten gevolge van vervuiling met tributyltin, een product dat decennialang in scheepsaangroeiwerende verven werd verwerkt. Het product kreeg een internationaal verbod en in 2012 lieten de eerste purperslakken zich terug aan de Belgische kust zien. Het herstel lijkt zich dus nog steeds door te trekken.
Nieuwe bewoner
Er is ook een nieuwe soort die zijn entree lijkt te maken: de Amerikaanse strandschelp. De vrijwilligers vonden zo’n 64 exemplaren. Van een echte doorbraak kan er dus nog niet echt gesproken worden. Ook andere, al eerder gevonden, exoten voelen zich nog steeds thuis aan onze kust. De Amerikaanse zwaardschede, Amerikaanse boormossel, Japanse oester, Muiltje en Filipijnse tapijtschelp maakten veertien procent uit van alle gevonden schelpen.
Rechts en links
De vrijwilligers scoorden ook voor de eerste keer het aantal linker- en rechterschelphelften van de top vijf. Intuïtief zou je een verhouding van fiftyfifty verwachten, maar dat blijkt in de realiteit niet zo te zijn. Dat was vooral te zien bij de halfgeknotte strandschelp, daar werd de linkerkant veel meer gespot. Het lichte verschil in de vorm van beide schelhelften zorgt dus wel degelijk voor een ander aanspoelpatroon.