Auteur-journalist en Eos-medewerker Geert De Vriese maakte de in deze hete en droge weken vaak aangehaalde zomer van 1976 niet alleen zelf mee, hij schreef er later ook een boek over. Hoe keken klimaatwetenschappers er destijds tegenaan? En wat deden de overheden én de gewone Vlamingen toen?
De zomer van 1976 is eigenlijk geen zomer. Het is een langgerekt hitteseizoen dat al in het voorjaar begint. Televisieweerman Armand Pien vergeet er zelfs zijn legendarische grappen met bizar gevormde groenten bij: ‘Nog nooit is het in mei bij ons zo warm geweest als dit jaar, met temperaturen van meer dan 30 graden. Er zijn nog drogere periodes geweest sinds het begin van de waarnemingen, maar de toestand is toch al ernstig.’ Ach ja, wie ligt bij zo’n zalig weer wakker van een sombere weerman? Ervan genieten nu het nog kan, is de algemene teneur, want straks wordt het toch wel weer zo’n typisch Belgische zomer. Niet dus. ‘Op 29 juni 1976 haalde het kwik slechts 29,2 graden’, vat Piens opvolger Frank Deboosere het later samen. ‘Anders hadden we kunnen spreken over een aaneengesloten periode van 14 dagen met temperaturen van 30 graden of meer.’
Wat is er aan de hand met het weer? Helemaal niets, vindt de Leuvense klimatoloog Hugo Poppe in juli 1976. ‘Puur klimatologisch is het allemaal niet zo alarmerend. Wetenschappelijk bekeken behoren zo’n seizoenen met extreme weersomstandigheden tot de regels van het spel. Het klimaat is niet aan het veranderen omdat we nu toevallig drie behoorlijke zomers na elkaar hebben gehad, hé. Neem het van mij aan: de invloed van de mens op het klimaat is zeer miniem.’
Andere wetenschappers geven dan toch al andere signalen en waarschuwingen. De Sovjetrussische klimatoloog Michail Boedyko hamert er zelfs al twee jaar op: ‘De aarde is aan het opwarmen, als gevolg van het ongecontroleerd gebruik van fossiele brandstoffen.’ Boedyko predikt echter – zelden of nooit was die metafoor zo op zijn plaats – in de woestijn. Broeikaseffect, smeltende ijskappen? Voor de meeste mensen is het allemaal nog sciencefiction, net zoals een gat in de ozonlaag. De Nederlandse meteoroloog Paul Crutzen heeft daar nochtans in 1970 al op gewezen, en in 1995 zal hij er samen met Frank Sherwood Rowland en Mario J. Molina de Nobelprijs Scheikunde voor krijgen.
‘Onze-Lieve-Vrouw heeft ons gewaarschuwd’
Nu ja, wie kan het iemand kwalijk nemen dat de langere termijn geen prioriteit is, in de zomer van 1976? Zelden of nooit was het weer van de dag zelf in de eigen woonplaats zo dominant. Het dringt door tot in de kleinste vezel van het dagelijks leven. Neem bijvoorbeeld die grafdelver die in Zwijnaarde bij zijn eerste spadesteek al geveld wordt door een hitteslag. De familieleden en vrienden van de overledene moeten meer dan twee uur naast de doodskist wachten tot een opgetrommelde vrijwilliger een graf heeft gegraven. En een goede vijf kilometer verderop, in Gent, zijn de waterlopen open riolen geworden. Allerlei afval dat er via de rioleringen is in geloosd, begint te gisten in de hitte. Bij het slachthuis stromen bloed en ander slachtafval voor iedereen zichtbaar het water in, en het krioelt er van de meeuwen die er ingewanden uitpikken en ermee over de stad vliegen.
Het heeft bij momenten iets apocalyptisch. Ook omdat er al snel hogere machten worden aangeroepen. Begin juli al roept paus Paulus VI alle gelovigen na de mis op het Sint-Pietersplein op om te bidden voor regen, want: ‘God wacht misschien op onze getuigenis van onze trouw aan Hem om de vruchtbaarheid van de aarde en het laven van de dorstigen te herstellen.’ In ons land volgt bisschop Charles-Marie Himmer van Doornik zijn voorbeeld in een herderlijk schrijven. Bidden is de boodschap, maar niet alleen dat. Himmer roept ook op tot een nieuw beleid: ‘Een waterpolitiek: een strijd tegen de verspilling en de vervuiling van de natuurlijke reserves die de mens bedreigen met een werkelijk watertekort.’ Zowat de eerste kerkelijke groene boodschap in ons land, maar niet elke gelovige vindt dat dit de oplossing is. In de katholieke Vlaamse kranten houden lezers het bij boetedoening als enige redmiddel: ‘Al zo dikwijls heeft Onze-Lieve-Vrouw ons gewaarschuwd, en nu schijnt de maat vol te zijn: de zondag, dag des Heren, wordt niet meer geheiligd en de zedenwetten schaamteloos met voeten getreden. Er is maar één middel om er een einde aan te maken, en dat is inkeer en bekering.’
Niet iedereen laat zich meeslepen door religieuze en andere hysterie. Er zijn ook mensen die het probleem bekijken met het oog op een termijnoplossing. In Nederland bijvoorbeeld, dat af te rekenen krijgt met de langste hittegolf van de 20ste eeuw: zeventien dagen na elkaar met meer dan 25 graden, waarvan tien met 30 of meer. Er gaan stemmen op om voor regen te zorgen door zilverjodide in de wolken te spuiten. Het nationale weerinstituut KNMI wijst er echter fijntjes op dat je daarvoor dan wel wolken nodig hebt. ‘En er is er in heel Europa niet eentje te bespeuren.’
Nog in Nederland buigt de gemeenteraad van Aardenburg bij Sluis zich over het voorstel van plaatselijk ingenieur Piet van Donkelaar om het water van het zwembad te verwarmen met zonne-energie: ‘We maken een staalplaat met ingebakken verf in twintig panelen van in totaal duizend vierkante meter. Die richten we naar het zuiden, en met een circulatiepomp laten we het water erover vloeien.’ Ja maar, wil een sceptische wethouder weten, en als de zon niet schijnt? ‘Dan wordt er meestal ook niet gezwommen,’ stelt Van Donkelaar. Einde gesprek, over naar het volgende agendapunt.
Vliegende vissen in Geraardsbergen
Droogte in de landbouw, voertekort in de veeteelt, heide- en bosbranden, meer hartaanvallen en andere aandoeningen als gevolg van de hitte… De onmiddellijke gevolgen zijn duidelijk, maar in de loop van de weken blijkt dat natuur en milieu toch het grootste slachtoffer zijn. Op de Damse Vaart drijven duizenden dode vissen als gevolg van het incidentele zuurstoftekort maar ook van de structurele vervuiling, waar in 1976 vaak nog behoorlijk losjes over wordt gegaan. Het debiet van de Maas is inderdaad met de helft gedaald. Maar dat komt ook omdat onder meer staalfabriek Cockerill water wegpompt. ‘Ze pompen het na gebruik terug, dus dat is geen probleem,’ klinkt het doodgemoedereerd in Luik.
De Dender is helemaal een drama. ‘Geraardsbergen heeft er de jongste dagen een onrustwekkende attractie bij,’ meldt Het Laatste Nieuws. ‘Vliegende vissen. Aan de sluis wippen de arme dieren soms tot een meter hoog op uit de gistende blubber om naar zuurstof te snakken. Tevergeefs, even later liggen ze dood in de smurrie.’ Een gevolg van de zomer, ja, maar de beelden maken duidelijk dat er in een dieperliggend probleem is. Niet alleen als gevolg van riolen en industriële afvoerbuizen die in de Dender uitmonden. De dode vissen liggen namelijk tussen honden- en kattenkrengen, afgedankte toiletbrillen, gedumpte meubels en noem maar op. ‘Het is hier het hele jaar door een smeerboel,’ zucht de sluiswachter. ‘Wij kunnen de seizoenen hier zonder kalender volgen. In het najaar drijven de dikke bomen aan, na Nieuwjaar volgen de kerstbomen en zodra de vakantieperiodes aanbreken volgen de hondenkrengen. Veel van die dieren zijn in een zak gebonden.’
Het waterpeil van de Dender is met 12 tot 15 cm gezakt. Door de hitte, maar ook omdat boeren hier en daar stiekem gaten hebben gemaakt in dijken om hun vee aan drinken te helpen. Het is niet het enige voorbeeld van een crisissituatie die het meest egoïstische in de mens naar boven haalt. Ook in 1976 kondigen overheden allerlei sproei- en andere verboden af. Een van de neveneffecten is een soms stuitend gebrek aan solidariteit en onderlinge acceptatie. ‘Alle overtredingen die we al vaststelden, gebeurden nadat mensen elkaar verklikt hadden’, zegt een rijkswachtofficier. Verder worden bij sommige boeren ’s nachts balen stro van de velden gestolen, zo goed als zeker door andere landbouwers, en hier en daar verdwijnt zelfs een waterpomp. In Antwerpen worden dan weer woordspelletjes gespeeld. De gouverneur heeft beslist dat het niet toegelaten is tuinen te besproeien. Al snel blijkt dat privé-tennisvelden onbestraft nat worden gehouden. Reactie van het provinciebestuur: ‘Er is een verschil tussen besproeien – wat niet mag – en bevochtigen, wat niet verboden is.’ Minister van Economische Zaken Fernand Herman wordt er op een bepaald moment moedeloos van: ‘Belgen zijn en blijven meesters in het omzeilen van wetten.’
‘Poetst uw tanden met een bekertje’
Niet alle maatregelen getuigen overigens van inzicht en streven naar efficiëntie. Zo roept minister van Volksgezondheid Jos De Saeger de bevolking op om vuil badwater te gebruiken om de groenten in de moestuin te begieten. En een woordvoerder van een grote watermaatschappij komt niet veel verder dan: ‘Gebruik een bekertje als u uw tanden poetst.’ Toegegeven, de regering richt al heel snel een zogenoemd Ministerieel Droogtecomité op, maar om nu te zeggen dat de aanbevelingen daarvan soelaas zullen brengen… ‘Om een glas fris water te drinken: de kraan niet opendraaien tot er koud water uitvloeit, maar flessen met drinkwater in de ijskast zetten.’
Pas op 21 augustus komt de regering met overkoepelende wettelijke maatregelen. Een aanpassing van een besluitwet uit… 1945. De basis lag er dus al meer dan 30 jaar, en goed een week later is het bovendien allemaal niet meer nodig. Op 30 augustus is de roemruchte zomer van 1976 namelijk officieus voorbij. Met een dramatisch slotakkoord in het Europees land dat het zwaarst getroffen is. Die dag gieren de hemelsluizen eindelijk open in Groot-Brittannië, dat zijn droogste zomer kent in meer dan twee eeuwen. Helaas zo gigantisch dat het leidt tot aardverschuivingen en overstromingen. Tientallen woningen lopen onder, tonnen modder overspoelen treinverbindingen en verkeerswegen… Rampzalig, maar de lange hete zomer heeft er zo hard ingehakt dat de kranten er warempel bij gaan juichen: ‘Eindelijk, de echte Engelse zomer is terug!’
Meer lezen: 1976 – De zomer van ons leven, Geert De Vriese (Houtekiet, 2016)