Ambacht aan de macht

10 maart 2013 door BDS

Ambachtelijke producten zijn terug van weggeweest. De vakmannen en -vrouwen die er achter zitten, worden dit jaar in de schijnwerpers gezet tijdens De Nacht van de Geschiedenis van het Davidsfonds, op dinsdag 19 maart.

Ambachtelijke producten zijn terug van weggeweest. De vakmannen en -vrouwen die er achter zitten, worden dit jaar in de schijnwerpers gezet tijdens De Nacht van de Geschiedenis van het Davidsfonds, op dinsdag 19 maart. Vaak gaat het om familiebedrijven met een lange traditie. Op bezoek bij mosterdmaker Wostyn, orgelbouwer Casteels en fietsfabrikant Oosterlinck.
 

Vergeten familiebedrijf, hervonden trots

In hartje Torhout staat een mosterdwinkeltje. Vijf generaties geleden – in 1869 – begon Ivo-Jacob Wostyn er mosterd te maken. Zijn recept slaat aan en verschillende generaties mosterdmakers volgen. Maar in 1975 moet Ivo-Jacobs kleinzoon de winkel noodgedwongen verkopen.

‘Mijn ouders zijn vroeg gestorven en ik was minderjarig’, vertelt huidig eigenaar Piet Wostyn. ‘Ik kende de mosterdmakerij wel, maar wist niet dat die van mijn familie was geweest. Pas in 1995 kwam ik dat te weten.’ Piet besloot de winkel terug te kopen, zodat het bedrijf weer in familiehanden kwam. En met succes: niet alleen Jeroen Meus, ook de chefs van El Bulli en Noma zijn ondertussen fan. ‘De vraag is enorm, maar grote aanbiedingen slaan we af. Voor ons telt de kwaliteit. Meer produceren zou betekenen dat we het oorspronkelijke recept moeten aanpassen en dat willen we niet. We maken onze mosterd zowel voor de kleine man als voor de grote chef. Het maakt niet zoveel uit wie het eet. Als ze er maar van genieten.’

Het verhaal van de familie Wostyn is allesbehalve representatief. In 1945 waren er nog 163 erkende mosterdmakers in België, nu nog acht. Toch ziet Piet de toekomst rooskleurig in. ‘Mensen eten weer meer mosterd, omdat het weinig vet, suiker en zout bevat. Ze zijn ook op zoek naar authentieke streekproducten. Ons product is zuiver en ambachtelijk, je proeft duidelijk het verschil. Dat kan ook niet anders, want bij ons duurt het vijf dagen om mosterd te maken, bij grote producenten een halve dag.’

Het mosterdrecept van Wostyn zit al generaties in de familie en is best wel straf. Wostyn: ‘Je krijgt er tranen in de ogen van, maar geen branderig gevoel in de keel. Dat krijg je alleen als je additieven toevoegt, wat wij niet doen. Zolang het recept in de smaak valt, zien we geen reden om het aan te passen. Wat niet betekent dat we nooit experimenteren, maar dat is niet onze kernactiviteit’, verklaart Wostyn. Stiekem hoopt hij dat een van zijn kinderen het bedrijf overneemt. ‘Zachte dwang is mij niet vreemd op dat vlak’, knipoogt hij. ‘Mosterdmaker is echt een prachtig beroep. Het geeft veel voldoening als klanten van ver komen om je product te proeven. Ik heb vaste klanten uit Duitsland die elk jaar 12 potten komen vullen. Fantastisch, toch?’
 

Vintage modellen, Amerikaanse fans



 

Achiel Oosterlinck begon in 1946 met een kleine fietswinkel in Zwevezele. Hij herstelde en stelde eerst fietsen samen, later specialiseerde hij zich in frames. Toen zijn zonen mee in het bedrijf stapten, verhuisde het naar Egem. En toen de derde generatie actief werd, lanceerde het bedrijf een eigen fietslijn.

‘Toen ik begon, zaten we in slechte papieren. De productie van frames was goedkoper in Azië’, vertelt kleinzoon Peter Oosterlinck. Samen met zijn vader Jan en zijn broer Tom startte hij de fietslijn Achielle. ‘Daardoor kwamen we er weer bovenop. En nu is de cirkel rond: daarom kozen we ook voor de verwijzing naar grootvader Achiel.’ Peter leerde het vak met sleutel en bout en experimenteerde al met fietsen toen hij kind was. En dat loonde. Nog voor de retrohype begon, zetten de Oosterlincks in op oma- en opafietsen. Een schot in de roos. ‘We hebben fans die onze fietsen verzamelen of speciaal hierheen komen om met ons op de foto te staan’, glimlacht Oosterlinck. Ook internationaal gooit Achielle hoge ogen. Sarah Jessica Parker, de ster van de tv-serie Sex and the City, fietst met een Achielle. ‘Dat is mooie reclame, maar het is geen marketingstrategie. We hebben haar niet betaald om onze fiets te promoten, als je dat zou denken’, lacht hij.

Kwaliteit boven kwantiteit. Dat is nog steeds het motto van de ambachtelijke fietsenmakerij. ‘We maken alleen fietsen op bestelling en hebben dus een beperkte productie. Soms gebeurt het dat mensen niet willen wachten en lopen we klanten mis. Dat is jammer, maar toch blijven we bij onze strategie’, verklaart Oosterlinck. Aan waardering voor hun vakmanschap geen gebrek, zo blijkt. ‘De Achielle-fiets maken we volledig zelf, van buis tot afwerking. Mensen houden van dat authentieke verhaal’, zegt hij trots. Toch zijn ze niet ouderwets. ‘Retro betekent niet dat je niet mag innoveren. Onze fietsen zijn steeds een combinatie van de looks en de kwaliteiten van vroeger met de techniek en de innovaties van vandaag.’ Voor de toekomst vreest Oosterlinck niet. ‘Ik droom hardop dat een van mijn zonen het bedrijf overneemt. De oudste is drie jaar en heeft de smaak al te pakken. Mensen blijven fietsen, dus dat zit wel goed.’
 

Leeglopende kerken, waar muziek in zit


1875. Petrus Stevens neemt de orgelmakerij in Duffel over en bouwt zo voort op de fundamenten die al een halve eeuw eerder gelegd zijn. Sindsdien werden er al 250 orgels gemaakt, onder andere voor Expo 1958, Bozar in Brussel en de Sint-Gummaruskerk in Lier. In 1984 nam huidig eigenaar Romy Casteels orgelmakerij Stevens over. Nieuwe orgels bouwen is er intussen niet meer bij: het bedrijf leeft van herstellingen en onderhoud. ‘Het laatste orgel dat we bouwden, dateert van de jaren ‘80’, vertelt Casteels. ‘Het kostte 60 miljoen frank. Daar kwam veel kritiek op, want het was bestemd voor een kerk in een parochie met veel armoede.’

Casteels is al 40 jaar actief als orgelbouwer en organist, maar ziet de toekomst niet positief tegemoet. ‘Orgels onderhouden kost handenvol geld, dat kun je niet verantwoorden als de kerken leeglopen. Dus investeren overheden liever in goedkopere keyboards.’ Geen wonder dat ons land ondertussen nog maar vijftien orgelmakers telt. Er is te weinig werk en zelfs de vaste onderhoudscontracten verdwijnen. Van dure historische restauraties is Casteels echter geen voorstander. ‘Een orgel heeft een liturgische functie. Als er niet op gespeeld wordt, heeft het geen zin om het te restaureren.’ De orgelmaker voelt ook steeds minder waardering voor zijn vak. ‘Ik moet iets afweten van elektronica, hout- en metaalbewerking en orgelspel, maar toch kan ik minder vragen voor mijn werk dan een doorsnee timmerman. Er is veel veranderd in 25 jaar: vroeger stond de abt of pastoor mij op te wachten, nu mag ik al blij zijn als er een vrijwilliger de deur komt opendoen’, zucht hij. ‘Ik ben 68 jaar, voor mij is het een hobby. Wat niet wegneemt dat het een schitterende job is als je van klassieke muziek houdt. Het is rustgevend om in stille kerken te werken en het geeft veel voldoening om je vakmanschap te kunnen horen. Alleen ben je nooit, het instrument is altijd bij je.’
 

Nacht van de Geschiedenis
Op dinsdag 19 maart 2013 vindt de elfde Nacht van de Geschiedenis van Davidsfonds Evementen plaats, die volledig rond vakmanschap draait. Op zo’n 240 lokaties ontdekt u alles over glasblazers, imkers, chocolatiers, instrumentenbouwers, molenaars, windturbinemakers, graffitikunstenaars en vele andere vaklui. Ook de vaklui die in dit artikel aan bod kwamen, kunt u een bezoek brengen.

Ook dit jaar wordt tijdens De Nacht van de Geschiedenis de Davidsfonds Geschiedenisprijs uitgereikt. Die prijs gaat naar de persoon die zich in 2012 het meest verdienstelijk heeft gemaakt voor de popularisering van geschiedenis. Hij of zij krijgt daarvoor het symbolische bedrag van 2.013 euro.



De Nacht van de Geschiedenis wordt georganiseerd door Davidsfonds Evenementen. Alle info over de lokaties van dit jaar vindt u op www.davidsfonds.be/nacht, via www.facebook.com/davidsfondsevenementen of www.twitter.com/davidsfonds (#nacht2013).