Tussen 1968 tot 1976 kwam in Parijs een groep intellectuelen samen in een poging om wetenschap en politiek met elkaar in contact te brengen. Hun doel was het vinden van een wetenschappelijke grondslag voor politiek.
Het werk van de Franse filosoof Michel Serres is vreemd. Hij beweerde dat de hedendaagse vloeistofmechanica te vinden is in het tweeduizendjaar oude werk De rerum natura van de Romeinse dichter Lucretius en stelde dat het Amerikaans ruimtevaartprogramma te vatten viel door naar offerrituelen in het oude Carthago te kijken. In 1990 riep hij ook op om het maatschappelijk contract om te vormen tot ‘een contract met de natuur’, dat ook niet-mensen in de rechtsorde zou opnemen.
Toen Serres in 2019 stierf, kreeg zijn werk internationale aandacht, zelfs in België. Maar recent ontdekte ik dat hij ook deel uitmaakte van een groep Franse intellectuelen die ondertussen volledig vergeten zijn: de Groep van Tien (Groupe des Dix). Een groep Franse intellectuelen die er in de jaren 1970 van droomde om politieke problemen aan te pakken met de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Ook daar werd met wilde ideeën gespeeld.
Objectif 72
Tussen 1968 tot 1976 kwam in Parijs een groep intellectuelen samen in een poging om wetenschap en politiek met elkaar in contact te brengen. Initieel bestond de groep uit tien leden, maar door de jaren sloten nieuwe leden aan. Serres zou bijvoorbeeld pas in 1973 toetreden, samen met de biologe Odette Thibault en de politicus Michel Rocard.
De oorsprong van de Groep van Tien ligt in 1968, op een conferentie van Objectif 72, een socialistische beweging opgericht door de econoom Robert Buron. Buron was tijdens deze samenkomst onder de indruk van de bijdragen van de neurobioloog Henri Laborit en de filosoof Edgar Morin. Samen met de medicus Jacques Robin vormden ze de eerste vier leden van de groep.
Al snel werd het een groep van tien. Naast de vier stichters bestond de groep uit Gérard Rosenthal (advocaat), Jack Baillet (psychoanalyticus), Jacques Sauvan (medicus), Jean-François Boissel (informaticus), Françoise Coblence (filosoof), Bernard Weber (bioloog) en Alain Laurent (socioloog).
In 1969 sloten drie andere leden aan: de econoom René Passet en de politici David Rousset en Jacques Piette. De biotechnoloog en futuroloog Joël de Rosnay kwam er in 1971 bij, terwijl een jaar later ook Henri Atlan (biofysicus), Jacques Attali (econoom) en André Leroi-Gourhan (paleantropoloog) de groep versterkten. Serres behoorde tot de laatste lichting toetreders in 1973.
Cybernetica
Hun bijeenkomsten spiegelden zich aan de Macy Conferences in de Verenigde Staten. Vanaf 1946 vonden daar conferenties plaats waar wetenschappers zoals John von Neumann, Gregory Bateson, Warren McCulloch en Claude Shannon samenkwamen en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen bespraken. Hier lanceerde Norbert Wiener bijvoorbeeld de term ‘cybernetica’: een nieuwe wetenschap die op wiskundige wijze het gedrag van zowel levende organismes als machines zou weten te vatten.
Cybernetica bood een nieuwe taal aan om over de wereld te spreken: alles viel te beschrijven als zelfregulerende systemen met informatie-uitwisseling en zogenaamde feedback loops
Cybernetica sprak tot de verbeelding. Het was een wetenschap die beloofde alle wetenschappelijke domeinen te verenigen. Het bood een nieuwe taal aan om over de wereld te spreken: alles viel te beschrijven als zelfregulerende systemen met informatie-uitwisseling en zogenaamde feedback loops.
De dans waarmee een roofdier zijn prooi najoeg verschilt weinig van het feedbackmechanisme van een thermostaat die de temperatuur constant houdt of van de luchtafweerraketten die Wiener tijdens de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde. In alle gevallen heb je een feedback tussen het systeem en de nieuwe informatie uit de omgeving.
Zelforganisatie
De Groep van Tien was echter veel politieker geïnspireerd. De leden waren vooral ideologisch links, hoewel er ook anarcholiberalen bijzaten, zoals Alain Laurent en Jack Baillet. Hun doel was het vinden van een wetenschappelijke grondslag voor politiek.
Dat ging verder dan het aanleveren van relevante feiten voor politieke beslissingen. Maatschappelijke processen zoals verkiezingen of de economische conjunctuur moesten zelf herdacht worden in termen van complexiteit en zelforganisatie. Sommige van hun voorstellen gingen heel ver. Zo speelden Robin en Laborit met ideeën om bevolkingen te kalmeren of te sturen door grootschalig gebruik van drugs.
Jacques Robin en Henri Laborit speelden met ideeën om bevolkingen te kalmeren of te sturen door grootschalig gebruik van drugs
De groep was gefascineerd met de ‘zelforganisatie van complexe systemen’ in de natuur. Orde komt op allerlei manieren spontaan tot stand, gaande van het koffiedik dat naar de bodem zakt tot draaikolken die wederkerende patronen volgen. De groep droomde ervan deze modellen op de maatschappij toe te passen, zeker in het licht van mei 68, waar de studenten opriepen tot zelforganisatie aan de universiteit en in de politiek.
De ambitie was een manifest te schrijven. Dat project faalde, want al snel bleken de onderliggende verschillen tussen de leden te groot. Ze raakten het niet eens over hoe wetenschappelijke termen uit de biologie konden worden toegepast op de politiek. Ook de verhouding tussen democratie en technocratie bleef een twistpunt: is het aanvaardbaar om alles aan experts over te laten?
De plotse dood van Robert Buron in 1973 was een kantelpunt. De publicatie van hun Cahiers des 10 stopte en de hoop om een gemeenschappelijke basis te vinden verdween. De ambitie verschoof naar het reflecteren over grote vraagstukken in de wetenschap en de maatschappij zonder daar meteen politieke doelstellingen aan te koppelen. Vanaf dan draaiden bijeenkomsten vooral om het bespreken van de nieuwe boekmanuscripten van de leden, zoals Le macroscope van Joël de Rosnay of La parole et l’outil van Jacques Attali.
Hondenplas
Kunnen we het probleem van rijkdom vatten door te kijken naar hondenplas? Dat is een van de provocerende vragen uit Serres's essay Le Mal propre : polluer pour s'approprier? (2008). Eigendom is een kwestie van vervuiling: als ik in de slakom spuug, komt niemand er meer aan; als ik in het park mijn muziek heel luid zet, blijf ik alleen over.
Maar het was ook het onderwerp van een van de conferenties van de Groep van Tien. In 1972 probeerden ze het begrip van eigendom te herdenken. Het debat rond eigendomsrecht verviel te vaak tot de vraag of het noodzakelijk is of juist moet worden afgeschaft. De conferentie probeerde daarentegen het concept gradueel op te vatten: toe-eigening kent verschillende vormen. Sommige daarvan zijn nodig, terwijl andere juist een betere wereld in de weg staan.
Eigendom is een kwestie van vervuiling: als ik in de slakom spuug, komt niemand er meer aan; als ik mijn muziek heel luid zet in het park, blijf ik alleen over
Het thema van toe-eigening werd van alle mogelijke perspectieven bekeken, niet enkel door een nauwe economische bril. Het kon gaan over hoe biologische cellen stoffen opnemen, hoe dieren hun territoriale strijd uitvochten of over de geschiedenis van eigendom in het neolithisch tijdperk.
Leden als René Passet droomden ervan de economische wetenschap te herdenken: economie was een levenswetenschap, de bioeconomie. De aannames over hoe mensen zich economisch gedragen moesten een update krijgen, in het licht van de laatste inzichten van de wetenschap over hoe onze lichamen en ons brein zich gedragen. Hij zette ervoor de principes uiteen in L'Économique et le vivant (1979).
De Groep van Tien bediscusseerde de bioeconomie uitgebreid, maar de term werd al snel dubbelzinnig. Terwijl het voor Passet draaide om de grondslagen van de economische wetenschap, verwees de bioeconomie voor leden zoals Jöel de Rosnay eerder naar een economie die op biotechnologie steunde.
Club van Rome
Doorheen de jaren nodigen de groep veel vooraanstaande Franse wetenschappers uit, zoals Nobelprijswinnaars Jacques Monod en François Jacob. Die kwamen dan hun visie op een bijeenkomst uiteenzetten.
In 1972 vond er ook een ontmoeting plaats tussen de Groep van Tien en de Club van Rome, die datzelfde jaar ook hun bekende rapport Grenzen aan de Groei publiceerde. Hoewel beide groepen het over een heel aantal punten eens waren, vonden de Fransen dat de Club van Rome niet ver genoeg ging.
"De leden van de Club van Rome waren verbaasd over hoe belangrijk we het vonden om ons niet tevreden te stellen met een technocratische visie op de wereldproblemen." Jacques Robin
Jacques Robin rapporteerde daar later over hoe “de leden van de Club van Rome verbaasd waren over hoe belangrijk we het vonden om ons niet tevreden te stellen met een technocratische visie op de wereldproblemen. We interesseerden ons in problemen rond zingeving, democratie et vragen met betrekking tot levende wezens.” De Club van Rome, daarentegen, “spraken over politiek, maar het ging om een politiek dat het economisch systeem intact liet.”
Eurêka
Ondanks de grote ambities slaagde de Groep van Tien er niet in hun kennis in beleidsimpact om te zetten. Ze raakten het onderling niet eens over wat ze precies wilden bereiken en viel uiteindelijk uit elkaar. Maar zelfs al mochten ze het eens geraakt zijn, moesten ze nog een gewillig oor vinden. Buiten de groep leek er echter weinig interesse voor hun boodschap.
In een interview uit 2019 keek Morin er gedeprimeerd op terug: “Nee, we hadden geen enkele invloed. Af en toe hadden we met Robin de ambitie om voor de socialisten te gaan prediken, om hun wat over complexiteit uit te leggen, maar de partij was helemaal niet geïnteresseerd.”
"Af en toe hadden we de ambitie om voor de socialisten te gaan prediken, om hun wat over complexiteit uit te leggen, maar de partij was helemaal niet geïnteresseerd." Edgar Morin
De impact van de groep bleef beperkt tot een aantal invloedrijke publicaties van haar leden, gaande van Edgar Morins La méthode , Rosnays Le macroscope, Atlans Le cristal et la fumée tot Passets L’économie et le vivant. Maar dus ook op het werk van Michel Serres.
Enkel Michel Rocard en Jacques Attali hadden enige politieke invloed. Onder het presidentschap van François Mitterrand, werd Attali raadgever en stond in 1981 mee aan de wieg van Cesta (Centre d’études des systèmes et des technologies avancées). Cesta droeg op haar beurt bij aan het oprichten van Eurêka (European Research Coordinating Agency) in 1985. Michel Rocard werd in 1988 bovendien eerste minister, toen Mitterrand nogmaals verkozen werd.
Maar de oorspronkelijke droom van een politiek op basis van de nieuwe wetenschappelijke inzichten leek al snel vergeten te zijn. Eerder draaide het om de technologische concurrentie met de Verenigde Staten. Het ging om het uitbouwen van de nieuwe kenniseconomie en het stimuleren van innovaties in de biotechnologie. Het economisch model leek niet meer in vraag gesteld te worden.
Verder lezen
Brigitte Chamak (1997). Le Groupe Des Dix, ou les avatars des rapports entre science et politique. Parijs: Éditions du Rocher.