Een badpak heeft meer om het lijf dan je zou denken. Eigenlijk is het de barometer van een tijd, een tijdlijn van vrouwenbevrijding.
In 1907 werd Annette Kellerman door de politie gearresteerd voor onwelvoeglijk gedrag. De Australische zwemster droeg op het strand van Boston een… zwempak. Een donker badpak uit één stuk zoals mannen dat droegen, met pijpen tot iets boven de knieën.
‘Hoe kan een vrouw nu zwemmen met een hoop vodden aan? Vrouwelijke badpakken vormen een groter gevaar dan krampen om te verdrinken’, zo verdedigde Annette, de Australische ‘Zeemeermin’ zich in de rechtbank. Haar gewraakte zwemkledij had Annette zelf in elkaar gestoken. Als kind had ze polio gehad en sporten was haar medicijn. Al zwemmend kon ze zichzelf overwinnen. Maar dan wel in een comfortabele outfit. Haar hele leven lang zou de marathonzwemster, fitnessfanaat, filmster en ‘showgirl’ een pleitbezorgster blijven voor vrouwvriendelijke en comfortabele (sport)kledij.
Op het droge
De allereerste kledij waarmee mensen naar het strand trokken, was zowaar een exacte kopie van hun stadskledij. Ook begin 20ste eeuw trokken vrouwen en mannen nog helemaal opgedoft naar het strand. Aanvankelijk gingen ze zelfs niet het water in. Water was vuil, en het bevatte ziektekiemen die via de huid het lichaam zouden binnendringen, zo dacht men. Tot geneesheren in Engeland rond het einde van de 18de eeuw op het excentrieke idee kwamen dat baden wel eens weldadig zou kunnen zijn. In 1752 schreef dokter Richard Russell ‘Use of Seawater in the Diseases of the Glands’. Daarin poneerde hij dat het drinken van zeewater het beste medicijn was voor een aantal kwalen als geelzucht en jicht.
Zwemmen zou herontdekt zijn door de Britse kolonisten bij hun ‘landing’ in Polynesië in de 18de eeuw. In Europa beperkte het zeegenoegen zich op dat moment tot wandelen op de pier en de promenade. ‘Going to the waters’ was sinds de 18de eeuw een aristocratisch tijdverdrijf.
Ladies en gentlemen gingen naar kuuroorden om hun kwaaltjes te verzorgen, om hun overvolle maag wat rust te geven, om te spelen, te gokken en te roddelen. Soms werd het zelfs als fertiliteitstherapie voorgeschreven. Maar in Bath gingen ze niet in bad en in Spa dronken ze het water alleen maar. Spa, het Waalse bronnenstadje, gaf overigens zijn naam aan de chique wellnesscentra wereldwijd.
Stilaan werd de zee een substituut voor de kuuroorden. De eerste ‘sea resorts’ – Brighton, Margate, Blackpool – zien het licht rond 1730. Het worden de nieuwe vakantieoorden voor de ‘upperclass’, die er gaan relaxen en een ‘verjongingskuur’ ondergaan. Ook Cannes aan de Franse Riviera – waar de bikini werd gelanceerd – is overigens een Engelse uitvinding. In 1834 bouwde de Schotse Lord Henry Brougham er zijn Villa Eleonore maar ook de haven. Zo werd het vissersdorpje de ‘lieu de villégiature’, het favoriete vakantieoord van de Britse high society.
Er heerste dezelfde ambiance als in kuuroorden, compleet met leeszalen met tafels voor kaart- en kansspelen en andere verstrooiingen voor de bezoekers van dezelfde maatschappelijke klasse. Maar de opkomst van de spoorwegen en de toenemende stedelijke, industriële vervuiling lokte steeds meer mensen naar de kust: niet alleen schilders die zand tussen hun verf mengden, maar ook dames en heren die gezonde lucht kwamen snuiven.
Na de adel ontdekte de betere burgerij en later de middenklasse het weldadige geplens. De spoorlijn Brussel-Oostende – op aansturen van koning Leopold I al aangelegd in 1838 – speelde zeker een rol bij de democratisering van het kusttoerisme. De eerste koning van België had via zijn eerste vrouw, de Britse kroonprinses Charlotte, kennisgemaakt met het trendy Britse zeevertier. De spoorlijn van Londen naar de Britse badstad Brighton kwam er overigens pas in 1841. In Frankrijk werden Trouville en Dieppe ook pas later met de Franse hoofdstad verbonden.
Naar zee gaan betekende evenwel niet in zee gaan: het hoogtepunt van het vertier was een ‘afternoon promenade’: struinen langs het strand. Alleen kinderen en hun ‘nannies’ deden zoiets onwelvoeglijks als in het water dartelen. Nee, strandcultuur was zien en gezien worden. De formele omgangsvormen van de stad werden gewoon verlegd naar de kust. En dus ook de kledij.
Pudeur
Een van de eerste prenten van badpakken dateert van rond 1813 in Yorkshire, Groot-Brittannië. De vrouwelijke baadster lijkt half groggy uit een strandwagen in het zeewater af te dalen en hoewel het water amper aan haar heupen komt, wordt ze door twee bedienden – mét hoed – ondersteund. Het water lijkt haar de adem te benemen. Dat was in die tijd niet ongewoon: in 19de-eeuwse badkamers is vaak een ‘chaise longue’ voorzien zodat de vrouw des huizes na haar bad even kan uitpuffen. Strandcabines werden op hoge wielen in zee gerold en pas nadien daalden vrouwen en mannen het trapje af. Geholpen door dippers, letterlijk ‘onderdompelaars’, want mannen ‘baadden’, vrouwen ‘dompelden zich onder’.
Een van de bekendste vrouwelijke dippers was de potige Martha Gunn uit Brighton, die als taak had vrouwen – mannen werden evident door mannen geholpen – in zee te helpen, hen drijvend hield en hen beschermde tegen golven. Alles gebeurde volgens protocol: zich besprenkelen met een of twee emmers alvorens vlugvlug in de golven te springen, en er niet langer dan 5 minuten in blijven. Nadien was het onmiddellijk wandelen of bewegen om zich op te warmen.
De strandwagens die de strandtoeristen in zee rolden, zouden een uitvinding zijn van de vrome Quaker Benjamin Beale uit het strandplaatsje Margate. Maar de handschoenmaker bedacht rond 1750 enkel het grote zonnescherm achteraan dat de baders privacy bood. Want het bleef tenslotte de bedoeling om ‘eerbaar’ gezond bezig te zijn. In 1837 is het kleed- en schuilhok al naar Franse badplaatsen overgestoken. De rijdende kleedkamers blijven de hele 19de eeuw in zwang.
Ingepakt
Er waren zelfs aparte strandstroken voorbehouden voor dames en heren. Ordehandhavers patrouilleerden om de openbare zeden te handhaven. Pas in 1901 werd in Groot-Brittannië de segregatie van de stranden opgeheven. Veel eerbaarheid werd er echter niet geschonden want vrouwen waren in die hele 19de eeuw ingepakt als voor tea time. Tot 1850 was een volledig ‘stadstenue’ mode.
Nadien werden de lange kleren wat ‘losser’: voor vrouwen een colbertje met daaronder een bolle ‘bloomerbroek’, daarboven een wijde rok, en kousen waarover vaak nog rijglaarsjes werden dichtgeknoopt om toch maar geen centimeter bloot te laten zien. Soms naaiden vrouwen zelfs loodjes in hun zomen opdat de golven hun rokken niet zouden doen opwellen. Mannelijke badpakken leken op donker ondergoed, maar dan wel met lange pijpen en mouwen. Ze waren gemaakt van zwarte wol of flanel want in natte toestand mocht het textiel niet al te transparant zijn. Zo’n wollen badkleed woog – doorweekt – al gauw 10 kilo. Veel zwemmen kwam er dus niet aan te pas.
Voor vrouwen waren broeken ‘not done’. Pas na de Eerste Wereldoorlog – nadat vrouwen hun mannetje hadden gestaan in de oorlogsindustrie – werden ze meesmuilend toegelaten.
Hier en daar kon je deze ‘badkostuums’ huren. Zo hoefde er voor enkele dagen per jaar geen nieuwe outfit gekocht te worden en kon je elk jaar toch met de laatste mode mee zijn.
Opdat geen enkel zonnestraaltje de blanke huid zou tanen, was een hoofddeksel een must. Strooien hoeden pasten bij de luchtige zeesfeer. Ook bonnets waren in. De typische Uglies hadden grote zonnekleppen van zijde die vrouwengezichten bleek hield.
Veel bloot vel viel er dus niet te zien op het strand. ‘Erogene’ zones als enkel en kuit bleven verborgen onder een laagje textiel want een vrouw die te veel onthulde, was geen dame meer. In 1922 werden in Chicago zelfs nog dames gearresteerd omdat ze meer dan 25 cm bloot been hadden laten zien. Rond 1880 dook de ‘Prinses’-snit op: blouse en broek in één geheel, nog een wijde rok erover voor het goed fatsoen, en natuurlijk mochten ook kousen niet ontbreken.
Het kort daarop opkomende feminisme dat de weidse crinolines naar de mottenballen had verbannen, beïnvloedde ook de snit van kledij van badkostuums. Zo werden vrouwen minder verklede burchten, wat meteen ook voyeurisme in het leven riep: mannen loensten met telescopen naar het afzonderlijke vrouwelijke stranddeel. Met deze erotische hersenspinsels in het achterhoofd zagen ook de eerste anekdotische, humoristische postkaarten het daglicht. Prentjes met pin-ups in badkostuum werden eind 19de eeuw bijzonder populair in Frankrijk.
Sporten is gezond
Pas eind 19de eeuw raakt zwemmen ingeburgerd als sport en recreatie: mannen droegen daarvoor een ‘leotard’ – genoemd naar de Franse acrobaat Jules Léotard – een eendelig gym- of roeipak. Het bleef de regel dat enkel mannen zwommen; vrouwen namen alleen maar een korte plons in het water. Kort nadien werd zwemmen zowaar een ‘kunst’-uiting en een olympische bezigheid. Maar het was pas met de Olympische Spelen van 1936 dat mannen met een blote torso zwommen.
Het ‘erotisme’ explodeerde begin 20ste eeuw: dames toonden blote armen maar er werd nog uitvoerig gedebatteerd of een lange tuniek met lange mouwen over een broek toch niet de voorkeur wegdroeg. Na de oorlog kwam de bevrijding: weg korset, weg wit vel, weg conventies. Sommige toch. Gemakshalve koos Coco Chanel voor een jersey ‘pyjama de bains’ en een zongetinte huid. Pas vanaf het interbellum werd een getaande huid algemeen mode. Voordien was een gebronsde huid een symbool van een lagere afkomst: boeren op het veld kregen een kleurtje. Een rentenier hoefde immers niet te werken en zich bloot te stellen aan de zon.
In de jaren ‘20 droegen vrouwen mouwloze ‘tank suits’, een zwempak uit één stuk met broekje tot net boven de knie. Een outfit geschikt voor de trendy androgyne atletische figuur à la garçonne die ook paste bij het pagekopje en de ‘cloche’ hoed.
Voor de opvoering van ‘Le Train Bleu’ in 1925 van Les Ballets Russes ontwierp Gabrielle Chanel de danskostuums. Het waren gebreide badpakken die meer nog dan de choreografie van Nijinski schandaal verwekten. De legende doet de ronde dat de benaming ‘maillot’ zou komen van een Meneer Maillot van de Opera van Paris die deze ‘juste-au-corps’ bedacht zou hebben. Maar dat klopt niet. Een ‘maillot’ stamt van het woord ‘maille’, dat zoveel als maas, een kruising van draden, betekent.
Het eendelig badpak maakte furore en werd algauw deel van de Franse mode. Couturiers als Jacques Patou, Lucien Lelong, Jeanne Lanvin en Elsa Schiaparelli namen badmode in hun collectie op. Schiaparelli, beïnvloed door het surrealisme, ontwierp een bovenstuk met ingebouwde beha waarbij geen schouderbandjes meer nodig waren. En ook nog een tweedelig badpak met aangepaste kousen, want in die tussenoorlogse tijd droegen vrouwen nog altijd sokken. Ook in de wuftere ‘places to be’ als Deauville, Biaritz en Saint Tropez.
Hollywood
Badpakken werden zwempakken want sporten, golfen en tennissen hoorden bij de levensstijl van het schoon volk. Hollywooddiva’s droegen bij tot de glamour van het badpak dat het lichaam strak omspande. Het martelende korset als erotiserende prikkel werd vervangen door meer en meer blote huid en blote schouders. Gewaagde uitsnijdingen – liefst uit modestad Parijs – hadden zelfs een invloed op de sportkledij. Bij gewone badpakken kwamen wel nog linten, borduursels en de felle kleuren van de formele vrouwelijke kleding van past. Ook de art deco had een invloed, met figuren van gazelles, hinden en windhonden als decoratie.
Het is opmerkelijk hoe het badpak gezwind de trends van mode en kunstwereld overnam. In 1929 werd zelfs een houten badpak op de markt gebracht: een tweedelig kostuum dat het summum van onbruikbaar discomfort was. Bauhaus liet dan weer alle overtollige frullen varen en liet het lichaam ‘more’ zijn door ‘less’ te dragen. De vorm volgde – ook daar – de functie. Vier types van zwemuitrustingen waren in de jaren ‘30 in zwang: het maillot, de sheath (letterlijk ‘omhulsel’, een soort tube-badpak), het tweedelige pakje, en de ‘dress-maker’, in de jaren ‘30 bijzonder populair. Nek en schouderlijn waren ontleend aan straatmode.
De bedoeling van al die designbadpakken was de vrouwelijke figuur te valoriseren en de boezem zachtjes naar boven te duwen, zoals bij de ‘Jantzen’s ladies Uplifter’. Midden jaren ‘30 bestonden ‘gegoten’ badpakken met een ‘nude look’, of de ‘panel suit’ met een herinnering aan een rokje. Eind jaren ‘30 kwamen rubberen zwempakken in zwang die heel nauw het lichaam omsloten.
Sneller
Nieuwe materialen als de rekbare Lastex (in 1925 uit rubber gewonnen), kunstzijde en lycra plakten aan het lijf en lieten meer beweging toe. Sonia Delaunay breide tot laat in de jaren ‘30 nog kubistische badpakken, maar die dienden dan niet om in het water te dobberen, wel om zich kunstzinnig te vertonen. Wetenschappelijke en esthetische verzuchtingen gingen hand in hand om de tweede huid zo aangenaam mogelijk te maken en die evolutie gaat vandaag nog voort: ‘Fastskin’, ‘Powerskin’, ‘Aquablade’ zijn maar een paar namen van lichte, waterafstotende, weerstand reducerende combinés waarin sporters en actievelingen zich prangen. Of – opnieuw – twee badpakken over elkaar zoals de Zweedse meervoudige wereldrecordhoudster Therese Alshammar, die haar medaille moest afgeven omdat haar dubbele zwempak nu in competitiesport verboden is.
Experimenteren met materialen, maten en modellen waren in het interbellum al een maatschappelijke bezigheid. Het Australische bedrijf Speedo was in 1928 de eerste fabrikant die zocht naar ‘snellere’ zwempakken. In de competitiesport gebeurde waarschijnlijk de grootste vooruitgang inzake badpakken. Pakken die minder weerstand aan water bieden dan een geschoren naakte huid. Fastskin uit 2007 is het lichtste en snelste zwempak, gemaakt van materiaal met een laag absorptievermogen. Maar de kostprijs is ook enkel weggelegd voor professionele zwemmers…
Voorzichtig wat bloter
In de jaren ‘40 zagen korsetfabrikanten een gat in de markt. De traditionele korsetterie verloor terrein want vrouwen lieten hun natuurlijke rondingen zien. Maar die volumes konden wel wat steun gebruiken. Er dook nieuwe ‘shapeware’ op met meer aangespannen textiel of stretch ter hoogte van de maag en de buik, en ook baleinen ter ondersteuning van de boezem. Zo kon een badpak ook ‘strapless’, zonder schouderriempjes worden gedragen. ‘Taboo’ heette zo’n badpak.
De ‘maillot-gaine’, een broekje vaak met volants en daarboven een strook stof over de borsten geknoopt, verving Jacques Heim in 1932 door ‘Atome’, een tweedelig badpak. Het was echter toen nog een ongeschreven wet dat de navel bedekt bleef. Professionele modellen weigerden in zoiets onfatsoenlijks op de catwalk te lopen. Dus showde Micheline Bernardini – een naaktdanseres van het Casino de Paris – als eerste in mei 1946 in het Parijse openbare zwembad ‘Piscine Molitor’ een ‘bikini’.
De Bi-kini – genoemd naar het atoleiland waar een eerste atoomproef werd gehouden – sloeg in als een bom. Micheline kreeg zowat 50.000 fanbrieven, en de halve wereld – inclusief het Vatikaan – stond op zijn kop. Spanje, Portugal en Italië verboden het niemendalletje. Het dragen ervan werd als een ‘hersenloze daad’ bestempeld. Immoreel, zo’n ‘duo-ding’ met een volledig blote buik. In Amerika werd wat later zelfs een ‘bikini met een geweten’ uitgebracht: flappen textiel moesten het bloot naargelang de omstandigheden verdoezelen.
Polkadot bikini
Romeinse mozaïeken uit de 4de eeuw in Sicilië (Piazza Armerina) tonen duidelijk dat een bikini niets nieuws onder de zon is. Meisjesatleten droegen toen al een wikkel over hun borsten. Toch wordt het heruitgevonden tweedelige badpak pas in de jaren ‘60 algemeen gangbaar. Zedenprekers zien wel eens de link met de opkomst van de anticonceptiepil rond dezelfde tijd. Zedenverloedering alom: het was immers ook de tijd van de tweede emancipatiegolf van de Dolle Mina’s en het verbranden van beha’s voor nieuwe vrouweneisen.
BB maakte furore in haar Vichy-bikini, kronkelde zich een imago in ‘Et Dieu créa la Femme’ en stak zo de lont aan een grote afzetmarkt voor het nieuwe badpak. Ursula Andress rees onversaagd uit het water op als schaars geklede Bond girl. Haar ‘maatpak’ dat in het collectieve mannelijke geheugen gegrift staat, werd in 2001 bij Christie’s geveild voor de mooie som van 41.250 Britse pond. Vamps zorgden ervoor dat het tweedelig hebbedingetje glamour kreeg. Maar ook de hit ‘Itsy Bitsy Teeny Weeny Yellow Polka Dot Bikini’ van Brian Hyland in 1960 was een populair glijmiddel. Materialen als nylon en lycra moesten het nauw aansluitende, flexibele badpak ondersteunen.
Slinkend textiel
Nog bloter, dacht Rudi Gernreich. In 1964 bedacht de futuristische Oostenrijks-Amerikaanse ontwerper de term maar ook het model van de ‘monokini’: een nogal ouderwets uitziend badpak dat net onder de borsten was afgesneden en met 2 dunne riempjes over de schouders omhoog werd gehouden. De voormalige danser Gernreich was geboeid door beweging en met zijn ‘No Bra’-beha wou hij vrouwen meer bewegingsvrijheid geven. De monokini was voor hem, de homoactivist, een statement voor de emancipatie van de vrouw in de vorm van unisekskledij.
Het pak roept ook herinneringen op aan Bauhaus en aan de reformbeweging die praktische kleding en nudisme voorstond. Tijdens het interbellum fotografeerde Willy Kessels Belgische fans van naaktlopen. De eerste nudisten waren evenwel Britse welgestelden die het preutse Victoriaanse Engeland verruilden om aan de Côte d’Azur Adam en Eva te spelen.
Maar die hernieuwde, natuurlijke tendens stond dwars op de ‘New Look’ van Christian Dior die vrouwen tot wandelende zandlopers herkneedde. De naoorlogse gezelligheidsdrang verleidde fabrikanten tot ‘matching’: gelijkaardige badpakken voor moeder en dochter, ‘sweetheart’-badpakken met Hawaïaanse prints voor ‘hem en haar’. En de modesector speelde daar handig op in met bijhorende accessoires: strandjurken, bolerojasjes, strandballerina’s…. De jaren ‘50 vertolkten de naoorlogse welvaart met ronde curves, puntige beha’s, zelfs met een neo-Victoriaans zwemkostuum dat vrouwen opnieuw inpakte… ‘om hen zelfvertrouwen te geven’. De slanke taille werd bewerkstelligd door het ‘Merry Widow’-corselet. Nadien begon het lapje textiel alsmaar te slinken: de eerste microkini’s doken in de jaren ‘70 op. Speelde de oliecrisis daarin een rol? Om de naaktwetten op Venice Beach in Californië te omzeilen, maakten strandgangers zelf hun eigen zandkledij: kleine, weinig verhullende lapjes stof bijeengehouden door visserskoord.
De aangekondigde zomermode is wel opnieuw ‘gelaagd’: de ‘Trikini’ of ‘Tankini’ met een middenstuk tussen boven en onder, de burkini voor moslima, maar zeker een vintage retrolook met hoge taille voor zwembroekjes en bustiers à la ‘Mad Men’. Herhaalt de geschiedenis zich of is het feminisme weer bij af?