De laatste vlucht van Edgar Dickerson

In september 1942 stort een geallieerd vliegtuig van het welbekende type Spitfire neer nabij het Tillegembos in Sint-Michiels Brugge.

Dit verhaal begint op 7 september 1942, iets voor elf uur ’s morgens. 'We hoorden die vlieger aan een enorme snelheid en met een geweldig lawaai naar beneden komen!' llustratief haalt getuige Roger Deruwe een massief stuk verwrongen staal tevoorschijn. Het is een originele zuiger van een neergevallen spitfire. Het centimetersdikke massieve staal is verbogen en gedeukt, de impact van de crash moet inderdaad gigantisch geweest zijn… Roger Deruwe is samen met zijn neef Germain Devisch één van de weinige getuigen van een vergeten fragment Brugse geschiedenis.

Brugge in de vroege oorlogsjaren

Op 10 mei 1940 bereikt de Tweede Wereldoorlog België. Het oninneembaar geachte fort van Eben-Emael valt in enkele uren in Duitse handen en ondanks Franse en Britse hulp kan het Belgische leger de Duitse opmars niet stuiten. Door de verbeteringen in verschillende media komt de oorlog voor de Belgen niet als een donderslag bij heldere hemel, maar desondanks zijn de chaos en de ontreddering bij de burgerbevolking tijdens de eerste oorlogsdagen compleet. In Brugge is de situatie niet anders.

Op 28 mei, uitgerekend de dag van de officiële Belgische capitulatie, staan de Duitse troepen in de Breydelstad. De Bruggelingen leren meteen het fenomeen Blitzkrieg kennen: een imposante en gedisciplineerde troepenmacht, geruggensteund door de al even spectaculaire Luftwaffe met haar schrikwekkende Stuka’s, trekt de stad binnen (Schepens, 1985, 61).  Naast de louter militaire bezetting van de stad laten de Duitsers zich ook gelden in de administratie en de gemeentepolitiek. Al in 1941 wordt de katholieke burgemeester van Brugge Victor Van Hoestenberghe door de Duitsers afgezet en vervangen door de VNV’er Jozef Devroe (Rayts, 2000, 148).  Ook de vrijheden van de Brugse bevolking werden beknot. Het nieuwe bestuur voert een vervroegd sluitingsuur voor herbergen en een avondklok in. Samenscholen en luisteren naar de BBC zijn vanaf nu verboden.

Een B-17 bom- menwerper boven België (wikimedia.org)

Talloze Duitse soldaten worden verplicht ingekwartierd bij Brugse gezinnen. Ondanks deze repressieve maatregelen normaliseert de situatie zich snel (Rayts, 2000, 124-125).  De Duitsers stralen orde en discipline uit en van uitwassen van fysieke agressie tegen burgers, zoals in de Eerste Wereldoorlog, is geen sprake.

Terwijl de eerste oorlogsjaren relatief rustig verlopen, begint de bevolking na de strenge winter van 1941 meer en meer te morren (Schepens, 2000, 279).  Het aanslepen van de oorlog doet het systeem van rantsoenering spaak lopen. Er kan niet voldoende voedsel geïmporteerd worden, waardoor de prijzen stegen, terwijl de lonen worden bevroren. De Bruggelingen lijden honger en de zwarte markt tiert welig. De stedelingen vragen hulp aan de lokale boerenbevolking. Boerenzoon Roger Deruwe herinnert zich nog: “Wij hadden geen honger, wij waren zelfvoorzienend, en af en toe kwamen de mensen uit het centrum bij ons schooien achter wat eten.

We gaven ze dan wat wij over hadden.” Hongersnood, verplichte tewerkstellingen vanaf de lente van 1942 en  deportaties, zorgen ervoor dat de haat tegen de bezetter groeit. Patriottistische sentimenten spelen op en het verzet organiseert zich (Schepens, 2000, 276-277).  Wanneer de Spitfire van Dickerson crasht in Brugge, is de stad in de kering: de oorlog lijkt uitzichtloos en de bevolking lijdt steeds meer onder de repressieve bezetting.

De rol van de Spitfires tijdens de Tweede Wereldoorlog

Het is één van de meest tot de verbeelding sprekende vliegtuigen ooit: de Supermarine Spitfire, kortweg de Spitfire. Hét paradepaardje van de Royal Air Force tijdens de Tweede Wereldoorlog is een aerodynamisch hoogstandje en de vernieuwende, ellipsvormige vleugels maken de Spitfire aanzienlijk wendbaarder zijn voorgangers. Dit jachtvliegtuig is voorzien van een motor met een erg groot vermogen, gefabriceerd door het iconische Rolls Royce. Bovendien is de Spitfire uitgerust met een bolvormige zichtskoepel, die ten opzichte van zijn concurrenten een veel groter zichtsveld biedt. In het begin van WOII is de Spitfire, samen met de Hawker Hurricane, één van de meest gevreesde jachtvliegtuigen van de geallieerde luchtmacht (Liddell Hart, 1970, 321-325).

Tijdens de luchtslag om Engeland – The Battle of Britain - in 1940 geven ze hun Duitse tegenstanders, niet in het minst de tragere en minder wendbare Messerschmitts Bf 109, het nakijken. De Luftwaffe blijft niet bij de pakken zitten en introduceert de Fockewulf Fw 190. De toenmalige versie van de Spitfire (de Mark VB) moet het onderspit delven tegen de snellere en meer wendbare Duitse jagers. Voor een korte periode is de Luftwaffe heer en meester van het Europese luchtruim en een aanzienlijk aantal Spitfires gaat verloren. Vanzelfsprekend passen Britse ingenieurs de Spitfire aan. De vleugels worden ingekort om de vliegtuigen wendbaarder te maken (waardoor sneller ‘gerold’ wordt in de lucht) en vanaf 1942 voert de RAF een nieuw type in: de Mark IX.

Verslag van de brandweer op 7 september 1942.

De Mark IX is voorzien van een vernieuwende motor die de prestaties van de Spitfire op lagere hoogtes opmerkelijk verbetert. Ook de rol van de Spitfire verandert. Waar ze tot 1942 bijna exclusief instaan voor de verdediging van Engeland, begeleiden ze vanaf eind 1942 de massieve vloten bommenwerpers die de Britse Bomber Command uitzendt om strategische plekken in Noordwest-Europa te bombarderen. (Liddell Hart, 1970, 327-329) Een Spitfire in de lucht houden is geen sinecure. Het toestel verbruikt elke minuut ongeveer 4 liter brandstof: sommige piloten komen terug met slechts enkele liters in hun tank! Een correcte inschatting is essentieel. (Downing, 2013, 11)

De in Brugge neergestorte Spitfire opereert als begeleider van bommenwerpers. Op 7 september 1942 vertrekt de Spitfire Mark IX met andere jagers uit Groot-Brittannië. Hun missie: de begeleiding van een eskader van 29 B-17 bommenwerpers met als doelwit de haven van Rotterdam en Utrecht als secundair doelwit. Ter hoogte van de Belgische kustlijn vallen Fockewulfs 190 van de Duitse eenheid Jagdgeschwader 26 het eskadron aan. De bommenwerpers worden beschermd door twee Amerikaanse P38 lightnings en Spitfires van de Royal Air Force.

Zodra de radars in bezet gebied de aanval detecteren worden de vliegtuigen onderschept door Duitse jagers, onder meer langs de Noord-Franse en Belgische kust. Ten noorden van Duinkerke wordt om 11.09 een Spitfire mark V neergeschoten door een Duitse Focke Wulf. De Poolse piloot, kan tijdig springen en wordt veilig uit het kanaal opgevist. Even later, om 11u40, gaat ten noorden van een Brugge een tweede Spitfire (Mk.IX BR602, 64e squadron) verloren. Sergeant Edgar Dickerson verlaat zijn vliegtuig, maar zijn parachute gaat niet volledig open en de onfortuinlijke piloot komt omstreeks 10u40 neer ter hoogte van de Titecastraat, met dodelijke afloop. Zijn Spitifre crasht in Tillegembos.

De crash wordt opgemerkt door de wacht op het Belfort van Brugge.  In een rapport van de Brugse brandweer staat te lezen dat de Kreiskommandatur de brandweer het bevel geeft uit te rukken naar Sint-Michiels. De brandweer stelt vast dat de piloot gesprongen is, maar dat hij deze val niet heeft overleefd en dat het vliegtuig is neergestort in de bossen van het kasteel van Tilleghem. De motor drong hierbij diep in de grond, terwijl er overal brokstukken verspreid lagen.

Bombardementen en de oorlogsdreiging in Brugge

Terwijl de Duitse inval aanvankelijk gepaard gaat met intensieve bombardementen, blijft de dreiging uit de lucht in de daaropvolgende bezettingsjaren relatief beperkt. Hierop bestaan enkele dodelijke uitzonderingen, met het geallieerd bombardement op Mortsel in 1943, waarbij 926 mensen het leven laten, als absoluut dieptepunt. (Serrien, 2015, 107) De relatieve rust van de eerste oorlogsjaren wordt abrupt onderbroken door het geallieerde lenteoffensief van 1944. Ter voorbereiding van de landing in Normandië intensifiëren de geallieerden hun luchtaanvallen. Terwijl de Amerikanen overdag aanvallen uitvoeren, coördineert de RAF de nachtaanvallen. (Schepens, 2000, 145). Ook na de landing in Normandië worden de Belgische steden bestookt met geallieerde bommen.

Hoewel bedoelt als middel om de Duitse weerstand te breken, komen hierdoor heel wat burgers om. Na de bevrijding vermindert de dreiging vanuit de lucht niet, integendeel. Om het tij alsnog te keren ontwikkelen de Duitsers de befaamde V1 en V2 wapens (afkorting voor  Vergeltungswaffen), waarmee ze naast Engeland, ook België en Frankrijk bestoken. De angst voor deze bommen moet enorm geweest zijn. Onze grootouders vertellen bij het opdiepen van oorlogsverhalen herhaaldelijk dat ze het geluid van de sputterende stuwmotor van een V1 nooit zullen vergeten. “Als het geluid ophield, dan sloeg de angst toe en viel er een dodelijke stilte. Op dat moment viel de bom immers naar beneden en kon hij overal terechtkomen.” Als kind telden onze grootouders de seconden tussen het stoppen van de stuwmotor en de impact van de bom, net zoals kinderen vandaag de seconden tellen tussen het horen van de donder en het zien van de bliksem.

Naar schatting komen 18.000 Belgen of één vijfde van het totaal aantal Belgische slachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog, om door luchtbombardementen. Brugge blijft in tegenstelling tot steden zoals Antwerpen, Kortrijk en Oostende relatief gespaard van geallieerde en latere Duitse luchtaanvallen. (Stevens, 2017) Doelwitten in de regio zijn de cokes-fabriek in Zeebrugge, la Brugeoise in Sint-Michiels en in mindere mate de Brugse haven (Schepens, 2000, 144) De invloed van luchtaanvallen mag niet onderschat worden.

Naast de fysieke bedreiging, is vooral het psychologische aspect, de constante dreiging, enorm. De talloze luchtalarmen zorgen voor een ontregeling van het openbare leven. Bij elk alarm ligt het verkeer, het werk en het dagelijkse leven stil. Schoolgaande kinderen laten hun boekentas en lunchpakket liggen. Iedereen moet zo snel mogelijk de schuilkelder in. Steeds opnieuw heerst de onzekerheid: elk overvliegend vliegtuig vormt een gevaar. Germain Devisch beschrijft dit perfect wanneer hij vertelt: “Die zwermen vliegtuigen en die alarmen geraakten we min of meer gewend. Ook op school werd ons aangeleerd wat we moesten doen bij een luchtaanval. Vooral als we langs straat liepen en die vliegers hoorden komen waren we bang, we wisten waar de grachten waren en konden er niet rap genoeg in springen!”.