DNA afkomstig van een middeleeuwse begraafplaats onthult de oorsprong van de dodelijke pandemie.
Beeld: In het Tiensjan-gebergte, op de grens van Kirgizië en China, is de pestbacterie op de mens overgesprongen. Credit: Lyazzat Musralina
In 1338 of 1339 stierf "Bačaq, een trouwe vrouw" van in de veertig, die slechts 1,42 meter groot was. Ze werd begraven op het kerkhof van Kara-Djigach, ongeveer 11 kilometer buiten Bisjkek, de hoofdstad van wat nu Kirgizië is. Haar grafsteen was gegraveerd in het Syrisch, een Aramees dialect. Zij was een van de 114 mensen die daar in die twee jaar tijd werden begraven. De graven uit die twee jaar maken een kwart uit van alle graven op het kerkhof waar wel honderd jaar lang mensen begraven werden. Bačaqs grafsteen vermeldt geen doodsoorzaak, maar andere grafstenen uit 1338-1339 doen dat wel: mawtānā, of pestilentie. Dat kennen we vandaag de dag als de pest.
De tanden van Bačaq, en die van een andere vrouw op de begraafplaats, hebben nu genetisch bewijs opgeleverd van wat volgens onderzoekers de voorouderlijke stam is van de pestbacterie die in de veertiende eeuw de Zwarte Dood veroorzaakte. Het onderzoek, gepubliceerd in Nature, duidt de regio eveneens aan als de plek waar de beruchte plaag is ontstaan.
Eerder werden al verschillende regio’s in Azië aangeduid als mogelijke oorsprong van de tweede pestpandemie. De eerste was de zesde-eeuwse Plaag van Justinianus, die volgens historicus Procopius dagelijks 10.000 mensen doodde in Constantinopel en ook het Oost-Romeinse Rijk verzwakte. Maar zowat alle beschikbare genetische en historische data over de tweede pandemie komen uit Europa, zegt Maria Spyrou, paleontologe aan de Duitse Universiteit van Tübingen en co-auteur van de studie. "Het gaf ons een erg Eurocentrische kijk op wat er zich daadwerkelijk had afgespeeld", zegt ze. “De overblijfselen die onderzocht werden in de nieuwe studie zijn voorlopig het “enige archeologische bewijs dat gevonden is buiten West-Eurazië”.
De onderzoekers analyseerden de tanden van vijf vrouwen en twee mannen, opgegraven door archeoloog Nikolaj Pantusov aan het einde van de 19de eeuw op het kerkhof Kara-Djigach en in het dorp in Burana, ongeveer 50 kilometer verderop. Hun schedels werden bewaard in het Kunstkamera-museum in Sint-Petersburg.
De onderzoekers extraheerden het DNA van de pestbacterie uit het weefsel van twee tanden van de vrouwen en brachten het in kaart. Dat DNA bleek bij de twee vrouwen identiek. In de tanden van een andere vrouw, overleden rond haar vijftigste, werd er ook DNA van de pestbacterie teruggevonden, maar dat was te beschadigd om het genoom te reconstrueren. In de andere schedels vonden ze geen DNA van de pestbacterie terug
De voorouder van de pestbacterie
Vervolgens vergeleken de wetenschappers de teruggevonden pestbacteriestam met 203 moderne en 47 historische genomen van dezelfde soort. De stam die zij hadden teruggevonden bleek de voorouder van de pestbacteriestammen uit een zogeheten diversificatie-event rond die tijd, waarvan lang gedacht werd dat het het begin van de tweede pestpandemie vormde. Deze stammen werden aangetroffen in de overblijfselen van pestslachtoffers in Europa, en worden zelfs vandaag de dag nog overal ter wereld aangetroffen- meestal in een minder ziekmakende vorm.
Omdat de nieuw ontdekte stam lijkt op moderne stammen die zijn teruggevonden in dieren uit dezelfde regio, denken Spyrou en haar collega's dat de bacterie afkomstig is uit het nabijgelegen Tiensjan-gebergte op de grens van Kirgizië en China. De bacterie zou daar vanuit knaagdiergastheren, waarschijnlijk marmotten, naar de mens zijn overgesprongen.
"Volgens mij tonen de auteurs inderdaad overtuigend aan dat de bacteriestam die zij analyseerden een voorouder is van West-Europese bacteriestammen later tijdens de Zwarte Dood”, zegt Hendrik Poinar, een bioloog die oud DNA bestudeert aan de McMaster Universiteit in Canada. Poinar was niet betrokken bij de nieuwe studie, maar heeft een sequentie gemaakt van een genoom van de pestbacterie van een kerkhof met slachtoffers van de Zwarte Dood in Londen, in samenwerking met twee van de co-auteurs van deze studie. Maar hij merkt op dat pestbacteriestammen sowieso bijzonder klonaal zijn (nvdr. genetisch quasi identiek) , en dat de bacterie dus langzaam evolueert. 'Dus de vraag blijft: hoe breed was die stam geografisch verspreid in 1338 en daarvoor?', zegt Poinar. 'Als hij wijdverspreid was voor en tot 1338, is het misschien niet de enige basisstam van de tweede pandemie die circuleerde, en kan de ware oorsprong van de pandemie nog steeds verborgen zijn.'
Het onderzoeksteam heeft ook de genomen van de zeven mensen in kaart gebracht, en ontdekte dat ze erg gelijkaardig waren aan die van huidige mensen in Eurazië. Maar dat wil niet zeggen dat ze onderling hetzelfde waren. De verscheidenheid aan munten, zijde, met goud doorgeweven stoffen, parels, schelpen, edelstenen en metalen die in sommige graven werden teruggevonden, getuigen mee van de etnische en geografische diversiteit van de mensen, en soms ook van hun rijkdom. Ook de inscripties op hun grafstenen geven informatie over hun origine, zoals China, Mongolië en Armenië.
Zulke diversiteit is een duidelijk bewijs van de handelsbetrekkingen in de regio, die in die tijd in handen waren van de Mongolen. Balasagun, destijds de dichtstbijzijnde nederzetting bij de Burana-begraafplaats, was 'een centrum van economisch, politiek en cultureel leven in Centraal-Azië,' zegt co-auteur Philip Slavin, hoofddocent in milieugeschiedenis aan de Universiteit van Stirling in Schotland. Hij vertaalde de Syrische inscripties op de graven in het Engels en bestudeerde de context van de site op basis van de dagboeken van archeoloog Pantusov.
De ligging van de begraafplaats langs de zijderoute versterkt het idee dat intercontinentale handel een rol speelde bij de verspreiding van de pest. Dit roept echter ook de vraag op waarom de ziekte zich niet oostwaarts over Azië heeft verspreid.
Een volgende stap in het onderzoek is de reconstructie van de reis van 2900 kilometer die de bacterie aflegde vanuit Centraal-Azië naar Europa. De onderzoekers gaan daarvoor op zoek naar andere DNAgegevens uit archeologische en historische context. Oude collecties opnieuw bekijken, zoals het team in Kirgizië heeft gedaan, levert potentiële onderzoekspistes op. 'Ik vraag me af of er nog meer vergelijkbare collecties zijn die we in de toekomst kunnen bestuderen,' zegt Spyrou. 'Ik hoop het echt.'
Vertaling: Gwen Pauwels