We zijn voortdurend geneigd om om onze creativiteit te overschatten, stelt taalkundige Hendrik De Smet (KU Leuven). 'Onze echte creativiteit zit juist in ons vermogen te leren en wat we geleerd hebben te gebruiken.'
Ik heb op al eerder geprobeerd in naam van de mensheid verontschuldigingen aan te bieden aan de Neandertaler voor systematisch negatieve beeldvorming. Maar helaas zijn sommige van mijn eigen soortgenoten weinig geneigd akte te nemen hiervan, noch van dezelfde boodschap komende uit ernstiger bronnen. En dus volharden ze gewoon in de boosheid.
Het reuzenhertenbot
Met opmerkelijke regelmaat vinden archeologen nieuw bewijs van de gesofisticeerde materiële cultuur van Neandertalers. De opeenstapeling van dergelijk bewijsmateriaal kan alleen maar betekenen dat Neandertalers in hun cognitieve vermogens nauwelijks tot niet moesten onderdoen voor de moderne mens. Maar een nieuw gevonden Neandertalerartefact is nog niet afgestoft, of er staat al een hedendaags specimen van die moderne mens klaar om te beweren dat de Homo neanderthalensis, als hij het artefact al niet met Homo sapiens had geruild voor een handvol bessen, het vast wel van die laatste zal hebben afgekeken. Een prachtige nieuwe vondst van een 51.000 jaar oud decoratief ingesneden stuk bot, ontsnapt voorlopig aan die afbreuk. In de ruime omgeving van de vindplaats, de Neandertalersite van Einhornhöle, zijn er immers geen sporen van een contemporaine aanwezigheid van Homo sapiens. Maar het is natuurlijk niet uit te sluiten dat zo'n spoor vroeg of laat toch opduikt, en dan zijn we terug naar af.
Nu wil ik het hier niet hebben over de vraag of Neandertalers wel of niet afkeken van ons, slimme Homo sapiens. Dat is voer voor de experten. Ik wil eigenlijk ook niet betwisten dat wetenschappers elk detail en elke alternatieve verklaring tot in den treure zouden mogen in twijfel trekken. Dat blijft uiteindelijk hun taak. Wel wil ik het hebben over de vraag of de alternatieve verklaring in kwestie - laten we ze de afkijkhypothese noemen - in het grotere plaatje wel zoveel verschil uitmaakt. Waarover het hier au fond gaat is het verschil tussen afkijken en scheppen, ofwel de aard van creativiteit, en dat is iets waarover een taalkundige best kan meepraten.
Video: 3D-weergave van het 51.000 jaar oude bot, gedecoreerd door Neanderthalers.
Maar eerst nog even terug naar dat stuk bot. Het bot in kwestie is afkomstig van Megaloceros giganteus. Wie de klassieke talen enigszins machtig is zal het niet ontgaan zijn dat we hier met het bot van een groot dier te maken hebben. In het Nederlands heet Megaloceros giganteus het reuzenhert, lid van de megafauna die tot een paar tienduizend jaar geleden nog door Europa zwierf. Wikipedia leert ons dat zo'n hert een schofthoogte had van 2 meter. Alleen al het gewei van het reuzenhert kon 40 kg wegen, en werd makkelijk 3 meter breed. Behalve een indrukwekkende verschijning was een reuzenhert ook nog eens zeldzaam in de periode en streek waar het gedecoreerde bot vandaan komt. Het heeft er dus veel van weg dat Neandertalers dat stuk bot niet zomaar hadden uitgekozen, maar dat het voor hen betekenisvol was, net zoals het dat wellicht voor ons zou zijn. Verder valt hier te vermelden dat het patroon dat in het bot werd gekerfd complex is, dus planning vereist en ook nog 's verschillende technieken. En het wordt nog interessanter. De onderzoekers die de vondst rapporteerden hebben uitgezocht wat je moet doen om een reuzenhertenbot in te kerven net zoals Neandertalers dat hebben gedaan. Het blijkt geen sinecure. De opvallendste bevinding is wel dat het bot waarschijnlijk vooraf moest worden gekookt. Stel nu uzelf even in de plaats van een Neandertaler, zonder fornuis en kookpot, en probeer u in te beelden hoe u een bot van een reuzenhert zou gaan koken.
Precies. Als u geen specialist ter zake bent neem ik aan dat u, net als ik, niet meteen weet hoe dat probleem op te lossen.
De heilige schepping
Om de ene of andere reden - ik vermoed, ironisch genoeg, gebrek aan verbeelding - zijn we als mensen geneigd voortdurend onze eigen creativiteit te overschatten. Die overschatting gaat gepaard met verheerlijking en glorificatie. Onze Westerse cultuur blinkt daar bij uitstek in uit. De ultieme scheppende daad is die van het opperwezen, Schepper van hemel en aarde. Ons eigen scheppende vermogen beschouwen we graag als een stukje god in onszelf, of op z'n minst als een goddelijke stem die alleen wij kunnen horen. Dat scheppend vermogen is wat ons moet onderscheiden van dieren, in het bijzonder van onze naaste verwanten de apen . Kwalijk genoeg, hetzelfde onderscheid breiden we graag ook uit naar andere bevolkingsgroepen, zeker wanneer we ons enigszins bedreigd voelen: 'Chinezen, ze kunnen hard werken, maar veel originaliteit zit er niet in,' en zo voort en zo verder. Die fixatie op creativiteit ligt, samen met nog een paar andere Westerse obsessies (of waarden, zo u wil), aan de grond van onze neoliberale groeiideologie: als je niet iets nieuws aan het maken bent, dan ben je niet goed bezig. Trouwens, ook aan mijn eigen discipline is de glorificatie van creativiteit niet vreemd. De essentie van taal, dat is het vermogen om met een beperkt aantal regels eindeloos nieuwe zinnen voort te brengen, aldus niemand minder dan Noam Chomsky.
Zonder Archimedes geen Descartes, zonder Descartes geen Newton, zonder Newton geen Einstein
Nu ga ik niet beweren dat mensen niet vindingrijk zijn, of dat we onze creativiteit niet mogen koesteren als iets bijzonders, maar laat mij al dat borstgeklop toch een beetje dempen. Ten eerste, wat wij als creativiteit beschouwen berust steevast op afkijken, nabootsing, namaak en herhaling. Onze creatiefste geesten geven dat niet zelden zelf toe. Zoals de schrijver George Saunders onlangs schreef over het lezen van andere auteurs: "I sometimes joke (and yet not) that we're reading to see what we can steal." Net zo met de creativiteit die Neandertalers ten toon spreidden in het inkerven van een reuzehertenbot. Die creativiteit bouwt, zelfs in het Stenen Tijdperk, op een rijke laag aan cumulatief overgeleverde kennis (zoals: hoe kook ik een bot?). Eigenlijk beseffen we dat wel: zonder Archimedes geen Descartes, zonder Descartes geen Newton, zonder Newton geen Einstein. En waar denk je dat schaakgrootmeesters zich mee bezig houden? Eindeloos de partijen van anderen naspelen. Om creatief te zijn moet je eerst heel veel leren. Dat komt doordat creativiteit vooral, misschien wel uitsluitend, een hercombineren is van wat al bestaat, aangepast aan veranderlijke omstandigheden. Taal is net zo goed niet veel anders dan een eindeloos gepuzzel met bestaande stukjes van woorden, zinnen, wendingen, dialogen, zelfs verhalen. En daarbij zijn het de conventionele eigenschappen van de puzzelstukken, veeleer dan het genie van de puzzelaar, die in grote mate de mogelijkheden bepalen, zoals de 21e eeuwse taalkunde steeds duidelijker maakt.
Maar, ten tweede, wat wij als afkijken beschouwen is steevast ook een beetje een creatieve daad. Ook dat is goed zichtbaar in taal. Geen enkele neus is dezelfde, maar als ik u vraag uw neus aan te duiden, dan weet u wat te doen. Dat komt omdat u een vertaalslag kan maken tussen enerzijds uw eerdere ervaringen met het woord neus, de omstandigheden waarin u dat woord ontmoette, het feit dat daarin steevast neuzen betrokken waren, en anderzijds de omstandigheden van het moment, waarin het vlezige uitstulpsel midden in uw eigen gezicht het best beantwoordt aan de lading die het woord neus dekt. Zonder een kleine vonk creativiteit krijgt een mens die vertaalslag niet voor elkaar. Leren zelf - en wat is nabootsen anders? - is een creatief proces. Als een mens, of eender welk ander organisme, leert uit ervaring, dan toont hij of zij zich in staat het heden te interpreteren in functie van die ervaring, over de onvermijdelijke verschillen heen. Zelfs een spiekende student heeft (meestal) de verdienste te hebben ingezien dat z'n buur een gelijkaardig examen aan het afleggen is.
De eerbare dief
Daarmee zijn scheppen en afkijken nog niet hetzelfde, maar ze zijn wel met elkaar verbonden. Je zou zelfs kunnen stellen dat het doel van onze creativiteit er net in bestaat beter te kunnen afkijken, nabootsen, herhalen en leren. Onze creativiteit schraagt ons leervermogen en onze verworven kennis voedt weer onze creativiteit. Het is misleidend creativiteit te vereenzelvigen met de extreemste uitwassen ervan: de briljante ingevingen waarop de meesten van ons meestal vruchteloos zitten te wachten. Onze echte creativiteit zit in ons vermogen te leren en wat we geleerd hebben te gebruiken. De afkijkhypothese maakt volgens mij dus geen wezenlijk verschil. Wat doet het ertoe of een Neandertaler het bottenkerven afkeek van een moderne mens? Die moderne mens had het ook maar afgekeken van een ander. Van een dief mag je altijd stelen, het is een eerbare diefstal.
Nog één iets: botten koken in de Steentijd, dat doe je in een zak van huid gevuld met water, opgehangen boven een vuur.