Deze Turkse site is veel ouder dan Stonehenge: ‘Toen de landbouw opkwam, bleven de mensen halsstarrig jagen en verzamelen’

In het zuidoosten van Turkije liggen enkele archeologische sites van absoluut topniveau. Göbekli Tepe en Karahan Tepe werden bijna 12.000 jaar geleden gebouwd en bewoond door een mysterieus volk van sedentaire jager-verzamelaars. Voor de ‘nieuwlichterij’ van de landbouw, die in hun tijd opkwam, haalden ze hun neus op.

Beeld: De oudste sporen van de site Göbekli Tepe in het heuvelachtige noorden van Mesopotamië gaan terug tot 9.600 jaar v.Chr.

We staan bijna tot onze knieën in het hoge gras. De wind gaat er ruisend door, en hij maakt de voorjaarshitte – het is april maar het kwik staat al ruim boven de dertig graden – nog draaglijk. Straks, in de zomer, als het hier tot ver in de veertig graden heet kan worden, zal het gras grotendeels verdord zijn. Maar niet alleen daarom zijn we blij dat we hier in de lente zijn. De groene heuvels, uitlopers van het meer westelijk gelegen Taurusgebergte, geven een indruk van hoe deze streek er 12.000 jaar geleden uitzag.

Het was het prille begin van het holoceen, het tijdperk dat volgde op de laatste ijstijd en waarin we ons officieel nog steeds bevinden. Doordat het toen een stuk natter was dan vandaag, was het open steppegrasland dat hier lag bijzonder vruchtbaar. De streek maakte dan ook deel uit van de befaamde Vruchtbare Sikkel, waar de landbouw ontstond. De overgang van het jagen op wild en het verzamelen van wilde planten naar het telen van gewassen en het houden van vee wordt vaak gezien als de start van het neolithicum, de ‘nieuwe steentijd’. De neolithische revolutie zou de mens ook sedentair hebben gemaakt, gebonden aan zijn akkers die dagelijks bewerkt moesten worden. De vroege boeren settelden zich, en zo kon zich in de loop van eeuwen en millennia iets ontwikkelen wat we nu beschaving noemen. Zo stond het vroeger in onze schoolboeken, en zo staat het er ook vandaag nog in. Maar terwijl de wind hier ongestoord verder door het gras ruist, krijgt dat vertrouwde beeld van de prehistorie een serieuze deuk.

De heuvel waarop we staan heet Göbekli Tepe, wat in het Turks zoveel betekent als ‘bierbuikheuvel’. Wij zijn hiernaartoe gereden vanuit het vlakbij gelegen Şanlıurfa, de belangrijkste stad in dit deel van zuidoost-Turkije, niet ver van de grens met Syrië. En we zijn duidelijk niet de enigen hier op deze warme en zonnige aprilse zondag. Boven op de heuvel is het een drukte van jewelste. Honderden dagjesmensen en toeristen vormen een lange rij die naar de heuveltop kronkelt, waar zich de archeologische site van Göbekli Tepe bevindt. Een wandelpad gemaakt van houten balken leidt naar de hoofdattractie: een quasi cirkelvormige kuil van tientallen meters breed en ettelijke meters diep waarin een stenen ruïne ligt. De kuil lijkt uit verschillende compartimenten te bestaan, gevormd door ronde én rechthoekige muren, of wat ervan overschiet. In de laagst gelegen, centrale compartimenten ligt een heel effen stenen vloer. Het blijkt kalksteen te zijn, het grondgesteente waaruit deze heuvels grotendeels bestaan. Maar de meeste aandacht trekken de rechtopstaande stenen, sommige wel meer dan vijf meter hoog, die vaak een T-vorm hebben. Op veel van de stenen zijn duidelijk afbeeldingen te zien: reliëfs van wilde dieren zoals gieren, kraanvogels, slangen, gazelles, luipaarden en vossen. Maar ook van mensen, al zijn die eerder abstract afgebeeld: enkel de armen zijn duidelijk herkenbaar, terwijl de T-delen de hoofden voorstellen. Daarnaast dragen sommige stenen (je kunt ze stèles noemen) ook geometrische figuren, zigzagpatronen bijvoorbeeld die mogelijk golvend en stromend water voorstellen.

Finale koudeprik

Wat zien we hier? En waar zijn we eigenlijk? Geografisch bevinden we ons in het heuvelachtige noorden van Mesopotamië, de oude regio in en langs de rivierbekkens van de Eufraat en de Tigris die vaak in een adem wordt genoemd met het ontstaan van de landbouw. Maar waar situeert Göbekli Tepe zich in de tijd? In het tiende en negende millennium vóór Christus is het onthutsende antwoord. De oudste sporen van de site gaan terug tot 9.600 jaar v.Chr. – sporen van onder meer houtskool, dat gedateerd kan worden met de koolstof-14-methode. Die timing valt zowat samen met het einde van het Jonge Dryas, de finale koudeprik van de laatste ijstijd. De site zou bovendien 1.500 jaar lang onafgebroken gebruikt (bewoond?) geweest zijn, tot in het begin van het achtste millennium v.Chr.

Göbekli Tepe is bijna zevenduizend jaar ouder dan Stonehenge. Hier leefden jager-verzamelaars, de bouwers van Stonehenge waren boeren

De zeer vroege timing, in het prille begin van het holoceen, wordt des te meer bijzonder als we ons afvragen wat Göbekli Tepe juist was. Was het een religieuze plek, een heiligdom, zoals de Duitse archeoloog Klaus Schmidt, die in de jaren 1990 startte met de opgravingen, dacht? Een tempel gebouwd en gebruikt door jager-verzamelaars om er hun animistische rituelen op te voeren? Het zou van de plek veruit het oudste bekende heiligdom ter wereld maken. En het zou de veronderstelde loop van de geschiedenis omdraaien: georganiseerde religie zou niet noodzakelijk pas met de opkomst van de landbouw, van nederzettingen en van een vorm van maatschappelijke structuur zijn ontstaan. Dat Göbekli Tepe het werk was van jager-verzamelaars en niet van boeren, daarover bestaat trouwens eigenlijk geen discussie. Niet alleen zijn er enkel afbeeldingen van wilde dieren aangetroffen, er zijn ook geen organische resten van gedomesticeerde planten of dieren opgegraven. ‘Als de mensen van Göbekli Tepe boeren waren, dan hadden we daar sporen van moeten vinden’, zegt Lee Clare, de Britse archeoloog die de in 2014 plots overleden Schmidt opvolgde als hoofd van het opgravingsteam van het Duits Archeologisch Instituut, dat samen met het Şanlıurfa Museum het onderzoek in Göbekli Tepe coördineert.

Dat het jager-verzamelaars waren, blijkt nog uit andere vaststellingen. Clare wijst in de verte, naar de uitgestrekte vlakte die de heuvels in deze streek verbindt. Daar zijn resten van muren, grachten en putten gevonden die zogeheten ‘vliegers’ vormden, prehistorische dierenvallen die zich honderden meters tot wel kilometers konden uitstrekken. In de ruitvorm van de constructies werden kuddes wilde dieren opgejaagd in de richting van een insluiting, waar ze letterlijk in de val liepen en konden worden afgemaakt. ‘Deze dieren waren bijvoorbeeld gazelles’, zegt Clare. ‘We denken dat de mensen hier vooral gazellevlees aten.’ Bij de gazellejacht gingen de jagers trouwens te voet, want het paard was nog niet getemd. Wel kregen ze mogelijk hulp van honden, die al wel waren gedomesticeerd. Maar de mensen aten ook al graan, wellicht in de vorm van een pap. Op de heuvels en de vlakte groeiden ook wilde tarwe, gerst en eenkoren. Het is zelfs mogelijk dat er op Göbekli Tepe al een primitieve vorm van bier werd gemaakt. Clare en zijn collega-archeologen hebben op een ander deel van de site dat nog niet toegankelijk is voor toeristen (maar wel occasioneel voor journalisten) immers sporen van gefermenteerd graan aangetroffen – al kan het ook om spontane gisting gaan.

Vleesrijk menu

Door zijn metershoge en tonnen zware stenen die vaak in een cirkelvorm staan opgesteld, doet Göbekli Tepe wat denken aan megalithische bouwwerken zoals Stonehenge. En ook het vleesrijke menu dat er kennelijk werd geserveerd (misschien wel met bier?) rijmt met de recente interpretatie van Stonehenge als een prehistorische eventlocatie waar mensen van heinde en ver naartoe kwamen om zich eens goed uit te leven. Maar Göbekli Tepe is bijna zevenduizend jaar ouder, en waar het hier om jager-verzamelaars ging, waren de bouwers (en gebruikers) van Stonehenge boeren. En er is nog een belangrijk verschil.

Terwijl Stonehenge wellicht niet werd bewoond, lijkt dat bij Göbekli Tepe wel het geval te zijn geweest – deze jager-verzamelaars waren dus bizar genoeg sedentair, op z’n minst gedeeltelijk. De archeologen maken dat op uit hun onderzoek naar de kleinere compartimenten gelegen rondom de grotere, meer centraal gelegen delen (waar zich de meeste rechtopstaande stenen bevinden). Clare: ‘We denken dat deze kleine delen woningen waren, terwijl de grote compartimenten gemeenschappelijke ruimtes waren.’ De Britse archeoloog spreekt, in tegenstelling tot zijn voorganger, liever niet van tempels en heiligdommen. Hij beperkt zich tot het neutrale ‘speciale gebouwen’ als hij het over de gemeenschappelijke ruimtes heeft. Naar wat daar gebeurde, is het in feite gissen. Maar de afbeeldingen van dieren en mensen nodigen uit tot gegronde speculatie. De bewoners van Göbekli Tepe kunnen er hun levenswijze overdacht en gevierd hebben, waarbij wilde dieren en de jacht erop centraal stonden. Zo hadden ze het van hun voorouders geleerd, wier nagedachtenis ze koesteren en wier resten (hun beenderen) ze graag dicht bij zich hielden. Onder de ‘vloer’ van de woninkjes zijn verschillende skeletresten gevonden. Het sluit aan bij begrafenispraktijken die ook in latere prehistorische sites in Anatolië zijn geïdentificeerd: voorouders werden vaak begraven onder de vloer van woon- en leefruimtes. Helaas kon er geen uitleesbaar DNA uit de resten worden gehaald, en zo blijft het voorlopig een mysterie wie de bewoners van Göbekli Tepe juist waren. Clare noemt hen ‘late jager-verzamelaars’. Want hoewel de neolithische revolutie in de Vruchtbare Sikkel was begonnen, kunnen ze strikt genomen niet tot het neolithicum worden gerekend. Al is het maar hoe je het bekijkt, want ze lijken al sedentair te zijn geweest en eigenhandig een nederzetting te hebben gebouwd.

Hoeveel mensen hebben hier gewoond en geleefd? Ook dat is gissen, al denkt Clare dat het er op het hoogtepunt wel ettelijke honderden moeten zijn geweest. Bovendien werd de site voortdurend aangepast en uitgebreid. De archeologen zien dat onder meer aan de overgang van ronde naar rechthoekige muren, gezien vanaf de centrale, gemeenschappelijke ruimtes naar buiten. Ronde structuren zijn typisch voor het zogenoemde prekeramisch neolithicum A, een periode die in de regio van de Levant werd gekenmerkt door voornamelijk akkerbouw (maar niet in Göbekli Tepe). En zoals de naam zegt, werd er nog geen aardewerk vervaardigd. Dat is ook hier te zien: we ontwaren een grote pot die blijkt uitgehouwen uit kalksteen. Tijdens het erop volgende prekeramisch neolithicum B deed de rechte hoek in structuren zijn intrede, en de boeren in de Levant gingen ook meer aan veeteelt doen (maar opnieuw: niet in Göbekli Tepe). Kenmerkend voor beide periodes zijn harde en heel vlakke vloeren, vaak van steen, in nederzettingen. Die zien we zoals gezegd ook hier. Sterker, de samenstelling uit kalksteen van de heuvels kan een belangrijke reden zijn geweest voor de mensen om zich hier te vestigen. Het zachte kalksteen kon relatief makkelijk worden weggehakt, waardoor een terrein met een mooie geëffende, bijna gepolijste vloer kon worden gecreëerd. Het weggenomen gesteente kwam vervolgens van pas voor de bouw van de nederzetting. De grote stenen hoefden dus niet van ver te worden aangesleept – nog een verschil met Stonehenge.

Uitzicht op de resten die zijn opgegraven in Karahan Tepe.
‘Als de mensen van Göbekli Tepe boeren waren, dan hadden we daar sporen van moeten vinden’

De aanwezigheid van een natuurlijke vloer bood nog voordelen, bijvoorbeeld om water op te slaan. In het niet-toeristische deel van Göbekli Tepe is zowaar een waterreservoir (een cisterne) opgegraven. En in de buurt ervan lijken in de vloer kanaaltjes uitgehakt om regenwater aan of af te voeren. De cisterne werd mogelijk afgeschermd door een soort van stenen gewelf. Als het wordt bevestigd, zou dit het oudste bekende gewelf ter wereld zijn. Ook andere bouwelementen in Göbekli Tepe komen in aanmerking voor het label ‘oudste ter wereld’. Vlakbij de cisterne worden twee compartimenten verbonden met een stenen trapje van een drietal treden hoog. Het doet bij ons meermaals de vraag opkomen: staan we hier in een van de oudste nederzettingen ter wereld?

Dat is wellicht wat kort door de bocht. Verspreid over de Levant liggen ettelijke archeologische sites waar al in het tiende millennium v.Chr. permanent bewoonde nederzettingen verschenen. Neem bijvoorbeeld de site van oud-Jericho, gelegen op de Westelijke Jordaanoever in Israël. De Bijbelse stad wordt daardoor beschouwd als de oudste onafgebroken bewoonde nederzetting in de wereld. De eerste bewoners waren wellicht Natufiërs, naar de gelijknamige cultuur in de Levant aan de vooravond van de introductie van de landbouw aldaar. De Natufiërs zouden al bier hebben gebrouwen, op basis van wilde tarwe en gerst. En ze domesticeerden honden, nog iets wat ze gemeen lijken te hebben gehad met de mensen van Göbekli Tepe. Maar dat de laatsten nazaten waren van de Natufiërs blijft voorlopig speculatie, vooral door het gebrek aan analyseerbaar DNA.

Stenen heuvels

Misschien komt het antwoord op de vraag wie de bewoners van Göbekli Tepe waren, wel van elders. Want de site is niet uniek. De streek telt nog andere Tepes (heuvels), en op de meeste zijn de archeologische opgravingen nog maar recent aangevat. Het gaat in totaal om een tiental sites, verspreid over een gebied van (van west naar oost) tweehonderd kilometer breed. De sites samen worden Taş Tepeler genoemd, de ‘stenen heuvels’. Zoals bij Göbekli Tepe gaat het om heuvels van kalksteen waar mensen dankbaar van dat ruim voorradige materiaal hebben gebruikgemaakt.

Opnieuw bevinden we ons op een heuvel, en weer staan we bijna tot onze knieën in het hoge gras. Maar deze keer zijn we nagenoeg alleen. Karahan Tepe ligt zo’n dertig kilometer oostelijk van Göbekli Tepe en wordt beschouwd als de zustersite ervan. De opgravingen zijn hier pas in 2019 begonnen, en daardoor wordt de site nog niet echt toeristisch geëxploiteerd (al is er al wel een klein bezoekerscentrum). Toch is er al een aanzienlijk deel blootgelegd. We herkennen de T-vormige stèles met reliëfs van wilde dieren. En ook hier worden centrale compartimenten omgeven door kleinere afgebakende ruimtes, waarbij opnieuw van binnen naar buiten ronde muren worden gevolgd door rechthoekige. Het wijst erop dat ook Karahan Tepe werd gebruikt en bewoond in zowel de periode van het prekeramisch neolithicum A en het prekeramisch neolithicum B. De site zou wel enkele eeuwen jonger zijn dan Göbekli Tepe, de oudste sporen dateren van het einde van het tiende millennium v.Chr. Volgens Necmi Karul, archeoloog aan de Universiteit van Istanbul en hoofd van het opgravingsteam hier, kenden de mensen van Göbekli Tepe en Karahan Tepe elkaar. Ook hij wijst in de verte, naar het westen. ‘Ginds ligt Göbekli Tepe, je kunt de heuvel bijna zien liggen. Op heldere dagen konden de mensen elkaars rookpluimen zien. Wellicht stonden ze ook in nauw contact met elkaar.’

Ook in Karahan Tepe zijn afbeeldingen van mensen gevonden, en bovendien niet alleen in de vorm van reliëfs op de stèles. In het najaar van 2023, aan het einde van het opgravingsseizoen, stootten Karul en zijn team op een heel bijzondere, zelfs bizarre vondst. Ze groeven een meer dan twee meter hoog beeld op van een man die zijn stijve penis met beide handen vasthoudt. De ruimte waarin het beeld werd gevonden zou gebruikt kunnen zijn om initiaties te houden voor jonge mannen – ze gingen er als jongen binnen en kwamen er als man weer buiten. De ruimte wordt deze zomer verder onderzocht, en Karul denkt alvast dat er nog beelden zullen worden opgegraven.

De Turkse archeoloog noemt Karahan Tepe een ‘levend gebouwencomplex’. ‘Het werd continu vernieuwd. Nieuwe muren werden tegen oude geplaatst, en langs oude compartimenten werden nieuwe gebouwd.’ Vermoedelijk heeft het complex een vergelijkbare leeftijd als Göbekli Tepe bereikt, met een bewoning van ruim duizend jaar. En beide nederzettingen kenden ook een gelijkaardig einde: ze raakten bedolven onder zand en ander bodemmateriaal. Volgens Lee Clare was dat een gevolg van natuurlijke processen zoals erosie en aardverschuivingen, misschien nadat de laatste bewoners al waren vertrokken. Karul is het daar niet mee eens. Hij is ervan overtuigd dat de bewoners hun nederzetting zelf ter aarde hebben besteld.

Als Karul gelijk heeft, dan waren de Tepes voor hun bewoners op een gegeven moment, ergens in het begin van het achtste millennium v.Chr., een afgesloten hoofdstuk geworden. Mogelijk waren ze toch gezwicht voor de nieuwe levensstijl van het neolithicum en hadden ze de boerenstiel intussen ook omarmd – een vorm van nieuwlichterij waartegen ze zich als trotse jager-verzamelaars nochtans zo lang hadden verzet. En de boerenstiel rijmde nu eenmaal niet met een nederzetting hoog op een heuvel.

Lee Clare noemt de Tepes het hoogtepunt van de wereld en samenleving van de jager-verzamelaars. ‘Deze mensen waren bijzonder trots op hun leefwijze, daar zijn de vele afbeeldingen van wilde dieren een bewijs van. En toen de landbouw opkwam, bleven ze er halsstarrig aan vasthouden. In hun manier van leven waren ze dus heel conservatief.’

Maar de vooruitgang hou je niet tegen, dat was ook al zo in het begin van het holoceen. Mogelijk kwamen de laatste bewoners van de Tepes door een veranderd klimaat of door een teruglopend wildbestand in de problemen, en zat er niets anders op dan van hun heuvels af te dalen en ook de hand aan de ploeg te slaan. Maar tijdens het labeur op het veld zullen ze zeker nostalgisch naar boven hebben gekeken, naar de uit kalksteen gehouwen plekken waar hun voorouders generaties lang als jager-verzamelaars hadden geleefd. Naar een wereld die voorgoed was verdwenen.

Praktisch: Göbekli Tepe en Karahan Tepe liggen bij Şanlıurfa, een stad in zuidoost-Turkije die te bereiken is met het vliegtuig vanuit Istanbul. Meer info: tastepeler.goturkiye.com, goturkiye.com