Geen 10 maar 1 procent koekoekskinderen in Vlaanderen
04 april 2016 door Eos-redactieEos Pipet-laureaat Maarten Larmuseau ontdekte dat elke generatie zo’n 1 à 2 procent onechte kinderen telt.
Er bestaat veel speculatie, maar nog niet veel wetenschappelijke kennis over de 'koekoeksgraad' bij de mens: het percentage koekoekskinderen of onechte kinderen per generatie die een andere biologische vader hebben dan verondersteld. Eos Pipet-laureaat Maarten Larmuseau vergeleek studies uit verschillende landen en ontdekte dat elke generatie zo’n 1 à 2 procent onechte kinderen telt, en dus niet 10 procent zoals wordt aangenomen.
In 2013 namen Leuvense genetici, biologen en sociologen dit onder de loep aan de hand van het DNA en de stambomen van een duizendtal Vlaamse mannen. 'We verzamelden het DNA van mannen die een voorouder in de mannelijke lijn tussen 1600 en 1850 in Vlaanderen konden traceren', vertelt evolutionair geneticus Maarten Larmuseau. 'Uit dat DNA haalden we het profiel van het Y-chromosoom, een stukje DNA dat van vader op zoon wordt doorgegeven – net als de familienaam. Als twee mannen volgens hun stamboom een voorouder in de vaderlijke lijn delen, dan zie je dat bevestigd in hun Y-profiel. Anders klopt de juridische stamboom niet met de biologische.'
In dat laatste geval keken de onderzoekers de stamboom van de betrokken persoon zorgvuldig na op fouten. 'Als die juist blijkt, is er dus sprake van een onecht kind. In Vlaanderen bleek dat nogal mee te vallen: slechts 1 procent per generatie is een koekoekskind en dat cijfer is al 400 jaar stabiel'
Het lage percentage onechte kinderen lokte heel wat reacties uit, vervolgt Larmuseau. 'Men verwijst dan naar cijfers van andere diersoorten, zoals koolmeesjes, waar het percentage onechte nakomelingen 10 procent is. Er zijn ook gegevens van labo’s waar bij vaderschapstests de percentages rond de 5 à 10 procent schommelen. Dat zijn geen representatieve cijfers voor de hele bevolking, maar zo is de mythe van de 10 procent koekoekskinderen ontstaan. Dat Vlaanderen slechts 1 procent haalde, was volgens sommigen te wijten aan de katholieke achtergrond van onze regio. Of men opperde dat de cijfers hoger moesten liggen, omdat er vroeger nog geen voorbehoedsmiddelen bestonden. Maar bewijzen voor die beweringen waren er niet.'
De Leuvense onderzoekers besloten daarom het Vlaamse onderzoek verder uit te breiden en onderzoeken naar vaderschap wereldwijd naast elkaar te leggen: 'Uit studies in Vlaanderen, Italië, Spanje, Mali en Zuid-Afrika komt steeds naar voren dat de koekoeksgraad tussen 1 à 2 procent ligt en dat gedurende de laatste honderden jaren. De mythe van 10 procent onechte kinderen per generatie klopt dus niet: het cijfer is overal laag en contraceptiva hebben niet voor een breuklijn gezorgd. Vanuit evolutionair-biologische standpunt is dat te verklaren omdat bij mensen de band tussen ouders heel sterk is: een kind grootbrengen vergt immers grote investeringen, in de ruime zin van het woord. En bovendien is ontrouw op sociaal-cultureel vlak niet vrijblijvend: er is het risico op echtscheiding of sociale uitsluiting bijvoorbeeld. Let wel, ons onderzoek gaat niet over het percentage ontrouw binnen een relatie, wel over het percentage buitenechtelijke kinderen.'