Water in afzettingen op de bodem van een Mexicaans meer geeft aan hoe droog het werd.
De grote droogte die tussen 800 en 1000 vermoedelijk de roemrijke Maya-beschaving deed verdampen spreekt tot de verbeelding in deze tijden van klimaatverandering. Het antwoord op de vraag hoe droog het in die periode precies werd hoopten wetenschappers te vinden in de sedimentlagen op de bodem van het Chichancanab-meer op het Mexicaanse Yucatán-schiereiland.
Eerder werden onder meer al de schelpen onderzocht van ongewervelde diertjes die in deze periode op de bodem belandden. Naarmate er meer water verdampt, gaan vooral lichtere zuurstofatomen weer de lucht in, en blijven er relatief veel zwaardere over, die vervolgens ook door schelpdieren worden opgeslagen. Maar aangezien die diertjes in perioden van grote droogte mogelijk minder goed groeien, leek deze methode toch niet helemaal waterdicht om vast te stellen hoe erg het was.
Veelbelovender bleek een gipslaagje dat in perioden van grote droogte op de bodem wordt afgezet. Het water van het meer is vandaag nog steeds verzadigd met gips. Als het peil van het meer sterk daalt, kan een deel van dat gips niet langer in oplossing blijven en komt het dus op de bodem terecht. De verhouding van de verschillende zuurstofatomen in het water dat in dat gipslaagje gevangen zat, werd met behulp van een computermodel van het meer vertaald in droogte.
Het was in deze periode gemiddeld bijna de helft droger dan in voorgaande eeuwen, schatten de wetenschappers. Dat had naar alle waarschijnlijkheid een vernietigende impact op de teelt van vooral maïs, een gewas dat voor de Maya’s van levensbelang was. De onderzoekers hopen dat deze nieuwe klimaatdata nu ook kunnen bijdragen aan een beter computermodel van de Maya-maïsteelt.