Veertien houten beschilderde reliekschrijnen hebben de Beeldenstorm overleefd. Het PaReS-project (Painted Relic Shrines in Situ) van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium wil de onbekende pareltjes in de kerken inventariseren en grondig bestuderen.
In tijden waarin kennis van de geneeskunde nog niet ver stond, zocht haast elke middeleeuwer – vaak met een laatste sprankeltje hoop en soms met een traan in de ogen – zijn toevlucht bij heiligen. Aan hun graf of rijkelijk versierde reliekschrijn smeekten ze om hulp. Achter dit schrijn bevonden zich relieken, zoals delen van het skelet en bezittingen van de heilige. De Beeldenstorm in de Lage Landen maakte hier een abrupt einde aan: in de tweede helft van 1566 vernielden protestanten op grote schaal heiligenbeelden en andere objecten van katholieke kerken en kathedralen. Het mag een wonder heten dat veertien houten beschilderde reliekschrijnen de razernij hebben overleefd. De meeste hiervan bevinden zich in kerken in het Limburgse Haspengouw, zoals die van ’s Herenelderen. Elk stuk is een pareltje van vakmanschap.
In samenwerking met Universiteit Antwerpen en Université Libre de Bruxelles probeert een onderzoeksteam nu te begrijpen hoe de eeuwenoude schrijnen opgebouwd zijn, uit welke materialen ze zijn gemaakt en welke technieken er door de kunstenaar zijn toegepast. De methode van de infraroodreflectografie is het eerst aan de beurt (zie foto). Deze techniek laat toe dat je onder de verflagen van de beschilderde kisten kan kijken en kan ontdekken hoe de artiest aan de slag ging om zijn schets op het schrijn vorm te geven. De technieken zullen ook de status van de objecten tonen, waardoor ze optimaal bewaard en beschermd kunnen worden.
Van elk reliekschrijn wordt een 3D-opname gemaakt, zodat je in de toekomst vanuit je zetel deze bijzondere meesterwerkjes vanuit alle hoeken kan ontdekken. Nog later zullen de verborgen schatten in de kerken toegankelijk gemaakt worden voor het publiek.
Bron: Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium