Hoe belandde een Afrikaanse parasiet in een middeleeuwse Brugse beerput?

Kooplieden brachten ook onbewust zaken van heinde en ver mee naar laatmiddeleeuws Vlaanderen. In een vijf eeuwen oude beerput zijn eitjes gevonden van een parasitaire worm die normaal enkel in en rond de tropen voorkomt.

In de 15de en zeker in de 16de eeuw waren de hoogtijdagen van Brugge als handels- en economisch centrum van Vlaanderen al even voorbij. Maar buitenlandse kooplui vonden nog steeds vlot hun weg naar de stad, die sinds de middeleeuwen een knooppunt was tussen het handelsnetwerk van de Hanzesteden in de Noordzee en de Oostzee, en dat van de Middellandse Zee en bij uitbreiding de zeewegen naar Afrika, Amerika en Azië. Groepen van koopmannen uit Zuid-Europa (Portugezen, Spanjaarden maar ook Genuezen en Venetianen) hadden vaak ook een eigen verblijfs- en ontmoetingsplaats in de stad, zoals het ‘Spaans huis’. Dat koopmanshuis bestaat niet meer – op de plek bevindt zich vandaag het Sint-Franciscus Xaveriusziekenhuis. Al vond er in 1996 wel een archeologisch onderzoek plaats. Daarbij werd onder meer een beerput blootgelegd, behorende bij de toiletfaciliteiten van het vroegere huis.

Bijna dertig jaar later hebben Canadese en Vlaamse onderzoekers (van de McMaster Universiteit en de UGent) de inhoud van de beerput die bij de opgravingen werd verzameld, nader onderzocht. Daarbij vonden ze heel wat organisch materiaal terug, zowel plantaardig als dierlijk. Kersenpitten bijvoorbeeld, en zelfs een schapenbot. Maar ook: heel veel (dode) eitjes van parasitaire wormen zoals zweep- en spoelwormen. Dat was geen verrassing, gezien de bijna onbestaande hygiëne in de laatmiddeleeuwse steden. Maar er werden ook eitjes van een parasiet gevonden die de onderzoekers helemaal niet hadden verwacht: de (sub-)tropische darmparasiet Schistosoma mansoni. Die kan bij mensen schistosomiasis veroorzaken, een worminfectie die verschillende ingewanden kan aantasten. De ziekte komt vandaag vooral in Sub-Sahara-Afrika en Zuid-Amerika voor. Ze geldt er als de tweede dodelijkste parasitaire ziekte na malaria.

Eitje van de parasitaire worm S. mansoni. (Credit: Marissa Ledger, McMaster University)

S. mansoni verspreidt zich via zoetwaterslakken die voornamelijk in rivieren en meren in de tropen leven. De slakken zijn de natuurlijke gastheer voor de wormpjes, maar de parasieten kunnen ook met andere dieren meeliften. En zo kunnen ze dus zelfs naar andere continenten reizen. Dat toont de vondst in de Brugse beerput aan. De vorsers verdenken in de eerste plaats een Spaanse koopman. Via de kersenpitten en het schapenbot werd de ouderdom van de beerput vastgesteld: hij zou van eind 15de eeuw tot midden 16de eeuw in gebruik zijn geweest. Tijdens die periode behoorde het koopmanshuis eerst toe aan een Spaanse wolhandelaar. Nadat hij het had verkocht aan de stad, schonk de laatste het aan de Spaanse koopliedengemeenschap – het werd het Spaans huis.

Maar de parasiet zou ook meegebracht geweest kunnen zijn door een Afrikaan die naar Brugge was gereisd en in het Spaans huis had verbleven. Het kan een slaafgemaakte geweest zijn (het was de tijd dat de Atlantische slavenhandel opkwam) maar ook een afgevaardigde van een Afrikaans handelsgebied of een pelgrim – in de 15de eeuw werd Vlaanderen bijvoorbeeld meermaals bezocht door Ethiopische christenen.

Het is nog maar de tweede keer dat de tropische parasiet in Europa in een middeleeuwse context – ver buiten het gebied waar hij normaal voorkomt – is aangetroffen. Begin deze eeuw gebeurde dat ook in een oude beerput in Frankrijk. De vondst toont aan dat de internationale handel waarvan Vlaanderen in de (late) middeleeuwen profiteerde behalve goederen, mensen en ideeën ook onverwachte en onzichtbare zaken verspreidde.

Bron: Marissa Ledger, McMaster University, Hamilton, Canada in Parasitology