Intersekse atleten halen zelden de finishlijn

In de publieke perceptie worden atleten die niet binnen de traditionele man-vrouwclassificering passen vaak beschouwd als een recent fenomeen. Uit historisch onderzoek blijkt dat intersekse atleten al vroeg in de twintigste eeuw zichtbaar aanwezig waren in sport. Al in de jaren 1930 berichtten internationale media over atleten die de traditionele binaire geslachtscategorieën doorbraken.

De Zuid-Afrikaanse middellangeafstandsloopster Caster Semenya werd wereldkampioene in 2009, 2011 en 2017 en sleepte ook tweemaal olympisch goud in de wacht in 2012 en 2016. Haar grote succes als sportvrouw werd echter overschaduwd door controverse. Na het behalen van haar eerste wereldtitel in 2009 gaven haar uitzonderlijke sportprestaties en gespierde uiterlijk aanleiding tot vragen over haar geslacht. Het internationale bestuursorgaan World Athletics verplichtte haar tot een geslachtstest, waaruit bleek dat Semenya drie keer de hoeveelheid lichaamseigen testosteron produceert in vergelijking met de gemiddelde vrouw. Semenya werd geboren met de genetische variatie hyperandrogenemie; een eigenschap die – hoewel zij zichzelf liever omschrijft als ‘een ander soort vrouw’ – vaak aangeduid wordt met de term ‘intersekse’.

De Nederlandse organisatie voor seksediversiteit schat dat 126.000 Belgen en 190.000 Nederlanders voldoen aan de definitie die het hanteert voor ‘intersekse’

Intersekse personen zijn individuen bij wie de biologische geslachtskenmerken zoals chromosomen, hormonen of geslachtsorganen niet exclusief passen binnen de typische definities van ‘mannelijk’ of ‘vrouwelijk’. Het biologische geslacht kan gezien worden als een spectrum met vele variaties, waarvan hyperandrogenemie slechts één voorbeeld is. Deze variaties zijn soms zichtbaar bij geboorte, zoals bij baby’s met ongewone genitaliën. Meestal worden deze pas opgemerkt tijdens latere levensfases, zoals de puberteit, wanneer de verwachte ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken zoals borsten of baardgroei uitblijft of ongebruikelijk verloopt. Dit kan echter ook nog later aan het licht komen, bijvoorbeeld tijdens medische onderzoeken naar vruchtbaarheidsproblemen, na een ongeluk, of soms blijven ze zelfs levenslang onontdekt. De Nederlandse organisatie voor seksediversiteit, NNID, schat dat 126.000 Belgen en 190.000 Nederlanders voldoen aan de definitie die het hanteert voor ‘intersekse’.

In de publieke perceptie worden atleten die niet binnen de traditionele man-vrouwclassificering passen vaak beschouwd als een recent fenomeen, beïnvloed door recente sociale bewegingen voor gendergelijkheid en de backlash ertegen, medische ontwikkelingen en toegenomen media-aandacht. Uit historisch onderzoek blijkt echter dat ‘intersekse’ atleten al vroeg in de twintigste eeuw zichtbaar aanwezig waren in sport. Al in de jaren 1930 berichtten internationale media over atleten die de traditionele binaire geslachtscategorieën doorbraken, wat aanleiding gaf tot aanpassingen in sportbeleid.

Intersekse atleten in de jaren 1930

Mark Weston werd in 1905 in Groot-Brittannië geboren met ‘atypische’ geslachtskenmerken. Opgevoed als meisje, ontwikkelde hij zich in de jaren 1920 tot een toonaangevende atleet. Weston won in 1925 en 1928 de Britse nationale titel voor kogelstoten van de Women’s Amateur Athletic Association (IAAF) – nu World Athletics – en won in 1929 alle drie de werpevenementen: kogelstoten, speerwerpen en discuswerpen. Tijdens de wereldspelen voor vrouwen in 1926 in Göteborg eindigde Weston zesde in het kogelstoten met twee handen en in 1934 veroverde hij de internationale titel.

Historicus Clare Tebbutt beschrijft dat de sportprestaties van Weston begin jaren 1930 slechts sporadisch in de media verschenen, maar dat in 1936 zijn privéleven aanzienlijk meer aandacht kreeg. Eind mei van dat jaar stonden de Britse tabloids een week lang vol met verhalen over de operaties die Weston onderging in het Charing Cross Hospital in Londen, en berichtten zij uitvoerig over zijn langdurige worsteling met zijn identiteit als vrouw en over zijn huwelijk met Alberta Bray.

Willy De Bruyn, een wielerheld uit de jaren 1930 die als Elvira werd opgevoed en waarschijnlijk geboren werd met intersekse variatie

In de verslaggeving over Weston schreef de Britse pers ook over Zdeněk Koubek, die na aanzienlijk succes in atletiek voor vrouwen in 1935 de transitie naar man maakte. Hij werd in 1913 in Tsjecho-Slowakije geboren en – door de afwezigheid van ‘mannelijke’ uitwendige geslachtskenmerken – als vrouw opgevoed. Hij vestigde verschillende wereldrecords en won twee medailles op de wereldspelen voor vrouwen in 1934 en verschillende nationale titels in de 100-800 meter hardlopen, verspringen en hoogspringen. Naarmate hij zich steeds meer als man ging identificeren, trok hij zich in 1935 terug uit de competitie en onderging een reeks medische onderzoeken. Na gediagnosticeerd te zijn als intersekse, onderging hij een operatie, wijzigde officieel van geslacht, en trouwde met zijn vrouw. Hij nam afscheid van de sportwereld; zijn records in de vrouwensport werden geannuleerd en hij gaf al zijn medailles en onderscheidingen terug.

Hoewel de meeste intersekse personen geen geslachtsverandering ondergaan, kwamen intersekse sporters dus met name door hun transitie in het nieuws. Michiline Elexil Sablain toonde in haar masterthesis Geschiedenis (UAntwerpen) dat er ook in de Belgische pers gerapporteerd werd over atleten zoals Weston en Koubek, waarbij er bovendien belangrijke aandacht ging naar een vergelijkbare Belgische casus. Willy De Bruyn werd op 4 augustus 1914 in Erembodegem geboren met ‘atypische’ geslachtskenmerken. Hij werd opgevoed als Elvira en won in de jaren 1930 titels in het nationale en internationale vrouwenwielrennen. Toen hij zich steeds meer als man ging identificeren, wijzigde hij in 1937 zijn geslacht in de burgerlijke stand en trouwde in 1938 met Clementine Juchters. Na enkele berichten dat hij zijn carrière zou voortzetten in het mannenwielrennen, verdween hij uit de schijnwerpers.

De berichtgeving in de Belgische en Anglo-Amerikaanse pers over intersekse atleten en hun geslachtsverandering was opmerkelijk positief en maakte deel uit van een bredere persaandacht voor verhalen over geslachtsverandering die steeds vaker vanuit een medisch perspectief benaderd werden. In de jaren 1930 betekende vooruitgang in hormoononderzoek dat geslacht in toenemende mate werd gezien als minder gedifferentieerd dan voorheen gedacht. Er ontstond een bredere bekendheid met het idee dat geslacht niet altijd stabiel of direct begrijpelijk was. Tebbutt en Elexil Sablain argumenteren bovendien dat de ogenschijnlijke acceptatie van de geslachtstransities en huwelijken van deze atleten begrepen kunnen worden tegen de achtergrond van sociale attitudes en angsten rond vrouwensport. In de periode tussen de wereldoorlogen onderging de sportwereld een transformatie, met een opvallende toename van vrouwelijke deelnemers.

De actieve betrokkenheid van vrouwen bij sport daagde de heersende opvattingen uit over de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke lichamen. Door te excelleren in kracht, uithoudingsvermogen en competitie – kenmerken die traditioneel als mannelijk werden gezien – bewezen vrouwen dat deze eigenschappen niet exclusief aan mannen voorbehouden waren. Dit stelde de vrouwelijkheid van vrouwelijke atleten ter discussie, waarbij er bezorgdheid werd geuit over de potentiële vermannelijking van vrouwen door sport en er werd opgeroepen om deze praktijken te beperken. Hierbij bestendigden verhalen over geslachtsverandering de dominante geslachtscategorieën. Hoewel intersekse atleten aantoonden dat de biologische realiteit complexer was dan de simpele tweedeling in mannelijke en vrouwelijke lichamen, zorgde de persaandacht voor hun transitie dat sociale angsten rond vrouwensport kalmeerden: deze vrouwen die uitblonken in sport bleken immers geen vrouw te zijn. Dit droeg bij aan het in diskrediet brengen van sport als een acceptabele activiteit voor vrouwen en zette mechanismes in gang waarbij sportorganisaties zich fixeerden op het onderscheiden van mannen en vrouwen. Hiervan werden sportvrouwen wier lichaam ook niet helemaal in de binaire geslachtscategorieën pasten, maar zich wel als vrouw identificeerden, het slachtoffer.

Geslachtstesten

De berichtgeving over de geslachtsveranderingen van Weston en Koubek viel samen met de Olympische Zomerspelen in Berlijn in 1936. Hoewel de pers benadrukte dat zij zich niet bewust waren geweest van hun oneerlijke voordeel, leidden de verhalen over sportvrouwen die man bleken te zijn tot zorgen in de sportwereld over fraude waarbij mannen zouden meedoen aan vrouwencompetities op zoek naar fysiek en oneerlijk voordeel. Er werd nadruk gelegd op het belang van ‘eerlijke competitie’ en ideeën over het vermeende biologische voordeel van het ‘mannelijke’ lichaam ten opzichte van het ‘zwakkere’ vrouwelijke fysiek. Er werd opgeroepen tot strengere controle op de scheiding op basis van sekse in de sport, om ervoor te zorgen dat alleen ‘echte’ vrouwen deelnemen. Toen de Amerikaanse sprintster Helen Stephens in Berlijn de vorige recordhoudster Stella Walsh in een recordtijd versloeg op de honderd meter, kon men amper geloven dat een vrouw zo snel kon lopen waarop officials verzochten om haar geslacht te verifiëren. Stephens doorstond deze eerste geslachtstest van de moderne Olympische Spelen. Hoewel er ook vragen werden gesteld over het geslacht van Walsh, zou pas na haar overlijden in 1980 uit de autopsie blijken dat ze een lichaam met intersekse variatie had.

In de jaren 1930 ontstond een bredere bekendheid met het idee dat geslacht niet altijd stabiel of direct begrijpelijk was

Internationale sportorganisaties namen al snel het besluit dat er beleid op basis van geslacht moest worden ingevoerd. Vanaf 1946 verplichte IAAF, het internationale bestuursorgaan voor atletiek, vrouwelijke deelnemers om een medisch certificaat voor te leggen op basis van een gynaecologisch onderzoek. Vanaf de Olympische Zomerspelen van 1948 in Londen eiste het Internationaal Olympisch Comité (IOC) dat vrouwelijke deelnemers voldeden aan de eisen van de IAAF. Vanaf de jaren 1960 vervingen chromosoomtesten de visuele geslachtsverificaties. Lichamelijke onderzoeken door dokters werden als onbetrouwbaar en vernederend beschouwd. Door medische en technische ontwikkelingen werd een eenvoudig, kostenefficiënt wanguitstrijkje de geprefereerde methode voor geslachtsbepaling, beschouwd als betrouwbaarder door sportofficials. Het belang van geslachtscontroles nam ook toe in deze jaren omdat sport – vooral vrouwensport – uitgroeide tot een symbolisch strijdtoneel van de Koude Oorlog. De indrukwekkende internationale prestaties van sportvrouwen overtraden niet alleen traditionele geslachtsnormen, maar met name de overwinningen door vrouwen uit het Oostblok bedreigden ook het zelfbeeld van de westerse kapitalistische wereld. De vrouwelijkheid van atleten werd regelmatig in twijfel getrokken. Geslachtsfraude in sport – waarbij landen mannen zouden laten deelnemen als vrouwen om wedstrijden te winnen en zo hun nationale prestige te verhogen – was een hot topic.

De IAAF voerde chromosoom-geslachtstesten in tijdens hun kampioenschappen in 1966, en vanaf de Olympische Zomerspelen van 1968 in Mexico Stad waren alle vrouwelijke atleten verplicht deze test te ondergaan. IAAF en IOC hielden de namen van atleten die ‘faalden’ voor de geslachtstesten geheim, waardoor het aantal vrouwen dat zo internationaal uit de sport is verwijderd onbekend blijft. Volgens Eduardo Hay, een Mexicaanse gynaecoloog en lid van de IOC Medische Commissie, trokken ongeveer twaalf atleten zich tussen 1968 en 1980 terug om verdere testen te vermijden. Ondanks toenemende kritiek van endocrinologen en genetici alsook ethische bezwaren – waarbij de wetenschappelijke betrouwbaarheid en rechtvaardigheid van de testen in vraag wordt gesteld – bleven IOC en IAAF dit beleid decennialang handhaven. Het beleid resulteerde niet in de ontdekking van gevallen van fraude waarbij mannen zich voordeden als vrouwen, maar wel in de discriminatie van vrouwen met diverse geslachtskenmerken.

Een kantelpunt werd bereikt in 1985 toen de Spaanse hordeloopster Maria José Martínez-Patiño niet slaagde voor haar geslachtschromatinetest, hoewel ze in 1983 na een geslaagde geslachtstest haar ‘vrouwelijkheidscertificaat’ had ontvangen. Martínez-Patiño is een vrouw met androgeen-ongevoeligheidssyndroom (AIS), wat wil zeggen dat zij ongevoelig is voor de werking van mannelijke hormonen, wat resulteert in vrouwelijke geslachtskenmerken ondanks het hebben van XY-chromosomen. Na de ‘gefaalde’ geslachtstest weigerde ze het ‘advies’ om ‘discreet’ met pensioen te gaan en toen ze in 1986 de Spaanse Nationale Spelen won, leidde dit tot internationale ophef. Spaanse sportofficials schorsten haar en schrapten haar records. Martínez-Patiño bundelde haar krachten met wetenschappers en medische professionals om de onrechtvaardigheid en gebrekkigheid van deze tests aan te vechten. De IAAF beëindigde de praktijk van seksscreening voor alle atleten in 1992 en het IOC volgde in 1999, hoewel deze maatregelen slechts van korte duur waren.

Het medisch ingrijpen in gezonde lichamen

In 2006 introduceerde de IAAF een nieuw beleid voor geslachtsverificatie, dat het mogelijk maakte om atleten medisch te onderzoeken bij verdenkingen omtrent hun geslacht. Het beleid specificeerde dat atleten die niet slaagden voor de geslachtsverificatietests de mogelijkheid kregen tot medische en chirurgische ingrepen, zodat zij alsnog aan wedstrijden konden deelnemen. Bovendien werd bepaald dat vrouwen met bepaalde geslachtsvariaties (waaronder AIS) geen competitieve voordelen hadden ten opzichte van andere vrouwen.

Na de mediahype rond Semenya introduceerde de IAAF in 2011 nieuwe protocollen met betrekking tot hormoontesten waarbij de nadruk lag op testosteronniveaus vanuit de idee dat vrouwen met hogere testosteronniveaus een oneerlijk voordeel hadden. In 2019 besliste de IAAF – nu World Athletics genoemd – vrouwen uit te sluiten die boven een maximum toegestaan testosteronniveau kwamen voor de vrouwenwedstrijden op 400, 800 en 1.500 meter, tenzij ze medicatie namen om hun testosteronniveaus te onderdrukken. Atleten werden zo voor een radicale keuze geplaatst: of ze moesten ingrijpen in hun gezonde lichamen door behandelingen te ondergaan – een maatregel die als onnodig en potentieel schadelijk werd ervaren – of ze moesten hun professionele carrière opgeven met consequenties voor het levensonderhoud van henzelf en hun families.

Vanaf de jaren 1960 kwamen er chromosoomtesten. Lichamelijke onderzoeken door dokters werden als onbetrouwbaar en vernederend beschouwd

Caster Semenya weigerde haar natuurlijke hormoonspiegels aan te passen en werd hierdoor uitgesloten van deelname aan wedstrijden. Hierop startte ze een reeks rechtszaken waarbij ze discriminatie aanvocht bij diverse gerechtelijke instanties. Het in Lausanne gevestigde Hof van Arbitrage voor Sport (CAS) gaf haar in 2019 ongelijk en handhaafde de maatregel. Deze beslissing werd in 2020 bekrachtigd door het Zwitserse Federale Hof vanuit de motivatie dat ‘eerlijke competitie’ een ‘fundamenteel principe van sport’ is en dat een testosteronniveau vergelijkbaar met dat van mannen vrouwelijke atleten een ‘onoverkomelijk voordeel’ geeft. Het hof erkende dat de uitspraak discriminerend was, maar zei dat het ‘noodzakelijk, redelijk en proportioneel’ was om een ‘gelijk speelveld’ in vrouwenevenementen te waarborgen.

In 2023 verscherpte World Athletics restricties voor alle atletiekcompetities en verlaagde de toegestane testosteronniveaus, mede als reactie op de opvallende prestaties van de intersekse atleten Christine Mboma uit Namibië en Francine Niyonsaba uit Burundi tijdens de Olympische Spelen van 2021 in Tokio. Enkele maanden later vervolgde Semenya haar strijd en stapte naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, welke vaststelde dat de eerdere uitspraak van het Zwitserse hof neerkwam op discriminatie en een inbreuk op Semenya’s privacy. Deskundigen zagen dit als een baanbrekende beslissing die de aandacht vestigde op mensenrechten. Er wordt verwacht dat dit fundamentele veranderingen teweeg zal brengen in de wijze waarop sportorganisaties de toegang van atleten tot competities reguleren. De Zwitserse autoriteiten, gesteund door World Athletics, gingen echter in beroep. Dit resulteerde afgelopen maand (woensdag 15 mei) in een hoorzitting waarvan de uitspraak binnen enkele maanden verwacht wordt. Hoewel Semenya haar eigen topcarrière achter zich heeft gelaten, zet ze haar juridische strijd voort in de hoop een positieve verandering teweeg te brengen voor jonge atleten met gelijkaardige uitdagingen.

De Keniaanse sprintster Maximila Imali wacht deze uitspraak wellicht in spanning af. Ook Imali werd geboren met een genetische variant die van nature leidt tot verhoogde testosteronniveaus en vreest daardoor niet te mogen deelnemen aan de Olympische Zomerspelen van 2024. Nochtans kondigde het IOC in 2021 een kader voor non-discriminatie op basis van geslachtsvariaties aan. Daarbij werden controversiële beleidsmaatregelen die van atleten vereisten om medisch onnodige procedures te ondergaan, geschrapt. De commissie heeft, vanuit respect voor internationaal erkende mensenrechten, erkend dat sportcompetities atleten niet langer kunnen verplichten hun hormoonniveaus aan te passen en benadrukt de noodzaak voor een veilige, intimidatievrije sportomgeving die de behoeften en identiteit van iedereen respecteert. Toch blijven intersekse personen uitgesloten van Olympische atletiek, aangezien World Athletics de atletiekevenementen op de Olympische Spelen beheert en atleten aan haar normen moeten voldoen om te mogen deelnemen.

Een dubbele maatstaf

In de sportwereld, waar de ontwikkeling van spieren, vaak gezien als een mannelijke eigenschap, hoog wordt gewaardeerd, interpreteert men de lichamen van sportvrouwen vaak als meer ‘mannelijk’. Deze zienswijze vereenvoudigt echter onterecht de complexiteit van lichaamsdiversiteit en miskent hoe intensieve training niet alleen sportprestaties bevordert, maar ook fysieke vormen en hormoonbalansen beïnvloedt, resulterend in gespierdere lichamen en hogere testosteronconcentraties bij vrouwelijke topsporters vergeleken met de algemene bevolking. Vanessa Heggie (University of Birmingham) zegt dat geslachtstesten voornamelijk een grens zetten aan hoe ‘mannelijk’ het lichaam van een vrouw mag zijn om nog mee te mogen doen aan wedstrijden. Als een vrouwelijke atleet een lichaam heeft dat als te mannelijk wordt gezien, kan zij worden uitgesloten van deelname, ongeacht hoe zij zichzelf identificeert. Voor mannen bestaat er geen vergelijkbare bovengrens wat betreft fysiologie – er wordt niet getest op genetische, hormonale of fysiologische voordelen, zelfs niet als deze een ‘super mannelijke’ atleet een duidelijk voordeel zouden geven ten opzichte van de ‘normale’ man. Er zijn immers honderden genetische variaties (waaronder ook lichaamslengte) die leiden tot ‘oneerlijke’ voordelen in sport; alleen die gerelateerd aan geslacht en gender worden gebruikt om atleten uit te sluiten.

Sylvia Tamale (Makerere University) benadrukt het contrast tussen de behandeling van Caster Semenya en zwemmer Michael Phelps. Beiden bezitten unieke fysieke eigenschappen die buiten de norm vallen volgens culturele standaarden. Phelps heeft relatief korte benen en een dunne en lange romp, wat zorgt voor weinig weerstand in het water. Zijn buitengewoon lange armen en zijn groter dan gemiddelde handen en voeten functioneren als efficiënte peddels. Zijn enkels zijn uitzonderlijk flexibel op basis waarvan wordt gesuggereerd dat Phelps Marfansyndroom heeft, een genetische variatie die het bindweefsel beïnvloedt. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat hij, in vergelijking met zijn concurrenten, beduidend minder melkzuur produceert, wat resulteert in een kortere herstelperiode tussen inspanningen. Toch heeft hij hiervoor nooit beperkingen opgelegd gekregen en wordt hij net gevierd om zijn uitzonderlijkheid. Semenya daarentegen werd onderworpen aan publieke kritiek en verplichte geslachtsverificatietests, en haar vrouwelijkheid werd betwist, met de verwachting dat zij medische behandelingen zou ondergaan die haar prestaties zouden beperken. Tamale wijst op de verschillende behandeling op basis van geslacht, huidskleur, sociale klasse en nationaliteit, en benadrukt het scherpe contrast tussen Phelps, een witte Amerikaan uit de middenklasse, en Semenya, een zwarte atlete uit een minder welvarende, rurale Afrikaanse omgeving.

De geschiedenis is een lange reeks pogingen om de geschiktheid van vrouwelijke lichamen wetenschappelijk vast te stellen waarbij met name de lichamen van zwarte vrouwen aan extra strenge regulering onderworpen worden. Wetenschappelijke pogingen om te bepalen wie als vrouw mag deelnemen aan sport, tonen aan hoe moeilijk het is om sporters netjes op basis van geslacht te classificeren en discrimineren vrouwen met vormen van seksediversiteit. Het toont hoe samenlevingen hard werken om binaire geslachtscategorieën op te leggen aan een realiteit die in werkelijkheid veel diverser en complexer is.