Johan Braeckman: 'We zijn nog steeds op zoek naar het aards paradijs'
11 december 2013 door EBDe kiem van ons milieubewustzijn ligt volgens filosoof Johan Braeckman in het mythologisch verhaal van Adam en Eva in het aards paradijs.
De kiem van het milieubewustzijn wordt meestal gezocht bij Amerikaanse goeroes als Henry David Thoreau en John Muir, maar volgens filosoof Johan Braeckman gaan onze intuïtieve opvattingen over de natuur terug op het mythologisch verhaal van Adam en Eva in het aards paradijs. ‘Sinds Darwin weten we dat de natuur amoreel is, noch goed, noch slecht, vormgegeven door blinde en mechanische krachten. Toch zien vele milieu-activisten in de natuur nog altijd een moreel kompas’
U maakte twintig jaar geleden uw doctoraalscriptie over de invloed van Darwin op de attitude tegenover de natuur. Wat was uw stelling?
Johan Braeckman: ‘De evolutietheorie heeft onze opvattingen over hoe de natuur in elkaar zit, dramatisch door elkaar geschud. De grote breuk was de publicatie van Darwins On the Origin of Species in 1859. Een centrale stelling in mijn scriptie is dat het milieubewustzijn, of noem het voor mijn part het ecologisme of de milieu-ethiek, moeite heeft om daarmee in het reine te komen.
Voor mijn scriptie heb ik de evolutie bekeken van opvattingen over de aard van de natuur en hoe we daar ethisch moeten mee omgaan. Ik stuitte toen op het boek Wilderness and the American Mind van milieuhistoricus Roderick Nash en ben een jaar bij hem aan de University of California in Santa Barbara gaan studeren.’
Zegt u dat het huidig milieubewustzijn nog schatplichtig is aan de romantiek?
‘Daar komt het in essentie op neer, hoewel de groene retoriek over de balance of nature, nature knows best, één met de natuur en zo, historisch verder terug gaat dan de romantiek. Ook in het vroegere christendom vind je dat gedachtegoed, weliswaar niet universeel. Als een volmaakte schepper de natuur heeft geschapen, vloeit daaruit voort dat die natuur zelf niet onvolmaakt kan zijn. Als de natuur intentioneel slecht ineen zou zitten, strookt dat niet met de definitie van God als een moreel volmaakt wezen. Vandaar dat het katholicisme de natuur vaak als een moreel voorbeeld ziet. Daarbij vertrekt men evenwel van foute opvattingen over hoe de natuur functioneert. Ook het middeleeuwse concept van het natuurrecht gaat ervan uit dat het natuurlijke altijd het goede is. De opvattingen van het Vaticaan over bijvoorbeeld homoseksualiteit en kunstmatige voortplanting kan je vanuit dat perspectief begrijpen.’
Thoreau was gechoqueerd toen hij tijdens een wandeling een paddenstoel aantrof met de vorm van een penis
In uw scriptie gaat u zelfs terug tot het aards paradijs...
‘Precies. De enige, echt volmaakte natuur was die van de Tuin van Eden. Daar was alles in balans en volmaakt. Maar na de zondeval begonnen er distels en doornen te groeien, aten de dieren elkaar op en moest de mens werken in het zweet zijns aanschijns. Dit mythologisch verhaal van Adam en Eva weerspiegelt een realiteit tussen 7.000 en 12.000 jaar geleden, met name de overgang van een levenswijze als jager-verzamelaars naar een sedentair leven als boer. Het verhaal van Adam en Eva reflecteert daarover. Eerst leefden ze van wat ze plukten en in hun mond kwam gevlogen, maar het boerenleven daarna was een veel harder bestaan. Op een paar uitzonderingen na werd de gehele mensheid afhankelijk van landbouw en veeteelt. Het boek Genesis en de neolithische revolutie bleef de achtergrond van onze opvattingen over de natuur en de ontwikkeling van het milieubewustzijn.’
Bedoelt u dat we nog altijd proberen het aards paradijs te herstellen?
‘In Europa was de gangbare opvatting lange tijd dat de zondeval de volmaakte natuur verstoord had. Sindsdien proberen we dat inderdaad te herstellen, we kregen zelfs de opdracht mee om dat doen. Maar aangezien de natuur tegelijk als een goddelijke schepping werd gezien, mochten we niet om het even wat doen. Dat was redelijk delicaat. Je kan de westerse geschiedenis van de tuinarchitectuur vanuit dat licht interpreteren. Of neem de Europese attitude tegenover bergen. Tot 1400-1500 was de perceptie van bergen heel negatief: lelijk, onherbergzaam en koud, afstotelijk, een obstakel dat de doorgang belemmert... De middeleeuwse, theologische discussies daarover benadrukten dat bergen niet bestonden in het aards paradijs. De Tuin van Eden was vlak, wat ook gemakkelijker was. De zondvloed, een soort geologische catastrofe, deed de bergen ontstaan. Pas rond 1500 kreeg je met het prille humanisme in Italië een positievere benadering. Bergen waren niet alleen meer onherbergzaam, ze waren ook een lust voor het oog, met panorama’s van groene valleien, indrukwekkende wolkenluchten en ruisende bergriviertjes. Met de ontwikkeling van de moderne geologie werden die theologische discussies zinledig. Bergen zijn niet goed of kwaad, ze zijn het resultaat van blinde, geologische krachten. Toch zitten we nog altijd met die erfenis van vóór de ontwikkeling van de wetenschappelijke inzichten.’
Vinden we daarvan echo’s in het romantische gedachtegoed?
‘Zeker. De romantische dichter John Keats beklaagde zich erover dat Isaac Newton het mysterie van de regenboog reduceerde tot de breking van licht in waterdruppeltjes. Niet veel later reageerde Henry David Thoreau (1817-1862) op zijn manier op de wetenschappelijke onthullingen van zijn tijd. Van de weeromstuit projecteerde hij intrinsieke waarden in de natuur en bepleitte de wilderness for wilderness sake-visie. Ook hij beschouwde de natuur als een moreel richtsnoer. Een veelzeggende anekdote verhaalt dat hij tijdens een wandeling gechoqueerd was toen hij een paddenstoel zag met de vorm van een penis, de Phallus impudicus, in het Nederlands beter bekend als de grote stinkzwam. Het botste met zijn idee van de schepping als iets goeds en moreel verantwoords, wat meteen ook zijn naïviteit schetst. Zijn transcendentalistische opvattingen over de natuur staan haaks op de evolutietheorie die de natuur ziet als amoreel en vormgegeven door blinde krachten die niets van doen hebben met ethiek, waarden, welzijn of geluk.
Nu, ondanks de betwistbare milieufilosofische opvattingen van Thoreau en John Muir (1838-1914) ben ik erg blij met hun nalatenschap. Zij liggen aan de basis van de nationale parken die rond 1900 in de VS ontstonden. Zonder de beweging die zij op gang hebben gebracht, waren er al lang geen sequoia’s en redwoods meer. Dan waren ook de laatste vijf procent van die gigantische bomen van duizenden jaren oud omgehakt. De valleien in de Sierra-bergketen stonden dan wellicht onder water, ingedamd voor een hydrocentrale, zoals begin twintigste eeuw met de Hetch Hetchy Valley gebeurde.
Mensen als John Muir, de oprichter van de Sierra Club, de grootste Amerikaanse milieuvereniging, hebben de andere valleien gevrijwaard. Dankzij de Sierra Club, die ontstond in 1892 en nu miljoenen leden telt, zijn ook grote delen woestijn gespaard gebleven. Ik vind dat prachtig, maar tegelijk is het filosofisch standpunt van Thoreau en Muir niet houdbaar. Voor hen waren allerlei dingen in de natuur op zichzelf waardevol, zelfs als er geen mensen zouden zijn. Maar je hebt mensen nodig om waarde toe te kennen aan iets.’
Vooral John Muir oefende grote invloed uit op de publieke opinie. Hoe verklaart u dat?
‘Hij was charismatisch en wist de juiste mensen te benaderen. Hij slaagde er bijvoorbeeld in president Theodore Roosevelt te overtuigen een week met hem te kamperen in Yosemite, toen het nog geen beschermd gebied was. Dat heeft absoluut geholpen om er een gigantisch nationaal park van te maken.
Dat het nu miljoenen bezoekers per jaar lokt, die allemaal entreegeld betalen, was toen ondenkbaar. Slechts een kleine minderheid zag iets waardevols in de wildernis, voor de meesten was het iets vijandig. De mensen vergaapten zich toen nog niet vol bewondering aan een boom van duizenden jaar oud. De enorme verdienste van Thoreau en Muir is dat zij het bestaande waardenregister hebben opengetrokken. In 1851 zei Thoreau bijvoorbeeld in een beroemde lezing dat de beschaving de wildernis nodig heeft om te blijven bestaan. Zijn gehoor zal zich hebben afgevraagd wat die man daar allemaal uitkraamde. Zijn radicale boodschap, die eigenlijk teruggaat op de oude theologische opvattingen, was verweven met het opkomende transcendentalisme, waar hij een aanhanger van was. Het transcendentalisme stelde onder meer dat de mens zichzelf kon overstijgen door één te worden met de natuur. Nuchter bekeken had Thoreau weinig argumenten die hout sneden, maar hij moet ergens een snaar hebben geraakt.
Amerika heeft zijn gigantische natuurparken ook opengesteld, zodat een intense natuurbeleving mogelijk is, wat op zijn beurt bevorderlijk is voor het milieubewustzijn. De natuur leren kennen is een voorwaarde om het waardevolle ervan in te zien. Maar hoe dan ook zijn waarden onvermijdelijk relatief en subjectief, en botsen ze vaak. Voor sommigen is de waarde van een boom dat hij planken levert om huizen te bouwen.’
Heeft het ook niet te maken met een mensbeeld? Of we bekijken de natuur antropocentrisch of we zien de mens als een onderdeel van een ecosysteem...
‘Ja, dat is waar. Maar ook als je het vanuit het zogenaamde ecocentrisme bekijkt, is het toch weer de mens die dat perspectief kiest. We zitten vandaag eigenlijk nog altijd met dezelfde discussies als in de tijd van John Muir. Neem nu de Zwinbosjes in Knokke, waarover ik mijn thesis heb gemaakt toen ik Menselijke Ecologie studeerde in Brussel. De plannen om er een golfterrein aan te leggen, riepen tegenstand op van activisten omdat er een kolonie graafwespen leefde. Persoonlijk vind ik dat protest legitiem, maar als er in een democratie beslist wordt dat een golfterrein en de economische return zwaarder weegt dan de graafwesp, leg ik me daar bij neer (Het golfterrein is er niet gekomen, EB). In een democratie haalt diegene het die het krachtigst zijn waardenperspectief kan doordrukken.’
Waren er behalve Thoreau en Muir nog helden in de opkomst van het milieubewustzijn?
‘Een belangrijke figuur uit de derde generatie, Aldo Leopold (1887-1948), schreef met A Sand County Almanac het best verkochte milieuboek aller tijden. Ook vandaag is het nog een cultboek. Wie zich in de VS milieubewust wil voordoen, heeft het op zijn nachtkastje liggen. Maar in Europa is Aldo Leopold nauwelijks bekend. Hij was aanvankelijk een milieubeheerder die jaagde op wolven om het bestand binnen de perken te houden. Op een bepaald moment in de jaren 1940 kwam hij tot het inzicht dat de natuur zichzelf wel reguleert. Hij was in zekere zin een spijtoptant, die door zijn vroegere omgeving uitgespuwd werd, maar uitgroeide tot een cultheld van de hippies in de jaren zestig. Ook Rachel Carson, die in 1962 met haar boek Silent Spring de gevaren van DDT aan de kaak stelde, was schatplichtig aan Leopold.’
U hebt Carson opgenomen in ‘Fascinerend Leven, Markante figuren en ideeën uit de geschiedenis van de biologie’, het boek dat recent onder uw redactie is verschenen. Was zij niet meer activiste dan wetenschapster?
‘Zij was een mariene bioloog die een succesrijk, populariserend boek over het leven in de oceanen schreef. In Silent Spring ontpopte ze zich inderdaad tot een activiste die haar stellingen goed wetenschappelijk onderbouwde maar er anderzijds niet voor terugdeinsde op emoties in te spelen. De impact van Silent Spring op de media en de politiek was ongezien en baanbrekend voor de verspreiding van het milieubewustzijn.’
Wat gebeurde er ondertussen in Europa?
‘De vzw Natuurreservaten is bij ons in de jaren vijftig ontstaan, maar ook hier zijn het vooral een aantal publicaties die vanaf de jaren zestig de verspreiding van het milieubewustzijn in de hand hebben gewerkt. Ik denk aan de publicatie in 1968 van De Bevolkingsexplosie van Paul Ehrlich en vooral aan het Rapport van de Club van Rome in 1972. Rond die periode werden ook de groene partijen opgericht, eerst in Groot-Brittannië in 1973 en aan het eind van het decennium ook in Vlaanderen en Wallonië. Tegelijk kregen de geweldloze acties van Greenpeace veel aandacht.’
‘Het milieubewustzijn is hier dus in de jaren zeventig ontwaakt, maar kende een aanloop van meer dan honderd jaar. Vreemd genoeg was Thoreau in Europa bekender van zijn teksten over burgerlijke ongehoorzaamheid. Het verbaast me ook dat invloedrijke schrijvers als Muir, Leopold en ook Edward Abbey hier nauwelijks bekend zijn.’
Is er eensgezindheid in het milieubewustzijn?
‘De milieubeweging is verdeeld. Gematigden vinden dat je de natuur natuur moet laten zijn, maar tegelijk aan bos- en wildbeheer moet doen. De radicalen, die teruggaan op pioniers als Thoreau, Muir en Leopold, menen dat mensen niet mogen tussenkomen, en de natuur onaangetast moeten laten. Die strekking wordt nu aangeduid als ecocentrisme en, nog gebruikelijker, deep ecology. Een van de grondleggers van de deep ecology was de Noorse filosoof Arne Naess. Hij was een verwoed bergbeklimmer, maar sommige volgelingen van de deep ecology vinden dat mensen niet mogen bergbeklimmen of kamperen. De wildernis is er immers voor de dieren en de planten, en de mens hoort daar niet in thuis. Nieuw is ook dat sommige groepen in de VS sinds de jaren 1980 geen geweld meer schuwen. De overheid noemt het ecoterrorisme, zelf zullen ze zich veeleer liberators of eco-warriors noemen. Zo werden in de VS een aantal dammen opgeblazen ‘to liberate the river’. Het is natuurlijk onzinnig om het over het bevrijden van een rivier te hebben, maar ik begrijp dat het op een poëtische manier een zekere vorm van waarheid heeft en mensen aanspreekt.
Er is ook een groep die zich Earth First! noemt en internationaal actief is. Earth First! is vergelijkbaar met het Animal Liberation Front (ALF), maar dan voor de natuur. Ze lieten zich onder andere inspireren door Edward Abbey’s roman The Monkey Wrench Gang. Op gevaar van eigen leven ketenen ze zich vast in de kruinen van bomen die geveld dreigen te worden. De actie in het Lappersfortbos in Brugge was daar een geweldloze variant van.’
Hoe kijkt u naar de radicale acties van milieuactivisten tegen genetische gemodificeerde organismen?
‘De meesten vinden dat je niet aan DNA mag sleutelen of soorten niet mag kruisen met moderne biotechnologische middelen, vanuit de achterliggende gedachte dat de natuur intrinsiek goed is. De radicale tegenstanders krijgen walgneigingen van ggo’s omdat ze indruisen tegen hun diepe intuïtie over zuiverheid en essenties. Dat is zeer menselijk. Biotechnologie is voor hen on- of tegennatuurlijk. Op hun affiches beelden ze een monster van Frankenstein af dat gemanipuleerde tomaten uitdeelt, of een moeder met monsterlijke kinderen die in de supermarkt genetisch gemodificeerde producten koopt.'
Lee Silver, in zijn boek Challenging Nature, drukt het goed uit: ‘Tegenstanders van ggo’s hebben hun geloof in God vervangen door een geloof in ‘moeder natuur’, waartegenover men een sacraal respect moet vertonen.’
Het zuiverheidsdenken stoort u?
‘De tegenstanders van ggo’s zullen het niet graag horen, maar er is een psychologische link met de heftige reacties tegen homoseksualiteit, maar ook met zuiverheidsopvattingen zoals die onder het apartheidsregime en onder het nazisme. De Neurenbergwetten die Ariërs verboden seks te hebben met joden speelden in op dezelfde psychologische en intuïtieve reflexen: het tast de zuiverheid aan, gaat in tegen puurheid en essenties, het bezoedelt het gezonde, normale, natuurlijke... dat dus nota bene niet bestaat. En net zoals het apartheidsregime bijvoorbeeld stranden enkel voor blanken bestemde, roepen milieuactivisten ggo-vrije-zones uit.’
Moeten we dan niet voorkomen dat gewassen door ggo’s ge...
‘Gecontamineerd worden? Gecontamineerd, let op de terminologie. Ja, goed, je moet nadenken over mogelijke gevaren voor het milieu of de volksgezondheid. Maar dat wordt terdege getest, niets is aan zulke strenge veiligheidsvoorschriften onderworpen als het onderzoek naar ggo’s. Maar ik hoor in het discours van de tegenstanders een weerstand die dieper gaat en zich ent op een diepe intuïtie over zuiverheid, waarbij het natuurlijke het goede en iets hybride gecontamineerd heet te zijn.’
Wat met het zuiverheidsdenken bij bosbeheer ? Alle zogenaamde exoten eruit...
(zucht) ‘Dat is een moeilijke discussie, maar behalve een paar oerbossen in Polen zijn er geen zogenaamd zuivere of natuurlijke bossen meer in Europa. De mensen hebben sinds de beheersing van het vuur het aanschijn van de planeet drastisch gewijzigd. De savanne is bijvoorbeeld ontstaan door menselijke activiteiten. In Europa is nagenoeg het hele landschap door mensen vormgegeven. Ik heb er niets op tegen dat men dingen probeert te herstellen, maar het discours klopt niet. Het is misleidend om te spreken van een natuurlijke staat, die bestaat al heel lang niet meer. De oude Grieken beseften al dat ze niet meer in de natuurlijke omgeving van vroeger leefden. Hun bossen waren verdwenen door ontginning en overbegrazing.’
‘Als vogelliefhebber hou ik ervan om in Brussel of in het Amsterdamse Vondelpark naar de exotische halsbandparkieten te kijken. Die vogels nestelen in holen en zijn daardoor mogelijke concurrenten voor onder andere spechten, maar dat lijkt wel mee te vallen. Normaal moet je naar Afrika of Azië om zo’n kolonie te zien (lacht). De grijze eekhoorn is ook een recente exoot, die naar verluidt de mooiere rode eekhoorn verdrijft. Dat is wellicht waar, maar het is ook een menselijk oordeel om de rode mooier te vinden. Als je zegt dat het oorspronkelijke zuiverder, puurder is, gebruik je een raar soort maatstaf. De parkieten en grijze eekhoorns mogen hier van mij een leven opbouwen, ook al zijn het biologische illegalen.'
Mijn punt is dat mensen in dit soort discussies meestal onbewust uitgaan van een opvatting over hoe de natuur er volgens hen zou moeten uitzien. Ondanks Darwin blijft dat blijkbaar een constante in de attitude tegenover de natuur.’