Marie Curie was een idealiste. Tijdens de Eerste Wereldoorlog trok ze Frankrijk rond als de eerste ‘radiologie-arts zonder grenzen’. Veel minder bekend is hoe ze een derde van haar missies aan het front in West-Vlaanderen uitvoerde.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog is het West-Vlaamse Veurne de laatste stad in België die niet bezet is. Koning Albert richt er zijn militair hoofdkwartier in en ontvangt er president van Frankrijk Raymond Poincaré en koning van Engeland George V. Ondertussen stromen er talloze gekwetsten toe van aan het IJzerfront. Wat nu het Bisschoppelijk College is, doet vanaf 22 oktober 1914 dienst als geïmproviseerd hospitaal. Door de rode abdijdeur voeren ziekenwagens elke tien minuten gewonden aan. De bedden in de grote zaal zijn snel gevuld. Verplegers moeten patiënten opvangen in de aanpalende klaslokalen, die ze van stro voorzien. Ook het binnenplein ligt vol met kreunende soldaten.
Een van de vrijwilligers in het College is dokter Frans Daels, een markante persoonlijkheid die na de Tweede Wereldoorlog gebrandmerkt wordt als collaborateur. Hij slaakt een noodkreet: er is een nijpend tekort aan vrijwilligers en werkmiddelen. Hij hoopt dat Marie Curie, met wie hij eerder al contact had over kankeronderzoek met radiotherapie, wat materiaal kan opsturen.
Wat blijkt: op 5 december 1914 ziet Daels niet enkel een mobiele radiowagen aan het College, maar ook Marie Curie zelf, samen met haar dochter Irène. In een mum van tijd hebben de twee hun radiografie-opstelling klaar. Marie neemt röntgen- of RX-foto’s van de soldaten en Irène ontwikkelt ze. Ze werken snel en grondig. Over de twee Curies schrijft Henry Souttar, die als chirurg werkt in het hospitaal: ‘Mevrouw Curie was een onvermoeibare werker. In een hele korte tijd had zij RX-foto’s genomen van alle patiënten die we aanbrachten.’
Marie en Irène Curie bleven niet in Veurne. Hun namen duiken her en der op in verhalen over de Westhoek. In zijn dagboek maakt een zekere dokter J. Demoor melding van een lezing in Hoogstade: ‘Mevrouw Marie Curie, ontdekker van het radium, verleende haar gewaardeerde medewerking als radiografe.’ Ook Amerikaans verpleegkundige Ellen La Motte vermeldde Curie in haar boek Het kielzog van de oorlog, dat vertaald is door Erwin Mortier. La Motte werkte samen met haar landsgenote Marie Borden, die in Roesbrugge een ziekenhuis had opgericht. Patiënten gaven het de bijnaam ‘le petit paradis’. In haar boek schreef La Motte over een radioloog die werkte in het hospitaal in Roesbrugge: ‘Hij was een wonderlijke radiograaf en anatoom, en hij werkte accuraat, met een mooie, dure machine, aan hem of aan het veldhospitaal geschonken door Madame Curie.’
Bedelen voor materiaal
Veurne, Hoogstade en Roesbrugge: tijdens de Eerste Wereldoorlog moet Marie Curie al zeker drie plaatsen in de Westhoek hebben aangedaan. Die sporadische meldingen wekten de nieuwsgierigheid van Westhoek-gids en oud-verpleegkundige Roseline Debaillie. Waar was Curie nog geweest, en welke missies voerde ze er uit? Na jaren onderzoek stelde Debaillie een route samen die Marie Curie in haar Vlaamse voetsporen volgt. Die onderneming verdient aandacht, want er zijn maar weinig bronnen die Curies Vlaamse verhaal vertellen.
"In het eerste oorlogsjaar was ze in Frankrijk vooral op zoek naar gereedschap, ziekenauto’s en de inrichting ervan. Daarvoor sprak ze welgestelde burgers aan. Om donaties los te weken, gooide ze haar titels in de strijd"
In het eerste oorlogsjaar was ze in Frankrijk vooral op zoek naar gereedschap, ziekenauto’s en de inrichting ervan. Daarvoor sprak ze welgestelde burgers aan. Om donaties los te weken, gooide ze haar titels in de strijd. Die waren dan ook overtuigend: Curie was niet alleen professor aan de Sorbonne en directrice van het Radiuminstituut in Parijs, ze had daarnaast twee Nobelprijzen gewonnen. Haar tochten wierpen hun vruchten af. Curie kon een twintigtal ziekenauto’s inrichten voor RX-onderzoek. Ze kreeg daarvoor niet enkel steun van gegoede individuen, ook de Union des Femmes de France, een afdeling van het Franse Rode Kruis, en de Patronage National des Blessés droegen bij. De smeekbedes voor materiaal vielen Curie soms zwaar. Sommige donoren kon ze bijna cynisch bedanken, zo getuigde haar kleindochter Hélène Curie later in een interview met Debaillie.
Nu ze materiaal had, kon Curie op zoek naar mensen om het te bedienen. Zelf kon ze dat ook wel, al had ze geen medisch diploma. Maar er waren gewoon te veel gewonden voor één persoon. Helpende handen vinden bleek geen sinecure: om soldaten snel te kunnen bijstaan, zaten de meeste verpleegkundigen aan het front. Radiologieverpleegkundigen waren er al helemaal niet. Later, in 1916, zou Curie mensen van alle rangen en standen in groepjes van twintig opleiden om RX-materiaal te gebruiken. Dat zou ze eerst doen in een aftandse legerhangar, daarna in haar eigen Radiuminstituut in Parijs. Maar voor ze dat deed, trok ze zelf naar de frontzone.
"Dat een vrouw zich zo dicht bij de strijd begaf, was zeer ongebruikelijk. Dat het daarbij ging om een dubbele Nobelprijswinnares, dat was helemaal ongezien"
Vanaf december 1914, toen ze op verzoek van Frans Daels naar Veurne trok, ging Curie 45 keer op missie. Voor dertig missies reed ze naar het front. Immers, met haar radiologie-apparatuur kon Curie zien waar kogels en schrapnel in het lichaam zaten en kon ze complexe breuken vaststellen. De meeste zendingen waren in Frankrijk. Alexandre Millerand, de Franse minister van Oorlog, zag erop toe dat Curie met haar radiologiewagens tot vlakbij de frontlinies kon. Dat een vrouw zich zo dicht bij de strijd begaf, was zeer ongebruikelijk. Dat het daarbij ging om een dubbele Nobelprijswinnares, dat was helemaal ongezien.
Petites Curies
De frontzone bevond zich niet enkel in Frankrijk. Vijf maanden voordat Curie in Veurne arriveerde, waren de Duitsers België binnengevallen en hadden ze de forten rond Antwerpen bestookt met ‘Dikke Bertha’-kanonnen. Op 18 oktober 1914 begon de Slag om de IJzer. Een week later liet koning Albert de polder tussen de IJzer en de spoorweg Nieuwpoort-Diksmuide onder water zetten. Het Belgische leger trok zich terug tot achter de spoorwegberm. Elf keer ging Curie op missie naar de frontlinies aan de Westhoek. Drie van haar twintig ‘petites Curies’, haar mobiele radiologiewagens, reden rond in Vlaanderen. Curie diagnosticeerde er gewonde soldaten mee, die ze daarna aan de zorgen van plaatselijke verpleegkundigen toevertrouwde. Haar dochter reed vaak mee met de RX-wagen om de röntgenfoto’s te ontwikkelen.
Curies missies brachten haar van De Panne tot Hoogstade, en van Beveren-IJzer tot Poperinge. Daar bezocht Curie meermaals het Sint-Stanislascollege, dat tijdelijk dienstdeed als hospitaal. Dankzij haar tussenkomst kreeg het college een lot van 25 ijzeren bedden en evenveel beddengoed. En omdat de soldaten het koud hadden, zette Curie er zich aan het breien. Curie legde een enorme volharding aan de dag, en ze verwachtte hetzelfde van haar dochter. Toen Irène bedlegerig was door een voetkwetsuur, schreef moeder Curie: ‘Ik raad je aan om te breien in je bed. Leer dikke wol breien en maak een soldatentrui.’
"Marie twijfelde even weinig aan haar dochter als aan zichzelf"
Ook in Hoogstade maakten de Curies een opgemerkte passage. Ze kwamen er een eerste keer in augustus 1915, om een RX-auto af te leveren. Marie onderzocht toen 37 patiënten en leerde dokters hoe ze radiologie-apparatuur konden bedienen. Enkele weken later keerden de Curies er terug. Tijdens hun tweede verblijf aan het hospitaal dat nu bekendstaat als Rustoord Clep, hield Marie de lezing waarover dokter Demoor hierboven in zijn dagboek schreef. Ze gaf ook opleidingen. Een verpleegster tekent in haar dagboek de rigide schema’s op die Marie en Irène zichzelf oplegden. Om vijf uur stonden de Curies op voor een ontbijt met de andere vrijwilligers, en daarna loste Marie allerhande technische problemen op. Zo installeerde ze een telefoon die werkte op de dynamo van haar ziekenauto.
Ondertussen beredderde Irène eigenhandig de radiologie-afdeling, waar ze als achttienjarige geen moeite had om dokters twee maanden lang in het gareel te laten lopen. Op Debaillies vraag hoe het mogelijk was dat Marie haar dochter meenam tot zo diep in de frontzone, antwoordde kleindochter Hélène Curie het volgende: ‘Marie twijfelde even weinig aan haar dochter als aan zichzelf.’
Later dat jaar vertrok Irène naar de Sorbonne. Twee jaar later, in 1917, keerde ze tijdens haar studies terug naar haar moeder, om haar bij te staan in haar missies. Voor hun onderzoek naar kunstmatige radioactiviteit ontvingen Irène en haar man Frédéric Joliot in 1935 de Nobelprijs voor Scheikunde. Marie was een jaar daarvoor overleden.
Wars van alle persaandacht bleven de Curies hard doorwerken. Eén zeldzame foto, genomen toen koning Albert en koningin Elisabeth op bezoek kwamen, toont Marie en Irène in het hospitaal in Hoogstade. Het is het enige keer dat de Curies voor het voetlicht werden gebracht, ondanks al hun verdienstelijke werk in de Westhoek. Vandaag verwijst nog amper iets in de Westhoek naar de aanwezigheid van de Curies. Het is dankzij personen als Roseline Debaillie dat deze iconische figuren terug de erkenning krijgen die ze verdienen.
Curie achterna
Nadat ze haar boek Marie & Irène Curie en la brave petite Belgique had voltooid, hielp Roseline Debaillie mee aan de tentoonstelling De Zijkant van de Oorlog. In het kader van die expositie kunnen geïnteresseerden een Marie Curie-wandeling of –bustocht volgen in en rond Veurne.
Een belangrijk knooppunt was het station van Adinkerke, dat dienstdeed als een opvangcentrum voor gewonden. Soldaten werden met paard en kar of met de tram naar het station gebracht, om van daar met de trein landinwaarts te reizen. Alleen kreeg militair transport van munitie, voorraden en troepen voorrang op het enkel spoor.
In maart 1915 was er een enorme toevloed van gewonden. Curie spoedde zich in ijltempo met een radiologiewagen naar het station om gewonde soldaten te screenen.
In Veurne zelf is er het hotel Die Nobele Rose, waar Curie ooit verbleef en wit brood geserveerd kreeg – een luxueus extraatje voor de vrouwelijke gasten. Het hotel is een van de weinige gebouwen in Veurne die werden getroffen door bombardementen.
Verderop is er de begraafplaats van Veurne, waar Georget Emile Mary begraven ligt. In haar patiëntenregister lezen we dat Marie Curie deze soldaat heeft gefotografeerd met haar RX-apparatuur. Op de röntgenfoto stelde Curie een breuk vast in het linkerdijbeen. Mary zou sterven aan de complicaties ervan.
Biografie Marie Curie
Maria Skłodowska-Curie (1867–1934) werd geboren in Warschau, Polen. Ze
studeerde op haar vijftiende af aan het gymnasium in Polen. De overheid
verbood meisjes om naar de universiteit te gaan, maar ze sprokkelde geld bij
elkaar en vertrok op haar vierentwintigste naar de Sorbonne in Parijs. Daar
leerde ze Pierre Curie kennen, met wie ze twee kinderen kreeg. Eve volgde
een meer kunstzinnige loopbaan, terwijl Irène in de voetsporen trad van haar
moeder. In 1903 kregen de Curies samen met Henri Becquerel de Nobelprijs
voor Fysica. In 1911, vijf jaar nadat Pierre in een verkeersongeval was gestorven,
ontving Marie Curie de Nobelprijs voor Scheikunde.
Marie Curie stierf in 1934 op 67-jarige leeftijd in een sanatorium in Passy,
aan de Zwitserse grens. In 1995 werd ze bijgezet met haar man in een Panthéon
in Parijs. Vandaag heten de grote programma’s voor onderzoek van de
Europese Gemeenschap de ‘Marie Skłodowska-Curie-acties’.