Mensachtigen aten al veel vroeger grassen
13 november 2012 door Eos-redactieVoorouders van de mens aten 3,5 miljoen jaar geleden tropische grassen en zegge. Hun dieet week al veel vroeger af van dat van de mensapen en apen dan we tot nog toe hadden gedacht.
Voorouders van de mens aten 3,5 miljoen jaar geleden tropische grassen en zegge. Hun dieet week al veel vroeger af van dat van de mensapen en apen dan we tot nog toe hadden gedacht. En misschien was die flexibele appetijt wel de sleutel tot succes, suggereren onderzoekers.
Weidse graslanden, met hier en daar een boom, aan de oever van een groot meer, en kanaaltjes die ernaartoe vloeiden. Dat was het landschap waarin Australopithecus bahrelghazali rondliep, aan het Tsjaadmeer in Centraal-Afrika. Dat landschap was – afgeleid uit de microscopische resten van planten – veel meer open dan de biotoop van de Oost-Afrikaanse Australopithecus afarensis (Lucy). Om er te kunnen overleven was die vroege mensachtige uit Tsjaad blijkbaar overgeschakeld op een niet zo voor de hand liggend dieet: C4-planten. Dat zijn grassen en zeggesoorten (cypergrassenfamilie) die CO2 opslaan in een molecuul met vier koolstofatomen in plaats van met drie, zoals bij de meeste planten het geval is.
Dat alles leidt een internationaal team van onderzoekers af uit koolstofresten in het tandglazuur van fossielen uit de Koro Toro-site in Tsjaad. C4-planten, vaak ook met voedingrijke knollen, zijn ongewoon voedsel voor apen, mensapen en andere historische mensachtigen, die behalve van vruchten meestal van noten en zaden leefden. Van de mensachtigen zijn alleen significante sporen van C4-planten gevonden bij Australopithicus boisei in de Rift-vallei in Oost-Afrika, een half continent verderop. Maar die sporen zijn recenter, van anderhalf miljoen jaar geleden. De nieuwe vondsten suggereren dat het dieet van mensachtigen en apen al anderhalf tot twee miljoen jaar eerder uiteen liep.
Opmerkelijk is dat de mensachtigen in Tsjaad nog niet de adaptaties hadden om dergelijke taaie planten, zoals papyrus of sorgum, te vermalen. Misschien aten ze alleen de bladeren, of aten ze dieren die van C4-planten leefden. Maar de flexibelere eetgewoonten van Au. bahrelghazalihielpen de soort wellicht om de nieuwe, bosarme gebieden die in de omgeving ontstonden, verder te exploreren. En misschien leidde dat later wel tot de vroege Homo-soorten, suggereren de onderzoekers in PNAS deze week. (rvb)