Moderne mens en neanderthaler leefden lang samen in het hart van Europa

De barre vrieskou hield Homo sapiens niet tegen om zich over Centraal- en wellicht ook Noordwest-Europa te verspreiden. Dat blijkt uit recente opgravingen in Duitsland. Het betekent ook dat de moderne mens en de neanderthaler ons continent lang met elkaar hebben gedeeld.

Beeld: Het uitgraven van de acht meter diepe grot bij Ranis was een logistieke uitdaging. Credit: Marcel Weiss.

Middeleeuwse kastelen zijn er in Duitsland bij de vleet. Maar het exemplaar in Ranis, in de Duitse deelstaat Thüringen, dompelt bezoekers niet alleen onder in de volle middeleeuwen maar brengt hen veel verder terug in de tijd. Naar de periode waarin de moderne mens (Homo sapiens) zijn intrede maakte in Europa. Het tijdsbestek tussen 50.000 en 40.000 jaar geleden is daarbij cruciaal: tijdens deze periode druppelden de eerste moderne mensen vanuit het oosten binnen. Maar het is tevens de tijd waarin de neanderthaler, die al honderdduizenden jaren in Europa leefde, uitstierf. Omstreeks 40.000 jaar geleden was hij zo goed als verdwenen – al kunnen neanderthalers in het zuidwesten van Europa het wat langer hebben volgehouden. De hamvraag: hoelang kwamen beide mensensoorten tegelijk voor in Europa?

Het antwoord luidt: betrekkelijk lang, ettelijke duizenden jaren zelfs. Onderzoekers hebben immers ontdekt dat moderne mensen vele eeuwen tot zelfs millennia vóór 45.000 jaar geleden al in Europa leefden. En niet in de periferie maar in het hart van het continent, in wat nu Duitsland is. En dat is waar Ranis in het verhaal komt, want het is hier dat de resten zijn gevonden van de vroegst bekende Homo sapiens in Europa. Niet in het middeleeuwse kasteel, maar wel in een kalksteengrot in de heuvel eronder. In die grot, Ilsenhöhle genoemd (de ‘grot van Ilse’), zijn dertien stukjes menselijk bot opgegraven behorende tot zes individuen. Die zes mensen, allen Homo sapiens, leefden ten vroegste 47.500 jaar geleden. Dat is vroeger dan de vrouwelijke Homo sapiens waarvan in de Zlatý kůň-grot in Tsjechië de schedel (45.000 jaar oud) is gevonden, en ook vroeger dan de drie moderne mensen die omstreeks 44.000 jaar geleden de Bacho Kiro-grot in Bulgarije bewoonden. De tand die enkele jaren geleden werd gevonden in de Mandrin-grot aan de Rhône, in Zuid-Frankrijk, en die eveneens van een Homo sapiens (een kind) zou zijn geweest, is met zijn 54.000 jaar dan nog wel een pak ouder, maar die vondst wordt nog betwist. Dat is bij de Ranis-mensen niet het geval. Het baanbrekende onderzoek verschijnt vandaag in de vakpers, uitgesmeerd over drie papers, onder meer in Nature.

De Ilsenhöhle onder het kasteel van Ranis. Credit: Tim Schüler TLDA

Botanalyses

In de Ilse-grot in Ranis vonden in de jaren dertig van vorige eeuw al eens opgravingen plaats. Toen werden behalve botfragmenten ook stenen werktuigen gevonden, van een type dat ook voorkomt op andere sites in Centraal- en Noordwest-Europa, van het huidige Polen over Duitsland en België tot Groot-Brittannië (dat tijdens de ijstijd vastzat aan continentaal Europa). De resten in de grot werden toen ook al gedateerd op meer dan 40.000 jaar oud. Maar het was nooit duidelijk wie de werktuigen had gemaakt: moderne mensen of neanderthalers?

Een internationaal team van archeologen en genetici voerde daarom tussen 2016 en 2022 nieuwe opgravingen uit. Daarbij werden bijna tweeduizend stukjes bot blootgelegd, en deze keer werden ze onderzocht met nieuwe technieken, niet alleen DNA-onderzoek maar ook eiwitanalyses. De eiwitsamenstelling in bot verschilt immers tussen diersoorten. Het botmateriaal uit Ranis, waarvan het overgrote deel te gefragmenteerd was om enkel morfologisch te kunnen identificeren, vormde zo een schat waarop deze technieken gecombineerd konden worden losgelaten. De resultaten van de eiwitanalyses wezen naar een breed scala aan typische ijstijddieren zoals rendieren, bizons, wolharige neushoorns, poolvossen, de wolven, holenberen en holenhyena’s. Maar ook: mensen. DNA-onderzoek op het menselijk bot bracht nadien aan het licht dat het uitsluitend om Homo sapiens ging. De vorsers herhaalden hun onderzoek op botmateriaal dat bijna honderd jaar geleden al was opgegraven, met gelijkaardige resultaten – en ook hierbij werd menselijk bot geïdentificeerd.

De moderne mensen die vóór 40.000 jaar geleden Europa koloniseerden deelden het lot van de neanderthalers: ze stierven uit

De ontdekking van de (voorlopig) vroegste moderne Europeanen is belangrijk op zich. Maar het onderzoek toont ook aan dat Homo sapiens net als de neanderthaler de barre kou in het Europa van toen trotseerde. ‘De laatste ijstijd kende sterke klimaatschommelingen. Tussen 48.000 en 45.000 jaar geleden was het hier 7 à 8 graden kouder van vandaag’, zegt de Vlaamse archeologe Karen Ruebens (momenteel verbonden aan het Collège de France), die meewerkte aan het onderzoek in Ranis. ‘En in de millennia daarna werd het nog enkele graden kouder. Toch weerhield dat de moderne mens niet om zich over Europa te verspreiden. En dat botst met wat altijd werd gedacht, namelijk dat dit gebeurde tijdens een periode met een veel milder ijstijdklimaat.’

Homo sapiens kwam dus mogelijk ook al heel vroeg aan in wat nu België is. ‘Dat vermoeden wordt gesterkt nu we weten dat het type stenen werktuigen dat tal van sites in Centraal- en Noordwest-Europa met elkaar verbindt, het werk is van moderne mensen’, aldus Ruebens. Tegelijk staat zeker het zuiden van ons land bekend om zijn late neanderthalersites. Zeer waarschijnlijk hebben beide mensensoorten dus ook bij ons lang samen dan wel naast elkaar geleefd.

Ondanks dat het Homo sapiens zijn, behoren de Ranis-mensen zeer waarschijnlijk niet tot onze voorouders. De moderne mensen die vóór 40.000 jaar geleden Europa koloniseerden, tijdens een eerste golf, deelden het lot van de neanderthalers: ze stierven uit. Pas in een latere periode kwam er een nieuwe golf moderne mensen aan die ons continent permanent bevolkten.