Precies honderd jaar geleden stierf Henry Moseley aan het front. De beloftevolle wetenschapper had de wetenschap nog grote bijdragen kunnen leveren.
Precies honderd jaar geleden stierf Henry Moseley aan het front. De beloftevolle wetenschapper had de wetenschap nog grote bijdragen kunnen leveren.
Gallipoli, 10 augustus 1915. Een Turkse scherpschutter heeft een Britse luitenant in het vizier. Hij haalt de trekker over en het zoveelste slachtoffer van de eerste wereldoorlog valt. Zonder het te beseffen heeft de scherpschutter misschien wel het meest waardevolle leven dat tijdens de ganse oorlog verloren zou gaan, stopgezet.
Het slachtoffer, de 27-jarige Henry Moseley was een veelbelovende wetenschapper, zonder wie de tabel van Mendelejev er niet had uitgezien zoals hij er vandaag uitziet. Ondanks zijn jonge leeftijd was Moseley na de oorlog zeker in aanmerking gekomen voor een Nobelprijs – tenminste, als die kogel op 10 augustus hem had gemist.
Meteen nadat Henry Moseley afstudeerde in 1910, begon hij zijn onderzoek in het lab van de grote natuurkundige Ernest Rutherford. Daar ontdekte hij een verband tussen de röntgenspectra van de elementen en hun atoomnummers, wat het mogelijk maakte om de elementen definitief in de periodieke tabel te rangschikken. Moseley liet bewust ‘gaten’ in zijn versie van de tabel, omdat hij wist dat daar elementen hoorden die nog niet waren ontdekt. Pas dertig jaar na die voorspelling werd het laatste ontbrekende element gevonden.
Sinds Moseley's dood voorkomen veel strijdende naties dat jonge geleerden moeten strijden aan het front. In de tweede wereldoorlog worden wetenschappers bijvoorbeeld enkel nog achter de schermen ingezet, waar ze onder andere penicilline, de radar, programmeerbare computers en – helaas ook – de atoombom wisten te ontwikkelen. (kv)