Groenland staat al decennia in de belangstelling van de VS. Waar het land vandaag is uitgegroeid tot een geopolitiek en economisch brandpunt, was het tijdens de Tweede Oorlog een strategische militaire positie om meteorologische data te verkrijgen. Die waren cruciaal voor luchtbombardementen of geheime manoeuvres.
Trump wil Groenland 'op een of andere manier' in handen wil krijgen. Hij weigert daarbij de inzet van militaire middelen uit te sluiten, tot grote bezorgdheid van Denemarken. Wat niet zo lang geleden nog ietwat vergezochte politieke fictie leek, is vandaag een nieuwe realiteit.
Maar waarom is de regering Trump zo gebrand op het afgelegen, diepgevroren eiland met nauwelijks 57000 inwoners? Groenland zit op een schat aan bodemrijkdommen, van basismetalen tot zeldzame aardmineralen. Allemaal nauwelijks onontgonnen, want het klimaat en het terrein maakt mijnbouw extreem moeilijk. Maar de Noordpool warmt op, en wel sneller dan elders. Dat zou een ernstige waarschuwing moeten zijn, maar sommige zien net economische mogelijkheden. Voor het ontginnen van grondstoffen, alsook voor kortere scheepvaartroutes vanuit Azië naar de VS en Europa.
Voorlopig zijn mijnbouw en nieuwe zeeroutes nog toekomstscenario's. Het belang van Groenland vandaag zit in de strategische ligging van het eiland, die het Poolgebied domineert. Groenland valt onder de autoriteit van Denemarken, een erfenis van de kolonisatie van de Arctische regio. Dat geeft het land extra politiek gewicht. De militaire voetafdruk van Denemarken is echter beperkt, het eiland steunt vooral op de VS op vlak van defensie, met de Pituffik Space Base als meest noordelijke Amerikaanse militaire basis.
De VS hebben Groenland al eerder bezet. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Denemarken door Nazi-Duitsland onder de voet gelopen werd, nam het Amerikaanse leger de controle van het eiland over. Met reden, want in de plooien van de wereldoorlog werd in het Poolgebied een tweestrijd uitgevochten om weerdata uit de regio. Waarom waren die data zo belangrijk? Je leest het in dit artikel, dat eind 2022 in Eos verscheen.

Een oude schoen, lege zakken meel en suiker, boeken … Maar ook munitie en militaire insignes met nazisymbolen. En als ultiem bewijs: fragmenten van meteorologisch gereedschap. Daarmee wisten de wetenschappers van het Nationaal Park Arctisch Rusland genoeg. Hier op de kust van Alexandraland, een eiland boven de poolcirkel in het noorden van Rusland, stond tijdens de Tweede Wereldoorlog wel degelijk een Duitse observatiepost. Weerstation Schatzgräber bleek dan toch geen mythe.
De historie van het weerstation leest als een onwaarschijnlijk oorlogsverhaal. In augustus 1943 glipte een Duitse vissersboot, geflankeerd door een onderzeeër, de territoriale wateren van de toenmalige Sovjet-Unie binnen. Aan boord bevonden zich tien meteorologen, meetinstrumenten, voedselvoorraden voor twee jaar en munitie. Hun doel? Een weerstation opzetten op Alexandraland, diep in het Sovjet-Russische poolgebied.
Een gedurfd plan, dat nog leek te werken ook. Totdat een jaar later, in juli 1944, de hele bemanning ernstig ziek werd, op één vegetariër na. Hun symptomen wezen op een acute vorm van trichinose, een levensbedreigende worminfectie. Waarschijnlijk hadden de crewleden de besmetting opgelopen door onvoldoende gekookt ijsbeervlees te eten.
Er zat niets anders op dan de bemanning per duikboot te evacueren en het station te ontmantelen. Weerstation Schatzgräber raakte in de vergetelheid. Pas in 2016 doken de restanten van het station opnieuw op.
Tasten in het duister
Het verhaal van Schatzgräber illustreert het belang van een natuurkracht die altijd al essentieel is geweest bij oorlogsvoering: het weer. Napoleons gedoemde veldtocht tegen Rusland faalde door regen, hitte en vrieskou. De slag om Passendale tijdens de Eerste Wereldoorlog liep vast in de modder van Flanders Fields.
De klassieke Pruisische strateeg Carl von Clausewitz zag het weer als het belangrijkste element van frictie bij gewapend conflict. Met frictie doelde hij op elementen waar een partij geen vat op heeft, verduidelijkt majoor Dave Warnier, repetitor militaire geschiedenis aan de Koninklijke Militaire School. ‘Het komt erop aan de frictie voor het eigen kamp zo klein mogelijk te houden. Elk element van frictie dat te vermijden valt via informatie die de vijand niet heeft, schept een voordeel.’
Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakten nieuwe militaire technologieën en de ongeziene schaal van het conflict accurate weersvoorspellingen onmisbaar, aldus Warnier. ‘Bij massabombardementen over lange afstand vlogen soms wel duizend vliegtuigen uit. Operaties van zo’n grootteorde zijn onmogelijk op te zetten als je geen precieze informatie hebt over het weer op specifieke momenten van de dag.’
‘De lijn tussen wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en inlichtingen verzamelen is soms flinterdun’
‘Sommige missies zijn serieus de mist in gegaan’, vervolgt Warnier. ‘Operatie Market Garden, waarmee de Amerikanen en Britten poogden om via luchtlandingen strategische bruggen in Nederland te veroveren, mislukte deels door slechte weersomstandigheden die voorkwamen dat de Britse parachutisten tijdig versterkingen kregen.’
Toch was het vooral nazi-Duitsland dat aan het kortste eind trok. De Duitse legerleiding ontving heel weinig informatie over het weer uit het westelijke poolgebied. Veel weerfenomenen ontstaan daar, en dan vooral boven Groenland (zie kaderstuk ‘Van west naar oost’). Duitsland had geen voet aan de grond in het westen van de Arctische regio, en dus geen toegang tot arctische weerdata.
Dat hinderde niet enkel de eigen operaties, aldus Warnier. ‘Het maakte het moeilijk om mogelijke manoeuvres van de geallieerden te voorspellen. Doordat Duitsland niet wist welk weer eraan kwam, kon het ook niet doorzien welke plannen de geallieerden beraamden.’
De hele oorlog lang worstelden de nazi’s met de geallieerden om meteorologische data. Zozeer zelfs dat die strijd een eigen naam kreeg: de Noord-Atlantische weeroorlog.
Scandinavische neutraliteit
Tijdens de eerste oorlogsmaanden kon Duitsland nog wel rekenen op weerinformatie uit het poolgebied. In die tijd stelden de Scandinavische landen zich neutraal op in het conflict. Weerstations gevestigd op Groenland en de Noorse pooleilanden Jan Mayen en Spitsbergen bleven hun data uitzenden in internationale code.
Dat veranderde toen Adolf Hitler in april 1940 Denemarken en Noorwegen onder de voet liep. De weerstations op Groenland, Spitsbergen en Jan Mayen bleven weliswaar buiten bereik, maar de meteorologen ter plaatse werden wel afgesneden van hun thuisland. Als reactie stopten ze onmiddellijk met het uitzenden van internationaal toegankelijke weerinformatie.


Het Duitse leger zag zich genoodzaakt om zelf weerdata te verzamelen. Aanvankelijk droegen commandanten de crews van enkele van de beruchte U-boten op om zich op die taak toe te leggen. Maar al gauw waren de onderzeeërs elders nodig. Tegen januari 1941 voer geen enkele U-boot meer uit om meteorologische data te vergaren.
Ook Wetterkundungstaffel 5 (Weersquadron 5), een luchtmachteenheid speciaal opgezet om weerdata te vergaren, bleek geen succes. De bedoeling was dat omgebouwde bommenwerpers in het noorden van Noorwegen en aan de oostkust van Groenland meteorologische metingen zouden uitvoeren. Alleen had Duitsland geen overmacht in de lucht: geallieerde vliegtuigen en luchtafweer eisten een zware tol. Ironisch genoeg konden de Duitse toestellen vaak niet uitvliegen door een gebrek aan informatie over het weer.
Enigma
Duitsland gaf niet op. Het leger stuurde observatieschepen vermomd als vissersboten naar het noorden van de Atlantische Oceaan. De opdracht was om op zee metingen uit te voeren en die informatie naar het Reich door te zenden. Dat plan zou rampzalig uitdraaien voor nazi-Duitsland.
De Britse vloot deed er alles aan om die schepen te onderscheppen. Deels om Duitsland de toegang tot meteorologische data te ontzeggen, maar vooral omdat die schepen voor hun communicatie gebruik maakten van Enigma-machines, de codeerapparaten waarop het Duitse leger steunde om versleutelde informatie door te zenden.
De machines en codeboeken die de Britten van Duitse weerschepen plukten, hebben de geallieerden geholpen om de Enigma-code al in 1941 een eerste keer te kraken en zo mee te luisteren met de Duitse militaire communicatie.
Uiteindelijk werd het duidelijk voor de Duitse legerleiding dat ze voet aan land moest krijgen in het poolgebied, wilde ze aan meteorologische data geraken. Dat leek niet onmogelijk. De geschikte locaties waren wel in handen van de geallieerden, maar het poolgebied is leeg, desolaat en afgelegen. Stiekem een weerstation opzetten kon wel eens lukken.
De Duitsers waagden hun kans in november 1940 op Jan Mayen, nadat de Britten er de bemanning van een bestaand Noors weerstation hadden geëvacueerd. Maar een Brits schip merkte de Duitse expeditieboot Hinrich Freese op en zette de achtervolging in. In het gure weer liep de Hinrich Freese averij op, en uiteindelijk moesten de Britten de Duitsers zelfs ontzetten.
Op Spitsbergen lukte het wel om tijdelijk enkele weerstations op te zetten. Ze waren tijdens de eerste helft van de oorlog in gebruik, tot het vrije Noorse leger de Duitsers verdreef. Later, in september 1943, ondernam Duitsland een grootschalige poging om Spitsbergen in te nemen. Dat lukte, maar men slaagde er niet in om die positie te consolideren. Uiteindelijk heroverden de geallieerden Spitsbergen.
De Duitse strijdkrachten volgden nog een andere strategie die pas later aan het licht kwam. De Canadese geoloog Peter Johnson stuitte in 1977 tijdens zijn veldwerk op vreemde machinerie op de kust van Labrador in het noordoosten van Canada. Johnson meende dat het om een Canadese militaire installatie ging. De geoloog markeerde vervolgens nietsvermoedend de plek op de kaart als Martin Bay 7.
In werkelijkheid ging het om de restanten van het weerstation Kurt, een van de zogenoemde Wetterfunkgerät Land: volautomatische weerstations, ontwikkeld door het bedrijf Siemens. Kurt bestond uit meetinstrumenten en een radiozender die meetresultaten naar Duitsland verstuurde, aangedreven door batterijen.
Een onderzeeër plaatste Kurt in alle geheim op de Canadese noordkust in oktober 1943. Om passanten op het verkeerde been te zetten, droeg de installatie het logo van een fictief Canadees bedrijf, de Canadian Meteor Service, en hadden de Duitsers Amerikaanse sigarettenpakjes rondgestrooid.
Enkele jaren na de vondst van Johnson vatte een gepensioneerde ingenieur van Siemens, Franz Selinger, het plan op om een boek te schrijven over de geschiedenis van het bedrijf. In de documenten van Siemens las hij over weerstation Kurt. Selinger bracht het Canadese ministerie van Defensie op de hoogte, en in 1981 werd weerstation Kurt officieel ontdekt. Kurt kreeg een plek in het oorlogsmuseum van Ottawa.
In de val
Ook op Groenland waagde het Duitse leger zijn kans. Groenland, officieel deel van Denemarken, fungeert als broedplaats voor stormachtig weer dat zich later in Europa laat voelen. Op het moment van de Duitse inval was het bestuur van het eiland in handen van gouverneur Eske Brun. Hij brak met de bewindvoerders in Kopenhagen, die zich moesten schikken naar de Duitse bezetter. Groenland ging als ‘onafhankelijk gebied’ de oorlog in.
Om toch toezicht te houden op de 2.700 kilometer ijzige wildernis richtte men de North East Greenland Sledge Patrol op, een team van Denen, Noren en Inuit, gehard door het leven boven de poolcirkel en bekend met het terrein.
De bezorgdheid over de Duitse intenties bleek gegrond. In de herfst van 1940 onderschepte de kustwacht een Noors schip met een vijftigtal gewapende collaborateurs aan boord, met als plan een weerstation in Myggbukta over te nemen. Een jaar later volgde het bericht dat er een onbekend schip was gesignaleerd ter hoogte van de Franz Joseph-fjord. Het schip werd onderschept, waarna de bemanning bekende dat ze een groep Duitsers had afgezet op de kust met meteorologisch materiaal en een radiozender. Een zoektocht leidde naar een verdachte jagershut waar drie Duitsers zich schuilhielden. Ze gaven zich onmiddellijk over.
Later zouden de Duitsers nog een operatie ondernemen op het Groenlandse eiland Sabine Ø, onder de codenaam Holzauge. Dat weerstation hield het een hele winter uit, totdat een sleepatrouille daar met hulp van de Amerikaanse luchtmacht een einde aan maakte.

De pogingen van nazi-Duitsland om weerdata te bemachtigen bleken weinig succesvol. Toch lukte het af en toe wel. In augustus 1944 slaagden de Duitsers erin om op het Noorse eiland Spitsbergen een weerstation op te zetten. Operatie Haudegen, onder leiding van luitenant Wilhelm Dege, zou tot op het einde van de oorlog meteorologische informatie doorzenden naar het Reich.
In mei 1945 bereikte het bericht dat nazi-Duitsland zich onvoorwaardelijk overgaf ook Dege op Spitsbergen. De luitenant en zijn team zaten vast. Ze hadden enkel een roeiboot ter beschikking, er was niemand die kon instaan voor hun evacuatie.
Pas in september van dat jaar ontzette het Noorse schip Blasel de onfortuinlijke Duitsers. Luitenant Dege tekende een document dat ook hij de strijd staakte en overhandigde zijn pistool aan de kapitein van de Blasel. Daarmee was Dege de laatste Duitse soldaat uit de Tweede Wereldoorlog die zich overgaf.
Weerstation Haudegen staat er nog altijd. Het wordt beschermd als historisch erfgoed, een van de weinige tastbare getuigen van een vergeten stukje Tweede Wereldoorlog.
Nieuwe spanningen
Het exacte belang van weerdata uit het poolgebied tijdens de Tweede Wereldoorlog is moeilijk in te schatten. Maar de asymmetrische toegang tot meteorologische informatie heeft de geallieerden zeker geholpen, aldus Michael Gjerstad. Gjerstad, verbonden aan het Centrum voor Oorlogsstudies aan de Zuid-Deense Universiteit, is gespecialiseerd in veiligheidsvraagstukken in het poolgebied. ‘In essentie ging het over een strijd om inlichtingen. Info over het weer is essentieel gebleken bij het maken van militaire beslissingen en bij het voorspellen van potentiële bewegingen van de vijand.’
De Noord-Atlantische weeroorlog markeerde ook het punt waarop de Noordpool voor het eerst militair belang kreeg. Die evolutie zou zich nog sterker doorzetten tijdens de Koude Oorlog, verduidelijkt Gjerstad. ‘Geografisch gezien was dit de regio waar de VS en de Sovjet-Unie neus tegen neus stonden.’
‘Het poolgebied werd de uitgelezen plek om inlichtingen te verzamelen, bijvoorbeeld om radioboodschappen te onderscheppen of nucleaire onderzeeërs te lokaliseren. De Sovjets gebruikten de Noordpool ook om hun nucleair arsenaal te testen. Data over die tests gaf de VS dan weer inzicht in de ontwikkeling van de nucleaire capaciteit van de Sovjet-Unie.’
De val van de Muur in 1989 maakte een einde aan de rivaliteit tussen beide grootmachten. De Noordpool raakte een decennium lang buiten beeld. Maar het optimisme over de nieuwe wereldorde verdampte, en de relaties tussen het Westen en Rusland verzuurden opnieuw. De militaire opbouw in het poolgebied werd hernieuwd.
Het weer in de noordelijke hemisfeer ontwikkelt zich van west naar oost. Dat komt door de draaiende beweging van de aarde, verduidelijkt Nicole Van Lipzig, als klimatoloog verbonden aan de vakgroep Geografie en Toerisme van de KU Leuven. ‘Op gematigde breedtes en in het poolgebied stroomt de lucht vanuit het westen naar het oosten. In die beweging – een gevolg van het corioliseffect – neemt hij weersystemen mee over de oceaan.’
Er spelen nog enkele andere meteorologische fenomenen, legt Van Lipzig uit. ‘Het weer in Europa staat sterk onder invloed van het zogenoemde IJslandse lagedrukgebied, een regio waar de luchtdruk gemiddeld lager ligt. Hoge- en lagedrukgebieden variëren, maar over een langere periode tekenen er zich wel patronen af. De intensiteit van dat lagedrukgebied bepaalt mee de kracht van weersystemen die op ons af komen.’
‘Een derde element zijn golvingen in de straalstroom van west naar oost. Soms waait die relatief recht, op andere momenten zwabbert hij in golven van het zuidwesten naar het noordoosten. Die meanderende straalstroom heeft een grote invloed op de temperatuur en de neerslag.’
‘Ook vandaag lopen de spanningen in de arctische regio weer op’, vertelt Gjerstad. ‘De annexatie van de Krim door Rusland in 2014 vertaalde zich in een toegenomen militaire aanwezigheid aan beide zijden. De nasleep van de oorlog in Oekraïne zal de militarisering van de Noordpool alleen maar versterken.’
Daarbij komt de realiteit van een snel veranderend klimaat. Het poolgebied warmt tot drie keer sneller op dan gemiddeld. Dat is een gevolg van polaire amplificatie, waarbij de atmosfeer en de oceanen warmte naar de polen transporteren. Bovendien bestaat de Noordpool grotendeels uit zee-ijs, dat gevoeliger is voor opwarming dan ijs dat steunt op een landmassa.
Het terugtrekkende ijs maakt de Noordpool toegankelijker, en daarmee ook de bodemschatten in de regio. Dat trekt nieuwe spelers aan, in de eerste plaats China. Dat land ziet zichzelf als een ‘near-Arctic state’ en eist een plek op in het poolgebied. Minder ijs omheen de Noordpool opent een snelle scheepvaartroute richting Europa, de zogenoemde ‘noordelijke zijderoute’. Die werd voor het eerst gebruikt door een Chinees vrachtschip in 2013. Chinese bedrijven zijn al actief bij het ontginnen van mineralen, olie en gas, en bij de bouw van infrastructuur.
Dubbele doelen
Die nieuwe bedrijvigheid boven de poolcirkel doet ook het onderzoek toenemen. Dat is niet zonder risico, stelt Gjerstad. ‘Wetenschappelijke gegevens voor civiel gebruik kunnen evengoed een militair doel dienen. Dat dilemma stelt zich steeds scherper. Er zijn meer spelers in het poolgebied, terwijl de geopolitieke spanningen toenemen door gebeurtenissen elders.’
‘De lijn tussen wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en inlichtingen verzamelen is soms flinterdun. Rusland heeft een behoorlijk aantal onderzoeksschepen in de regio. Welke gegevens zij verzamelen is niet duidelijk. Onderzoek naar de geologie van de zeebodem kan bijvoorbeeld even goed dienen om onderzeese kabels en andere kritieke infrastructuur in kaart te brengen.’
Zeker China heeft zijn voetafdruk boven de poolcirkel stevig uitgebreid. Al in 2003 opende Beijing een onderzoekscentrum op Spitsbergen, het Arctic Yellow River Station. China heeft onderzoeksprojecten lopen met onder andere Rusland en IJsland. Het land werkt aan een netwerk van onderzeese akoestische sensors in de Noordelijke IJszee. Die leveren wetenschappelijke data, maar kunnen ook dienen om schepen en onderzeeërs te lokaliseren.
Hetzelfde geldt voor onderzoek door commerciële spelers, zo vertelt Gjerstad. ‘Op Groenland zijn verscheidene Chinese mijnbouwbedrijven actief. Zij voeren geologisch onderzoek uit, maar wie leest mee in die data? Zeker in het geval van China is er altijd het vermoeden van een indirect militair belang.’
‘De Noordpool is in ijltempo weer relevant geworden. Het blijft een moeilijke regio. Zelfs met de huidige technologie is het moeilijk een fijnmazig beeld te krijgen van wat er zich afspeelt in dit uitgestrekte en klimatologisch vijandige gebied. Als de Noord-Atlantische weeroorlog ons één ding leert, dan is het wel dat data die banaal en onschuldig lijken plots militair gewicht kunnen krijgen.’