Maandag 24 september. Het stormachtige weekend heeft plaats gemaakt voor een blauwe hemel, stralende zon, een occasionele wolk en zuchtje wind. Op deze derde dag van mijn fietstocht kruip ik in het wiel van Bram Vannieuwenhuyze, bijzonder hoogleraar Historische Cartografie aan de Universiteit van Amsterdam, én begenadigd fietser.
We spreken ‘s morgens af op de Markt in Damme. Eerst tijd voor koffie en kaarten, als eerste gasten in Estaminet Soetkin. Nakaartend over twee doorregende en uitgewaaide fietsetappes in de Zwinstreek. Vooruitblikkend op oude kaarten van het prachtige, maar intens veranderde landschap tussen Brugge en Damme. Vandaag hebben we een speciale missie: we willen letterlijk in de voetsporen treden van de cartografen die zeer actief waren in het zestiende-eeuwse Brugge. Als Bram het Brugse kaartmateriaal uit de 1560’s bovenhaalt en uitrolt, blijkt onze tafel al snel te klein. Zo is er het panorama van Antoon van den Wijngaerde, die eind jaren 1550 een Brugse toren beklom en het uitzicht op het Brugse ommeland tussen Lissewege en Aalter schetste.
Marcus Gerards graveerde iets later Brugge en omgeving in vogelperspectief en liet zijn majestueuze kaart in 1562 drukken. Hij was wel zo eerlijk te melden dat hij halverwege Brugge en Damme de schaal wijzigde om Brugge dichter bij de zee te positioneren dan werkelijk het geval was. Jacob van Deventer doorkruiste, mat en karteerde Brugge en onmiddellijke omgeving omstreeks 1564-1566, onder meer de dijkwegen langs het Zwin en de Verse Vaart en een aantal, schijnbaar doodlopende wegen buiten de Brugse stadsversterking en rondom Sint-Kruis. Het tussenliggende laaggelegen, natte gebied kleurde hij groen, meer niet. Pieter Pourbus, ten slotte, begon in 1561 aan zijn Grote Kaart van het Brugse Vrije, en kon dat titanenwerk pas afronden in 1571. De jaren daarop rees een geschil inzake afwateringsproblemen tussen de zogenoemde ‘wateringen’ van Broucke en Moerkerke-Zuid-over-Leie en de stad Damme. De eerstgenoemde partij zocht Pourbus aan om een gedetailleerde kaart van het gebied tussen Brugge, Damme en Sijsele te maken. Die detailkaart was klaar in 1574.
Op een kleine twintig jaar tijd karteerden en tekenden minstens vier gerenommeerde cartografen en schilders het gebied ten noorden van Brugge. Vaak wordt gezegd dat de heren elkaar en elkaars werk kenden, soms zelfs dat ze elkaar inspireerden of kopieerden. Dat is goed mogelijk, want net zomin als de middeleeuwse troubadours waren zestiende-eeuwse cartografen en kunstenaars uiteraard geen Einzelgängers die op eigen houtje rondtrokken om steden en landschappen te schetsen en in kaart te brengen. Overal waar opdrachten en projecten hen leidden, kwamen ze in contact met lokale mensen, die hen werk verschaften, hen verwelkomden en rondleidden, hen uitleg gaven over landschap en geschiedenis, hen onderdak, eten, drinken en misschien ook wel wat plezier boden. Over de omzwervingen en netwerken van die zestiende-eeuwse cartografen en kunstenaars is helaas niet zo veel bekend. In het beste geval zijn slechts hun kaarten, schilderijen en tekeningen bewaard. Pourbus is een uitzondering. Over zijn tochten in het gebied tussen Brugge en Damme is een verslag bewaard, opgesteld door vertegenwoordigers van beide wateringbesturen met het oog op de verdediging van hun rechten in een proces tegen de stad Damme. Op 26 maart 1574 ondernamen Jan van Tilke en Fransois de Louf bijvoorbeeld samen met Pieter Pourbus een tocht langs de waterganghen ende aderen van der wateringhe van den Broucke, beghinnende achter dHermytaige voor de Speiporte deser steede tot den Ooestdyck.
Over Pourbus’ veldwerk zijn we dus enigszins ingelicht. Maar wat betreft zijn connecties met de andere illustere heren en de al dan niet wederzijdse beïnvloeding tasten we in het duister. Of bestaan er toch manieren om meer te weten te komen over hun dagdagelijkse praktijken en belevenissen? Een manier is om hun producten niet enkel oppervlakkig te bekijken of te bewonderen, maar grondig te analyseren. Dat is bureau- of computerwerk en gebeurt tegenwoordig met gespecialiseerde cartografische software als GIS. Een andere manier is in hun voetsporen treden. Bezoek het gekarteerde/geschilderde gebied, tracht te begrijpen hoe zij het – toenmalige, meestal hevig veranderde – territorium en landschap waarnamen, aanvoelden en overbrachten op papier, perkament, doek of paneel. Vandaag proberen we dus het perspectief van de 16e-eeuwse cartograaf aan te nemen, en het extra paar ogen van een geoefend kaarthistoricus zijn daarbij meer dan welgekomen.
Het traject van deze derde etappe werd een verknoopt traject tussen Damme, de Damse Vaart, Brugge, het kasteel van Male, Sijsele, Vivenkapelle en de restanten van de Lieve. Dat gebied komt grosso modo overeen met de omvang van Pourbus’ proceskaart uit 1574, maar staat evenzeer op de Pourbus’ Grote Kaart en op de kaarten en tekeningen van Marcus Gerards, Jacob van Deventer en Antoon van den Wijngaerde weergegeven. Op de proceskaart tekende Pourbus meerdere gepunte cirkels, aanduidingen van zijn meetpunten in het landschap. Tijdens de fietstocht proberen we enkele van die punten te bezoeken en trachten we na te gaan waarom Pourbus in 1573-1574 op die plekken ging staan en metingen verrichtte. Soms is het duidelijk: er staat een grenspaal of een kasteeltje met een slanke toren van waaruit hij de omgeving goed kon waarnemen. Andere meetpunten zijn moeilijker te begrijpen, wellicht omdat het landschap te drastisch veranderd is. Vooral de omvang van de zestiende-eeuwse begroeiing is moeilijk in te schatten. Vandaag lijken er veel meer bomen te staan, onder meer langs kanalen en oprijlanen. De bosjes die Antoon van den Wijngaerde tekende eind jaren 1550 waren meer verspreid.
De fietstocht door het gebied tussen Brugge en Damme leerde ons vooral dat de zestiende-eeuwse kaarten en tekeningen van het gebied wellicht toch afzonderlijk van elkaar en omwille van andere motieven werden gemaakt. Ze zijn te verschillend van opzet, onder meer wat betreft de weergave van de landschapsobjecten, en lijken ook op andere manieren te zijn samengesteld. Van den Wijngaerde ging op één of meerdere Brugse torens staan en schetste van daaruit het Brugse ommeland. Van Deventer stapte enkele straten af, maar liet het tussenliggende gebied blanco. Pourbus doorkruiste het gebied meermaals en maakte een bijzonder gedetailleerde topografische kaart, al moest die natuurlijk de bewijsvoering van de wateringbesturen in het proces tegen Damme ondersteunen. Over Gerards’ werkwijze is minder bekend, maar mogelijk was hij minder begaan met de weergave van het platteland rond Brugge en is zijn voorstelling van het gebied vrij abstract en dus weinig accuraat.
Onze fietstrip was niet alleen een tocht door het huidige gebied, maar bracht ons ook dichter bij de oude kaarten en hun makers. Meermaals projecteerden we onze eigen waarnemingen, bedenkingen en emoties op de avonturen van de zestiende-eeuwse kaartenmakers. Anachronistisch is dat ongetwijfeld. Maar toch: ook zij moesten fysieke inspanningen leveren, eet- en plaspauzes inlassen, stopplaatsen en meetpunten uitkiezen, overleggen met opdrachtgevers en spreken met lokale bewoners, overnachtingsplaatsen uitzoeken. Ook voor hen stond de boog wellicht niet altijd gespannen en was er tijd voor wat humor en persoonlijke gesprekken tussendoor. Die dingen gebeurden niet alleen op maandag 24 september 2018, maar evengoed in het derde kwart van de zestiende eeuw.