Na de jacht op Pourbus’ meet- en observatiepunten fiets ik met een stevige vaart naar de linkerbovenhoek van de kaart. Mijn gastheer van die avond woont 8 verdiepingen hoog in Blankenberge en naar het schijnt zijn de zonsondergangen met uitzicht op de polders adembenemend.
Gelukkig kan ik beschikken over een kaarsrechte middeleeuwer van 15km lang: de Blankenbergse dijk. De nakende zonsondergang indachtig kan ik mij geen pauzes veroorloven en fiets ik zonder stoppen richting kust. Ondanks deze snellere eindsprint klok ik die avond af op een gemiddelde snelheid van 15,3 km/u. Van de 8u30 in het zadel, ben ik maar 3u45 effectief in beweging. Om conditie te kweken hoef ik deze tocht alleszins niet te doen, zeker als ik de vele copieuze maaltijden bij mijn gastgezinnen meereken.
Jean-Pierre heeft alleszins niet gelogen. De zonsondergang boven de Uitkerkse Polders is prachtig en aan de einder tekent zich het silhouet van Brugge af. Het doet wat denken aan de Van den Wijngaerde’s vogelperspectieven die ik eerder die dag heb bekeken. Ondertussen ben ik al niet meer de enige die van het uitzicht geniet, maar vult het appartement van Jean-Pierre zich gestaag. Mijn publiek van die avond wordt grotendeels gevormd door de gidsenbond van Blankenberge waar mijn gastheer lid van is. Opnieuw een volledig andere groep toehoorders waar veel lokale kennis in vervat zit, hetgeen de avond voor beide partijen erg interessant maakt.
De volgende dag is al de vierde etappe van de tocht. Mijn einddoel Moerkerke ligt helemaal in de andere uithoek van de kaart, maar ik wil vandaag zo lang mogelijk de kust afschuimen. Het goede weer heeft daar maar weinig mee te maken. De focus van de dag is de Evendijk, een zeewerende dijk die parallel loopt met de kustlijn, maar nu een kilometer landinwaarts ligt. Een eerste markant kenmerk van die dijk op Pourbus’ kaart zijn de vele hoefijzervormige uitstulpingen of ‘wielen’ die op dijkdoorbraken wijzen. Tussen Blankenberge en Zeebrugge zijn er minstens vier getekend. Het eerste wiel vlakbij het sportcomplex is alvast moeilijk te bereiken en te herkennen. Gelukkig is Pourbus’ kartering hier heel correct. De dijkherstelling lijkt bewaard in het tracé van de Finse piste, waar een grasmaaier hulpvaardig de hellingsgraad verduidelijkt voor de foto. De parcoursbouwers hebben handig gebruik gemaakt van de dijkuitstulping om toch wat hoogtemeters mee te pikken in de vlakke polders.
De volgende drie doorbraken zijn veel duidelijker in het landschap bewaard als halfcirkelvormige percelen. Daarbij valt het op dat deze percelen eilandjes van grasland vormen in een zee van akkerland. Een local vertelt me dat de huidige steenweg (die teruggaat op de Evendijk) ter hoogte van één van deze uitstulpingen dikwijls hersteld moet worden wegens instabiliteit van de ondergrond. De gevolgen van deze eeuwenoude dijkdoorbraken blijken dus nog steeds de inrichting van het huidige landschap te bepalen, al is de oorzaak waarschijnlijk al lang vergeten.
Op de grens tussen Blankenberge en Zeebrugge lijkt het wegtracé van de Evendijk plots door de tijdsmachine gehaald. Niet enkel verandert de naam van ‘Zeebruggelaan’ naar ‘Evendijk-West’, ook de brede weg met twee fietspaden maakt plaats voor een smalle weg met grintstrook. Naast de weg bevindt zich vanaf dit punt – net zoals Pourbus het tekent – nu ook een gracht, die de Evendijk effectief een klassiek dijksilhouet geeft.
Lang duurt mijn topografische tijdreis niet want amper 500m verder doemt de haven op. Voor behoud van lijf en leden houd ik vanaf nu beter vrachtwagens in het oog, in de plaats van middeleeuwse relicten. Veel herkenningspunten verwachtte ik ook niet in deze erg geïndustrialiseerde zone.
Toch zijn het de klassieke haven-gerelateerde ‘landmarks’ die een opvallende overeenkomst met Pourbus’ kaart lijken te hebben. De eerste gelijkvormigheid vind ik bij de Vandammesluis, die de verbinding vormt tussen de getijdegebonden voorhaven en de niet-getijdegebonden achterhaven. De middeleeuwse voorganger van deze sluis moet zich vlakbij bevinden. Pourbus tekent een paar honderd meter naar het oosten een opvallende uitwateringsconstructie met onder andere een sluis in de dijk en een houten beschoeiing op het strand. Maar op de locatie waar ik nu sta, middenin de havenmond, is ook in de 16e eeuw schijnbaar een onderbreking in de dijkengordel. Net als de huidige pieren, wijken Pourbus’ witgeschilderde dijken noordwaarts open richting kust. De duinen die beide dijkuiteindes op natuurlijke wijze lijken af te sluiten, zouden wel eens kunnen wijzen op een oudere havenmonding. Voer voor verder onderzoek!
Een tweede ‘landmark’ die specifiek gemaakt is om de aandacht te trekken, zijn de vuurtorens nabij de haven. Bij het binnenfietsen van Heist word je er meteen mee geconfronteerd. Dichtbij de kust staat het ‘laag licht’, 300m landinwaarts het ‘hoog licht’, een ondertussen in onbruik geraakte vuurtoren met Jugendstiel-elementen. De zogenaamde ‘lichtlijn’ die beide torens vormden als baken voor schepen, is sinds 2008 ook gematerialiseerd in een fiets- en voetgangersbrug met die naam. Dergelijke fietsvriendelijke historisch-landschappelijke infrastructuurwerken stelt een troubadour erg op prijs. Vanop de fietsersbrug merk ik dat ook het middeleeuwse ‘vuurbaken’ op Pourbus’ kaart in deze lichtlijn moet hebben gelegen. Mijn kaartprojectie situeert de toren in het natuurgebied van de Baai van Heist. Meer zelfs, een wandelpad lijkt recht naar de voormalige toren te leiden. Tegen beter weten in stap ik van mijn fiets om te voet het duingebied te verkennen. Resten van de toren zijn uiteraard nergens meer waar te nemen, maar het was alleszins een interessant intermezzo.
Om tijdig in Moerkerke te raken, rijd ik via de dijken van het Schipdonkkanaal naar het zuiden. Parallel met de dokken van de Zeebrugse achterhaven snijdt dit 19e-eeuwse kanaal dwars door het middeleeuwse landschap. Vanaf Oostkerke kan ik weer makkelijker middeleeuwse wegen nemen. In deze regio zijn de meeste wegtracés erg goed bewaard. In Hoeke steek ik vervolgens de Damse Vaart over om op de rechteroever van het Zwin te belanden. Hier zijn het vooral de dijken die zich goed hebben gehandhaafd in het huidige landschap. Waar de linkeroever van het Zwin vrij stabiel was, hebben de eerste grote inpolderingsgolven op de rechteroever plaatsgevonden. Eens voorbij de oudste dijkengordel zijn het weer kaarsrechte wegen die zuidwaarts leiden. Al is het eigenlijk omgekeerd. Dit zijn waarschijnlijk wegen die vanop de hoger en droger gelegen rand van zandig Vlaanderen noordwaarts de kustvlakte inliepen. In oorsprong zouden het drijfwegen voor schapen zijn geweest. De frequente doorsnijding door jongere (water)wegen geeft hun oudere datering aan. Dat het 19e-eeuwse schipdonkkanaal deze oude wegen doorsnijdt, is nogal wiedes, maar ook de 13e-eeuwse Lieve en zelfs de 12e-eeuwse Zwingeul onderbreken dit noord-zuid-lopende wegenpatroon. Lokaal amateurhistoricus René De Keyser was de eerste die dit opvallende patroon met oude doorsnijdingen heeft vastgesteld. Zijn bron? De kaart van Pourbus!
Hoewel ik nu al drie blogs het lof van Pourbus’ geografische en topografische accuraatheid bezing, heb ik hem ondertussen ook al op één foutje betrapt. In de Brieversweg in Moerkerke – nota bene op de plaats waar ik die avond mag verblijven – gaat hij even uit de bocht. Letterlijk. Waar de Brieversweg normaal verder in oostelijke richting zou moeten lopen, zwenkt ze plots naar het zuiden en verdwijnt in de rand van het schilderij. Alsof de schilder geen zin meer had de lijn verder te trekken en er zich met een penseelslag vanaf wilde maken. Als Pourbus troubadour sla je dan natuurlijk een mal figuur bij een gastvrouw wiens straat onnauwkeurig is afgebeeld. Zij kan het gelukkig wél relativeren en de lezing voor haar vrienden en familie wordt, net als de uitgebreide kaastafel, erg gesmaakt.
Op dag 5 wil ik uitgebreid het stukje kaart tussen Moerkerke, Middelburg, Hoeke en Sluis verkennen. Een relatief smalle strook waar weinig dorpskernen liggen. Het enige dorp op de kaart is dan nog verdronken ook. Het middeleeuwse Lapscheure verdween in 1583 nadat de dijken langs het Zwin waren doorgestoken als strategische overstroming tijdens de Tachtigjarige Oorlog. De geul die daardoor ontstond, maakte niet enkel Lapscheure onleefbaar, maar vaagde ook een groot deel van het middeleeuwse landschap weg. Mede door deze geul is het niet steeds makkelijk om de middeleeuwse wegen te volgen in deze zone. Daarnaast is er ook de expresweg richting Knokke-Heist die, zonder enige historisch-topografische legitimiteit, het fietsen bemoeilijkt. Via een opvallend hoog aantal onverharde wegen beland ik uiteindelijk in het verdwenen Lapscheure. De oude kerk ligt op privé-grondgebied en is door de eigenaar opgegraven en vrij gelegd. Omdat er niemand thuis is, moet ik over de haag gluren om de fundamenten van de kerk te kunnen zien.
Daarna is het tijd om weer noordwaarts richting Knokke-Heist te rijden. Mijn gastgezin van die avond woont op een historisch erg interessante plek: de boerderij ‘De Zoete Polder’. Deze boerderij was deel van het hoevecomplex dat door François-Philippe Lippens werd aangelegd bij de inpoldering van de Nieuwe Hazegraspolder in 1785. Vandaag wordt er hoogtechnologische akkerteelt gecombineerd met fruitteelt en een paardenhotel. Een in eerste instantie merkwaardige combinatie, maar eigenlijk mooi passend binnen de landschappelijke veranderingen aan de monding van het Zwin. In een cirkel van amper 500m rond de boerderij is 1000 jaar landschapsgeschiedenis kernachtig bewaard. In die cirkel vinden we eerst een bedrijvige vissersnederzetting met een uitgesproken mariene focus. De zee had toen nog vrij spel in de geulen die vlakbij stroomden. Toen het Zwin langzaam verzandde en grote stukken slikken en schorren steeds meer droog kwamen te liggen, maakten de vissers plaats voor schapenboeren. De mariene (zoute) economie veranderde langzaam naar een zilte economie, waar schapen zowel binnen- als buitendijks konden grazen. Hoe verder de inpolderingen de Zwingeul zuidwaarts duwden, hoe meer de gronden ook ontzilt werden en hoe aantrekkelijker ze werden voor akkerbouw. De Zoete Polder trekt die lijn met zijn fruitteelt zelfs schijnbaar nog verder door. Al wordt het wel heel complex als ook de lokale plaatsnaamgeving ‘Het Zoute’ en de bijhorende lokale uitspraak ‘Le Zoet’ of ‘tzoete’, in deze verhaallijn wordt geplaatst. Met de nakende uitbreiding van het Zwin natuurpark en de gedeeltelijke ontpoldering van de Willem-Leopoldpolder lijkt de geul nu echter opnieuw aan terrein te winnen. Zullen de Hazegraspolders opnieuw verzilten? Of zullen zij de volgende stap in de ontpoldering zijn? Wat zou dat betekenen voor het bedrijf van mijn gastvrouw? Stoppen of aanpassen? Want leert de opmerkelijk geschiedenis van deze vierkante kilometer grond net niet dat de bewoners van deze streek zich steeds relatief snel aan de veranderende en nieuwe landschappelijke omstandigheden hebben aangepast? Het zijn vragen en bedenkingen die ik met enige schroom naar voren schuif tijdens de huiskamerlezing die avond. Het resulteert in een geanimeerde discussie over kusteilanden, zeespiegelstijging en ontpolderingen die natuurlijk niet nieuw zijn in dit huishouden. Al merk ik dat de landschapshistorische component, die het bedrijf op een tijdlijn van 1000 jaar plaatst, toch ook nieuwe inzichten geeft. Hoewel het mijn gastvrouw Katleen teleurstelt dat ik mijn troubadourtocht zonder gitaar en zang invul, is ze toch aangenaam verrast door mijn optreden. Maar ook van mijn kant heeft het verblijf op de veelzijdige boerderij van de Zoete Polder een diepe indruk nagelaten. Hier kom ik nog! Temeer omdat ze er zeer lekker appelsap produceren en ik er mijn gsm-oplader ben vergeten.