Eos Blogs

Praten over de coronacrisis: oorlog, straf of ramp?

De coronacrisis heeft ons ontegensprekelijk op onbekend terrein gebracht. Om te begrijpen wat ons overkomt, grijpen we daarom vanzelf terug naar bekendere situaties. En dat is niet zonder gevolgen, want onze vergelijkingen bepalen mee onze beslissingen.

Ons brein heeft de onweerstaanbare neiging te recycleren. Nieuw fenomeen? Zoek een vertrouwd fenomeen dat erop lijkt. Dat recycleren is nuttig. Het bespaart ons denkwerk. Bijvoorbeeld, wil je begrijpen hoe elektriciteit werkt, dan kan je terugvallen op wat je weet over water. Net als water stroomt (!) elektriciteit door een circuit. Schakelaars zijn als kleppen, een batterij is als een pomp, enzovoort. De vergelijking - bekend als de 'hydraulische analogie' - geeft een intuïtief begrip van elektriciteit. Dat helpt als je even een nieuwe lamp wil aansluiten. Maar let op, geen enkele vergelijking is volmaakt. Zo wekt water geen magnetisch veld op, en elektriciteit heeft niet de natuurlijke neiging om naar beneden te vloeien. Anders gezegd, recycleren is weliswaar nuttig, dat betekent niet dat alles recycleerbaar is. De vergelijkingen die ons denken sturen, sturen ons denken soms ook de mist in.

Dat om aan te geven waarom het belangrijk is waakzaam te zijn wanneer we weer 's aan het vergelijken gaan. Taalkundig onderzoek laat er geen twijfel over bestaan dat vergelijkingen, of metaforen, alomtegenwoordig zijn in ons taalgebruik. Het onderzoek demonstreerde ook al meermaals dat hoewel we ons van die metaforen nauwelijks bewust zijn, ze wel bepalend zijn voor ons denken. Verkeerde metafoor, verkeerde conclusies. Laten we dus eens een kritische blik werpen op de vergelijkingen die we spontaan inroepen om de huidige coronacrisis te begrijpen. Er zijn er een aantal in omloop. Allemaal geven ze inzicht, maar even goed lopen ze allemaal een beetje, of heel erg, mank.

Oorlog

Dikwijls spreken we over de coronacrisis alsof we ons in een oorlog bevinden. Het virus is een vijand die we moeten verslaan, dokters en verplegers zijn frontsoldaten. De vergelijking met een oorlog heeft haar merites. Ze benadrukt dat een collectieve aanpak van de crisis noodzakelijk is en appeleert aan de burgerzin van de bevolking. Maar een oorlogssituatie roept ook de gedachte op aan naties die op zichzelf terugplooien onder een sterk gecentraliseerd leiderschap. Dat nodigt alvast niet uit tot internationale samenwerking. Grenzen sluiten heeft ongetwijfeld tijdelijk zin, maar internationale openheid is niettemin belangrijk voor het wetenschappelijk onderzoek naar het virus, en enkel internationale solidariteit kan de schade beperken wanneer een derdewereldland door het virus wordt getroffen.

Een overdrijving sterkt de gedachte dat we tot grote offers bereid moeten zijn

De oorlogsvergelijking overdrijft ook de omvang van de crisis, als zou het voortbestaan van onze maatschappij fundamenteel bedreigd zijn. Zo'n overdrijving sterkt de gedachte dat we tot grote offers bereid moeten zijn en dat alles wat niet tot de oorlogsinspanning bijdraagt maar beter kan worden opgeschort. Daaronder resorteren intussen al enkele bedenkelijke opschortingen, zoals de nakende verkiezingen in Bolivia, de werking van het hooggerechtshof in Israël, de parlementaire bevoegdheid om de noodtoestand weer op te heffen in Hongarije, of de controle op naleving van milieuwetgeving in de Verenigde Staten. Het oorlogsdiscours is allicht niet de rechtstreekse oorzaak van dergelijke maatregelen, maar wordt wel handig ingeroepen om ze te rechtvaardigen. De Amerikaanse president Trump noemde zichzelf al "a wartime president". De Israëlische premier Netanyahu haalde de noodzaak aan om te strijden tegen "een onzichtbare vijand" en beloofde dat “all means would be used to fight the spread of the coronavirus, including technological means, digital means, and other means that until today I have refrained from using among the civilian population.” Wie zich door zulke beloftes gerustgesteld voelt, denkt beter twee keer na.

Straf

De oorlogsvergelijking vindt vandaag slechts ingang omdat we zelf enig effectief verweer kunnen opzetten tegen het coronavirus. In vroeger tijden werd een snel om zich heen grijpende epidemie veeleer beschouwd als een straf die we enkel konden ondergaan: de plaag was de gesel Gods. De vergelijking met een straf is nu minder prominent in het publieke discours over de crisis, al is het niet helemaal verrassend dat ze circuleert in conservatief-religieuze kringen. Een predikant in de Nederlandse Bijbelgordel sprak al over het virus als "een middel in Gods hand". Het hoeft geen betoog dat die vergelijking weinig bijdraagt tot een oplossing van de crisis, zeker als ze ook nog 's gepaard gaat met een compromisloze weigering om af te zien van religieuze bijeenkomsten.

Belangrijker lijkt me echter dat de strafvergelijking ook in het bredere publieke discours niet helemaal afwezig is. Neem de reactie op het nieuws dat de Britse premier Boris Johnson en enkele van z'n kabinetsleden positief testten op het coronavirus. The Guardian kopte daags nadien dat Johnson "nonchalant" was geweest, en liet ter toelichting een expert aan het woord: "Those in leadership positions should practise what they preach. [...] It should not come as a surprise to hear that the prime minister and health secretary have tested positive." Twitter liet vanzelfsprekend onomwondener meningen noteren: "Well well well. If you ain't reaping what you sowed". De ergernis is misschien begrijpelijk, maar leedvermaak en culpabilisering van de slachtoffers van het virus zijn niettemin te vermijden.

De strafvergelijking nodigt uit om onze eigen collectieve verantwoordelijkheid onder de loep te nemen

Toch heeft de strafvergelijking misschien één potentieel zinnige kant. Ze nodigt uit onze eigen collectieve verantwoordelijkheid onder de loep te nemen. Een aantal kenmerken van onze levensstijl dragen bij tot het ontstaan en de snelle verspreiding van nieuwe virussen. Daartoe behoren hoge bevolkingsdichtheid, veelvuldig contact met dieren, die zelf bijzonder dicht op elkaar worden gehouden, en veelvuldige verplaatsingen. Aan onze eigen hoge bevolkingsdichtheid kunnen we niet veel doen, maar onze omgang met dieren en ons reisgedrag kan, ook op andere gronden, in vraag worden gesteld. Wie weet trekken we toch eens onze conclusies.

Ramp

Een derde vergelijking steunt op het beeld van een natuurramp. Microbioloog Herman Goossens waarschuwde aan het begin van de crisis in De Morgen voor een "coronastorm" die op ons afkwam, en sprak diezelfde dag in Terzake over een "tsunami". Recenter legde viroloog Marc Van Ranst uit dat "we proberen van een grote ramp een ramp te maken". De vergelijking vat ongetwijfeld iets van de onstuitbaarheid en snelheid van de epidemie. Nadeel: misschien geeft de vergelijking valse hoop. Stormen en tsunami's zijn kortstondige catastrofes. Na hun passage kunnen we meteen puin beginnen ruimen en stilaan de normale orde herstellen. Maar of die kortstondigheid ook voor de coronacrisis zal opgaan is onzeker. Aan dat nadeel hangt echter een voordeel. Misschien heeft de geïmpliceerde kortstondigheid beleidsmakers en het publiek in eerste instantie wel overhaald om maatregelen te nemen en op te volgen ('kom, even op de tanden bijten, het is zo weer voorbij').

De vergelijking met een ramp zet aan tot solidariteit

En de vergelijking heeft nog enkele belangrijkere sterktes. Ze culpabiliseert geen individuen. Ze overdrijft niet nodeloos de gevaren. Ze zet aan tot solidariteit, ook over nationale grenzen heen. En ze laat ruimte voor een gedecentraliseerde aanpak die individueel initiatief toelaat. Aangezien we stilaan begrijpen dat sommige natuurrampen door de mens in de hand worden gewerkt, laat de vergelijking zelfs toe dat we de diepere oorzaken van de crisis ook deels in ons eigen collectieve gedrag gaan zoeken.

Experts, beleidsmakers, verslaggevers, let dus op uw woorden. Ze zijn nooit zo onschuldig als ze lijken. Vergelijkingen duwen ons denken in de ene of andere richting, en die richting kan bepalen of we een probleem al dan niet opgelost krijgen. Als ik dan een aanbeveling mag doen, ik pleit ervoor dat we ons momenteel niet in de loopgraven of op een welverdiende pijnbank bevinden, maar in het oog van de storm.