In Zuid-Frankrijk bewaarden microalgen prehistorische spinnen voor de eeuwigheid.
Beeld: Olcott et al.
Voor biologen gespecialiseerd in prehistorische insecten, en dan vooral geleedpotigen, is een geologische formatie in de buurt van Aix-en-Provence een echte schatkamer. Sinds de 18de eeuw worden hier fossielen van insecten met een uitwendig skelet opgegraven. Sommige van die geleedpotigen zijn tientallen miljoenen jaren oud.
Hoe komt het dat de resten van deze prehistorische insecten hier zo goed bewaard bleven? De exoskeletten van insecten zijn opgebouwd uit het harde biopolymeer chitine, maar ze missen toch de stevigheid van botten, tanden of slagtanden om te kunnen fossiliseren.
Niet in een spinnenlichaam
Maar dus niet in Aix-en-Provence, en Amerikaanse paleontologen hebben nu ontdekt hoe dat komt. Toen ze enkele versteende spinnen onder de microscoop hielden en ze ondertussen beschenen met uv-licht, zagen ze dat ze begonnen te gloeien. Zo kwamen ze enkele stoffen op het spoor die normaal niet in een spinnenlichaam te vinden zijn, zoals een teerachtige substantie bestaande uit een verbinding van koolstof en zwavel.
Ook troffen ze de resten aan van duizenden microalgen in de vorm van diatomeeën, eencelligen met een exoskelet van kiezel (siliciumdioxide). Diatomeeën leven normaal in zee, maar er zijn soorten die ook in de bodem goed gedijen.
Onder normale omstandigheden is de versteende spin moeilijk te onderscheiden van de onderlaag. Maar onder uv-licht beginnen inwendige stoffen te gloeien. Credit: Olcott et al.
Volgens de paleontologen werd het lichaam van de spinnen na hun dood al snel van de lucht afgesloten door de bodemdiatomeeën. Daardoor kon een proces plaatsvinden waarbij er in het chitine zogeheten zwavelbruggen ontstonden, een procedé dat vergelijkbaar is met het vulkaniseren van rubber.
Het onderzoek toont ook aan dat bodemdiatomeeën een goede indicator vormen voor de aanwezigheid van insectenfossielen op andere plekken in de wereld.
Bron: Kansas University, VS