Op 11 november 1918, om 11 uur, zwegen de wapens aan het westelijk front. Honderd jaar later blikken we terug op de laatste uren en minuten van de Grote Oorlog.
Op 4 augustus 1914 viel Duitsland België binnen. 6 weken, 42 dagen, langer zou het de Duitse legers niet kosten om de Franse hoofdstad Parijs in te nemen. Dat voorspelde het oorlogsplan dat graaf Alfred von Schlieffen ooit had uitgetekend, om met een omtrekkende troepenbeweging Frankrijk in het noorden binnen te vallen via het neutrale België en Luxemburg. Het was de snelste weg nach Paris. Maar de Duitse pletwals liep zich al vast in september 1914 aan de Marne en in oktober aan de IJzer. De bewegingsoorlog veranderde in een stellingenoorlog. Het 650 kilometer lange westelijke front tussen Nieuwpoort en de Zwitserse grens zat muurvast. Pas na 1568 dagen (te rekenen vanaf de Oostenrijk-Hongaarse aanval op Servië op 28 juni 1914) kwam aan de oorlog een einde.
Het bloedige, laatste oorlogsjaar
De Somme, Verdun, Passendale… staan bekend als mensonterende, bloedige slagen, maar vinden hun gelijke niet in het vernietigende oorlogsgeweld van 1918. Niet alleen werden de troepenaantallen in het laatste oorlogsjaar verder opgevoerd, ook de wapens werden alsmaar ‘moderner’, doeltreffender en dodelijker. De tenoren van het Duitse opperbevel op dat moment waren veldmaarschalk Paul von Hindenburg en zijn stafchef, kwartiermeester-generaal Erich Ludendorff. Al was het deze laatste die de touwtjes strak in handen nam en Duitsland in een ware militaire dictatuur dompelde.
Met de ondertekening van het Verdrag van Brest-Litovsk (3 maart 1918) trok Rusland zich terug uit de oorlog, waarop Ludendorff besloot een deel van de Duitse troepen van het oostfront weg te halen om ze in te zetten voor een groot offensief aan het westelijk front. Er viel geen tijd te verliezen, want in de lente verwachtte men een grote Amerikaanse troepenmacht die de geallieerden te hulp zou komen. Bovendien had Duitsland dringend nood aan een roemrijke en finale overwinning. De Britse zeeblokkade kneep de toevoer van grondstoffen, materieel en voedsel dicht. De productie van munitie en wapens draaide op een laag pitje. De Duitse en de Oostenrijkse bevolking leed grote ontberingen en ook de soldaten morden. In Duitsland braken stakingen uit en op de Oostenrijkse vloot sloeg de bemanning aan het muiten.
Op 21 maart 1918 barstte in het Sommegebied Operation Michael los, het eerste van een lange reeks Duitse lente- en zomeroffensieven aan het westelijk front. De verwoestende aanvallen sloegen meermaals kilometerdiepe en -brede bressen in de geallieerde verdedigingslinies, maar keer op keer maakte Ludendorff een kapitale fout door deze successen niet te verzilveren. Het ontbrak hem aan extra manschappen, die hij had kunnen aanvullen met het miljoen Duitse soldaten die hij aan het oostfront had gelaten. In de plaats van na het slaan van elke bres zijn troepen te laten doorstoten, zette Ludendorff telkens een nieuwe aanval op poten in een andere regio aan het front. Ondertussen werd de Duitse bevolking misleid met berichten over de zogenaamde successen, terwijl de Duitse generaals al lang inzagen dat hun land de oorlog aan het verliezen was. De Geallieerden, geruggesteund door een aanzwellende Amerikaanse troepenmacht, dreven de Duitsers alsmaar verder terug. Begin oktober werden de Duitse burgers met verstomming geslagen, toen bekend werd dat hun regering bij de Amerikaanse president Wilson een wapenstilstandsverzoek had ingediend. Op 26 oktober werden veldmaarschalk Paul von Hindenburg en zijn stafchef Erich Ludendorff ontslagen. Deze laatste vluchtte, vermomd, naar Zweden. Twee weken later nam keizer Wilhelm II de vlucht naar Nederland. Maandagochtend 11 november 1918, iets over 5 uur, werd in een treinstel in het bos van het Franse Compiègne de Wapenstilstand aan het westelijk front ondertekend. Om 11 uur zwegen de wapens. Naar schatting eiste de laatste en 1568ste dag van de Eerste Wereldoorlog nog meer dan 10.000 gesneuvelde, gewonde of vermiste slachtoffers. Voor een aantal soldaten duurde de Grote oorlog een uur, een kwartier, of een minuut te lang…
Zij sneuvelden in de laatste uren en minuten:
9.30 uur – Mons (B): George Edwin Ellison (Brit)
Op de gemeentelijke begraafplaats van Nouvelles, een dorpje ten zuiden van de stad Mons, liggen het begin en het einde van de Eerste Wereldoorlog op enkele vierkante meter symbolisch bij elkaar. Vijf soldaten van het Britse Rijk, die sneuvelden op 24 augustus 1914 tijdens de Slag bij Mons, rusten er tegenover een Welshman, een Ier, een Schot en een Engelsman die op 11 november 1918 het leven lieten – eveneens in Mons. Het begin en het einde van de oorlog lees je ook af van de graven op Saint-Symphorien, nabij Mons. Het is één van de fraaiste militaire begraafplaatsen langs het westelijk front. Saint-Symphorien wordt onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission, maar er liggen zowel 284 Duitsers als 229 soldaten van het Britse Rijk begraven. Onder hen de eerste Britse gesneuvelde: John Parr was slechts 16 jaar oud toen hij op 21 augustus 1914 nabij Mons werd gedood. Tegenover hem ligt het graf van George Edwin Ellison. Naast Ellison rusten drie landgenoten die na de Wapenstilstand, op 20 november, overleden als gevolg van hun verwondingen. Van Ellison wordt aangenomen dat hij de laatste gesneuvelde Brit is. Ellison was er in 1914 tijdens de Slag bij Mons ook al bij. Het jaar daarop nam hij deel aan de Slag bij Loos, waar hij kennis maakte met de Duitse chloorgasaanvallen. Ellison overleefde ook de Slag bij Cambrai in 1917, maar anderhalf uur voor de Wapenstilstand maakte een Duitse sluipschutter een einde aan zijn leven.
Vroege ochtend – Eke/Semmerzake (B): de Belgische genadiers
Vanaf medio oktober 1918 hadden Duitse troepen de dorpen aan de Schelde bezet. In Eke, ten zuiden van Gent, slaagden de Fransen erin om de verzwakte vijand terug te drijven en ter hoogte van ‘het Sluis’ een bruggenhoofd aan te leggen. Belgische grenadiers kwamen de Fransen bijstaan. Tijdens hevige gevechten in de ochtend van 11 november slaagden de grenadiers erin om de Schelde over te steken in een poging om verder door te stoten naar Semmerzake. Daarbij lieten 23 Belgische grenadiers, waaronder luitenant Jean Preudhomme, het leven, Hun namen staan vereeuwigd op de gedenksteen aan de oude toren van de voormalige Sint Amanduskerk in Eke.
10.45 uur – Doornzele (B) – De verloren en vergeten Belg
In Thimister-Clermont (provincie Luik) kijkt een lansier, gezeten op een paard, uit over de Chaussée Charlemagne. Het standbeeld maakt de gedachtenis aan Antoine Fonck onsterfelijk. Hij was de eerste Belgische militair die op 4 augustus 1914, samen met zijn paard, sneuvelde onder een Duitse kogelregen. Van die eer bleef Marcel Toussaint Terfve verstoken. Deze Luikse verzekeringsagent en tot korporaal opgeklommen oorlogsvrijwilliger, is vermoedelijk de laatste Belgische gesneuvelde militair.
Begin november hadden Marcel Terfve en zijn strijdmakkers van het 1ste Linieregiment hun posities ingenomen aan de linkeroever van het kanaal Gent-Terneuzen, ter hoogte van Doornzele, een parochie van de gemeente Evergem. Iets na 9 uur in de ochtend van 11 november confirmeerde een officier van Terfves eenheid dat om 11 uur de Wapenstilstand zou ingaan. Hij maakte eveneens melding dat zich aan de rechteroever van het kanaal nog een Duits mitrailleursnest verschuilde. Het was van daar dat de kogel kwam die Marcel Terfves linkerlong doorboorde.
De Luikenaar stierf roemloos om 10.45 uur, een maand voor zijn vijfentwintigste verjaardag. Zoek zijn naam niet op in de geschiedenisboeken, Marcel Terfve is vergeten en zijn stoffelijke resten zijn verloren geraakt. Terfve werd oorspronkelijk begraven in Eeklo en in 1921 bijgezet op de gemeentelijke begraafplaats van Mons-Crotteux. De administratieve dienst van de gemeente Flémalle controleerde tevergeefs haar gemeentelijke begraafplaatsen en de graven van de Belgische oud-strijders in de regio. Elk spoor van Marcel Toussaint Terfve ontbreekt. Ook langs het kanaal Gent-Terneuzen verwijst niets naar hem. Een bescheiden gedenkteken aan deze Belgische soldaat had tegen de honderdste verjaardag van de Wapenstilstand nochtans niet misstaan…
10.45 uur – Vrigne-Meuse (FR): Augustin Trebuchon (Fransman)
In Vrigne-Meuse voerde de Franse 163ste Divisie het laatste Franse offensief. De gevechten in de Maasvallei kostten vooral in het 415de Regiment veel slachtoffers. Onder hen Augustin Trebuchon, een herder en accordeonist afkomstig van de Lozère. Trebuchon vocht eerder aan de Marne, de Somme, nabij Verdun en in de Artois. Op 11 november was de 40-jarige koerier Trebuchon onderweg naar de eerste linies met het nieuws van de naderende Wapenstilstand. Terugtrekken tot Dom-le-Mesnil, voor de bedeling van de soep om 11.30, luidde de boodschap die zijn makkers aantroffen toen ze hem dood terugvonden.
Augustin viel vermoedelijk een kwartier voor de Wapenstilstand. Met de sterfdatum van Trebuchon is iets vreemds aan de hand. Hij werd met enkele anderen bijgezet op een perceel van de gemeentelijke begraafplaats in Vrigne-Meuse. Mort pour la France le 10.11.1918, staat op de witte kruisjes. Officieel heet het dat de Franse Staat de sterfdatum aanpaste ten behoeve van het oorlogspensioen waarvan de weduwen van de slachtoffers zouden kunnen genieten – op 10 november was het nog écht oorlog. Aannemelijker is dat men wilde verdoezelen dat er in de laatste uren van de oorlog nog soldaten zijn gesneuveld.
10.58 uur – Ville-sur-Haine (B): George Lawrence Price (Canadees)
In tegenstelling tot de Belg Marcel Terfve, werd de Canadese militair George Lawrence Price niet vergeten. Ville-sur-Haine, een dorpje palend aan het Henegouwse stadje Le Rœulx, bleef de Canadese troepen dankbaar voor hun opofferingen tijdens het bevrijdingsoffensief. Ter nagedachtenis van George Price werd op de voorgevel van de woning waar hij stierf al lang geleden een gedenkplaatje aangebracht, en de gemeentelijke school draagt zijn naam. In 1968, nadat het huis was gesloopt, plaatste men een gedenksteen op die plek.
Price was belast met het toezicht op de brug over het Canal du Centre en werd geraakt door de kogel van een Duitse sluipschutter. Hij overleed, net geen 26 jaar oud, om 10.58 uur. George Lawrence Price wordt de laatste gesneuvelde Canadees en de laatste gesneuvelde militair van de Commonwealth genoemd. Ook hij rust op de sfeervolle militaire begraafplaats Saint-Symphorien. Momenteel is de gedenksteen van Price opgeborgen. Op 11 november 2018, op de honderdste verjaardag van de Wapenstilstand, krijgt die samen met een kunstwerk en onder grote belangstelling een nieuwe plek aan voet van de fietsbrug in Ville-sur-Haine.
10.59 uur – Chaumont-devant-Damvillers (FR): Henry Gunther (Amerikaan)
Chaumont-Devant-Damvillers ligt nabij de stad Verdun in de Argonne, in 1916 bijna tien maanden lang het toneel van een oorlogsinferno. Een kilometerlang, hobbelig en met kalkstenen bezaaid weggetje – chemin inconnu, geeft de gps aan – leidt naar een hoogte waar een wapperend, halfvergaan Amerikaans vlaggetje en een scheefgezakte zitbank de gedenksteen van Henry Gunther flankeren. Gunther werd geboren in Baltimore. In 1917 nam de 22-jarige Amerikaanse bankbediende dienst in het leger. Met tegenzin, omwille van zijn Duitse roots.
Tijdens de eerste oorlogsjaren waren hij en zijn familie meermaals het slachtoffer geweest van pesterijen. Niettemin klom Gunther snel op tot sergeant van een infanterieregiment. Een vriend getuigde later dat Gunther zich in zijn correspondentie ook vaak had geërgerd aan de kwetsende praatjes die onder zijn manschappen over hem de ronde deden. In juli 1918 werd sergeant Gunther gedegradeerd tot private, gewone soldaat, nadat een legercensor een brief had onderschept waarin Gunther zich negatief had uitgelaten over de oorlog. In zekere zin koos de Amerikaanse Duitser er zelf voor om in de laatste minuut van de oorlog te sneuvelen.
Tijdens het eindoffensief werden meerdere Amerikaanse divisies ingezet tussen Sedan en Verdun. In de ochtend van 11 november kwamen Gunther en zijn makkers ter hoogte van Chaumont-devant-Damvillers oog in oog te staan met Duitse soldaten. Was het om in ere te worden hersteld? Henry Gunther plantte de bajonet op zijn geweer en stormde in de richting van de Duitsers. Die gesticuleerden en schreeuwden dat de oorlog teneinde liep, maar schietend snelde Gunther verder op hen af. Noodgedwongen richtten de Duitsers hun wapen. Henry Gunther stortte om één minuut voor elf dodelijk getroffen neer. In 1923 werden zijn stoffelijke resten met militaire luister bijgezet op het Most Holy Redeemer Cemetery in zijn geboortestad Baltimore.
Henry Gunther wordt niet alleen beschouwd als de laatst gesneuvelde Amerikaan, hij kreeg ook de onfortuinlijke eer toebedeeld de laatste gesneuvelde soldaat van de Eerste Wereldoorlog te zijn. Dat heeft hij te danken aan generaal John Pershing. De Amerikaanse opperbevelhebber prees Gunther voor zijn heldenmoed en bevorderde hem postuum weer tot sergeant. Henry Gunthers ‘heldendaad’ vormden de inspiratie voor de roman en de film 10h59.
11.45 uur – Inor (FR): De laatste Duitse gesneuvelde
De verliezers van de oorlog hebben niet uitgezocht wie hún laatste gesneuvelde was. Toch is de droeve afloop van de oorlog voor de 22-jarige Duitse luitenant Erwin Thomä bekend. Hij werd in Inor, enkele kilometer ten noorden van Stenay, omstreeks 11.45 uur (!) doodgeschoten door Amerikaanse soldaten. Die waren, door een defecte telefoonverbinding, niet op de hoogte geweest van het ingaan van de Wapenstilstand. Thomä werd in 1923 begraven in zijn geboortestad Stuttgart. Het kan niet anders, of er zullen na 11 uur aan beide zijden van het front nog wel meer doden zijn gevallen. Vanzelfsprekend stopte men dit liever in de doofpot.
In de Eerste Wereldoorlog verloren meer dan 9 miljoen militairen en naar schatting 8 miljoen burgers het leven. Daarbovenop eiste de Spaanse griep nog eens tientallen miljoenen slachtoffers, sommige bronnen spreken van 100 miljoen doden als gevolg van de pandemie! En wat met de honderdduizenden verminkte en getraumatiseerde mannen, voor wie de oorlog nooit is opgehouden…