Stierf Lionel van Antwerpen aan giftig goud?

20 maart 2013 door IDL

Een middeleeuwse eetgewoonte waarbij eten met goud werd bestrooid, maakte slachtoffers, schrijft Ivo De Leeuw in Eos Memo (nr. 5, 2013).

Als derde zoon van een koning, overschaduwd door de troonopvolger, is hij zelf niet meer dan een voetnoot in de geschiedenis. Maar de manier waarop Lionel van Antwerpen (1338-1368) aan zijn eind kwam, roept wel vragen op. 

Lionel was de derde zoon van koning Edward III van Engeland en Philippa van Henegouwen. Zoals zijn naam al aangeeft, werd hij geboren in Antwerpen, op 29 november 1338. Hij trouwde met Elisabeth van Burgh in 1352 en werd hierdoor graaf van Ulster. Later werd hij gouverneur van Ierland. Samen met zijn vader en broers vocht hij in de Honderdjarige oorlog, een reeks van conflicten van 1337 tot 1453 die draaiden rond de heerschappij over Frankrijk. Zijn inzet werd beloond met de Orde van de Kousenband (een van de oudste Europese ridderorden, ingevoerd in 1348 in Engeland), en de benoeming tot eerste hertog van Clarence.

Na de dood van zijn vrouw in 1363 werd gezocht naar een tweede echtgenote gezien Lionel geen mannelijke opvolgers had. De keuze viel op Violante, de dochter van Galeazzo II Visconti, heerser van Milaan en Pavia (1320-1378). Lionel ontving een enorme bruidschat van 200.000 gouden florijnen. Met zijn hofhouding reisde hij via Frankrijk naar Milaan, waar in juni 1368 het huwelijk werd ingezegend. Dit ging gepaard met vele feesten en banketten die weken duurden. Lionel werd echter ziek en moest zich terugtrekken in Alba Pompeia (Piemonte) waar hij begin oktober van datzelfde jaar overleed. Hij werd eerst begraven in Pavia maar later overgebracht naar de priorij van Clare in Suffolk (Engeland), waar hij rust naast zijn eerste echtgenote.

Verdacht overlijden
Over de laatste levensdagen van de hertog is weinig bekend. Zijn algemene toestand ging gestadig achteruit en hij werd bedlegerig. De Royal Genealogy Database vermeldt enkel dat hij stierf aan ‘natural causes’. In de Memorials of the Most Noble Order of the Garter (het gedenkboek van de Orde van de Kousenband, geschreven in 1841) wordt gesuggereerd dat hij het zuiderse klimaat slecht verdroeg, maar men sluit niet uit dat hij vergiftigd werd. Volgens schrijfster Jennifer Young zou dit passen in het kader van de ‘Rozenoorlog’ tussen de huizen van Lancaster en York die beiden trachtten de Engelse troon te bemachtigen na het uitsterven van de Plantagenets. Ook Lionels schoonvader Galeazzo II werd ervan verdacht een hand te hebben in zijn dood, om op die manier een deel van de bruidschat te recupereren. Voor geen van deze theorieën bestaan er objectieve bewijzen.

Zelfs de pest werd aangehaald, maar er zijn nergens sporen te vinden van een epidemie in de regio tussen juni en oktober 1368, en geen enkele bron vermeldt tekens of symptomen van deze ziekte die goed gekend was.

Tijdens een studie die we de voorbije 2 jaar deden naar de leefgewoonten en ziektes van de hertogen van Milaan vielen we op een beschrijving van de banketten in Milaan ter gelegenheid van het prinselijk huwelijk. De auteur, Stefano Ticineto, vermeldt dat om zijn gasten te overbluffen door zijn rijkdom, Galeazzo alle gerechten rijkelijk met poedergoud liet bestrooien dat dan ook in grote hoeveelheden en dagelijks door de disgenoten werd verorberd.br />

Om zijn gasten te verbluffen, liet Lionels schoonvader, Galeazzo II, alle gerechten rijkelijk met poedergoud bestrooien


Goud in het eten
Hoewel goudzouten sinds eeuwen gebruikt werden in de Chinese en Indische geneeskunde, moeten we wachten tot de 19de eeuw vooraleer de homeopathie ervan gebruikmaakt als therapie voor depressies en sommige vormen van verslaving (alcoholisme). Dankzij de extreme verdunning, typisch voor deze vorm van behandeling, leidde dit niet tot nevenwerkingen en intoxicaties. De vaststelling van de Duitse arts Robert Koch (1890) dat goudzouten de tuberculosebacil konden afremmen en dat ook syfilis hiermee onder controle gehouden kon worden, introduceerde het edelmetaal in de traditionele geneeskunde in het pre-antibioticatijdperk.

In de tussenoorlogse periode kwam de grote doorbraak. De Franse arts Jacques Forestier (1929) ontdekte dat goud reumatoïde artritis efficiënt kon behandelen. Deze ‘chrysotherapie’ met intramusculaire inspuitingen werd dan ook intensief toegepast. Door deze langdurige inspuitingen van hoge dosissen goudzouten kwam aan het licht dat goudinname wel degelijk schadelijk kan zijn. Opstapeling van goud in nieren, bot en het zenuwstelsel had duidelijk orgaanaantasting en ernstige huidreacties tot gevolg. Bovendien onderdrukte het goud ook de aanmaak van bloedcelelementen, wat onder meer aanleiding gaf tot bloedarmoede.

Opstapeling van goud in het lichaam kan dus leiden tot ernstige ziekte en zelfs dood door nier- en bloedmergbeschadiging. In het geval van Lionel werd het goudpoeder verdund naar binnen gespeeld met het eten, maar wel gedurende de opeenvolgende weken dat de feestmaaltijden duurden, en waarschijnlijk in grote hoeveelheden.

Giftig metaal
Meer historisch bewijs is te vinden in recent onderzoek van mysterieuze sterfgevallen uit de 15de en de 16de eeuw. Het gaat om adellijke dames die gretige gebruiksters waren van het befaamde ‘elixir de jouvence’. In die levenselixirs verwerkten middeleeuwse alchemisten vaak wat goud, omdat aan dat metaal al van in de oudheid verjongingseffecten werd toegeschreven.


Agnès Sorel stond model voor het beroemde schilderij van Jean Fouquet, Maagd en kind omringd door Engelen (ca. 1450).

De ontrafeling van de doodsoorzaak van Agnès Sorel (1421-1450) door de Franse paleopatholoog Philippe Charlier was de aanzet om de rol van dit elixir wat grondiger te bestuderen. Sorel was de minnares van koning Karel VII van Frankrijk en had een grote invloed op hem, met de nodige jaloezie van zijn familie en hovelingen tot gevolg. Toen zij plots overleed na een korte episode van diarree werd natuurlijk aan vergiftiging gedacht. Bij onderzoek van de stoffelijke resten in 2005 werden belangrijke hoeveelheden kwik en andere metalen gevonden. Deze waren hoogstwaarschijnlijk afkomstig van een langdurig gebruik van een cosmetisch elixir. De abnormale bleke huidskleur op het bekende schilderij van Fouquet (zie hiernaast) zou kunnen wijzen op bloedarmoede, veroorzaakt door chronische metaalintoxicatie.

Bij onderzoek van stoffelijke resten van Agnès Sorel werden grote hoeveelheden kwik en andere metalen gevonden

Het is echter de studie van de overblijfselen van Diane de Poitiers (1499-1566) die de meest overtuigende argumenten levert voor het bestaan van een chronische intoxicatie door goud na orale inname. Deze Franse hofdame was de minnares van koning Hendrik II, en volgens de overleveringen een actieve vrouw, die vaak ging paardrijden, jagen en zwemmen. Ze besteedde naar verluidt ook veel aandacht aan lichaamsverzorging en gebruikte diverse cosmetica en preparaten, waaronder het beruchte ‘elixir de jouvence’.

Zij werd door de koning overladen met juwelen, kastelen en eretitels, maar viel na zijn dood in ongenade. De koningin-moeder, Catharina de Medici, verbande haar naar het domein van Anet, waar zij overleed. Haar lichaam werd in een sarcofaag bijgezet in het kasteel. Deze werd echter opengebroken tijdens de Franse revolutie, en de overblijfselen verdwenen in een nabijgelegen massagraf. Een haarlok bleef echter apart bewaard in het kasteel.

Tijdens een archeologisch onderzoek van het kerkhof in 2008 konden de overblijfselen van Diane de Poitiers met diverse moderne onderzoeksmethoden worden geïdentificeerd. Twee oude beenbreuken die ze had opgelopen bij een val van haar paard, waren hierbij een belangrijke aanduiding. De haarresten en de bewaarde haarlok bleken 500 keer meer goud te bevatten dan controlestalen, en de dunne haren van de vrouw waren typisch voor chronische goudvergiftiging zoals deze gevonden na chrysotherapie. Gezien Diane nooit een gouden kroon had gedragen en goud niet gebruikt werd tijdens het bewaren van lijken, ligt de oorzaak duidelijk in de chronische inname van cosmetische goudoplossingen.
De hypothese dat Lionel van Antwerpen gestorven is aan een goudvergiftiging na het verorberen van grote hoeveelheden poedergoud tijdens de banketten in Milaan, lijkt dus verdedigbaar. Het definitief bewijs kan echter slechts worden geleverd als een paleopatholoog erin slaagt de stoffelijke resten van de hertog op te graven in Suffolk, en de nodige onderzoeken uit te voeren. (uit Eos Memo, nr. 5, 2013)