De vrouwen die een belangrijke rol speelden in het dekolonisatieproces van het Afrikaanse continent zijn amper bekend. Ter ere van Black History Month brengt Eos hen voor het voetlicht. Deze week: Aoua Kéita.
Vroedvrouw en antikoloniaal en feministisch activist. Aoua Kéita (1912-1980) was het allemaal, maar toch kennen weinigen haar vandaag. Wie is de vrouw die door heel wat geschiedenisboeken vergeten wordt?
Kéita wordt in 1912 geboren in Bamako, de hoofdstad van het toenmalige Frans-Soedan, het huidige Mali. Het gebied maakt op dat moment deel uit van Frans-West-Afrika, een federatie van acht Franse koloniën in Afrika.
Kéita groeit op in een polygaam gezin. Haar vader schrijft haar in 1923 voor onderwijs in bij de ‘Foyer des Métisses’ van de Franse overheid. Als oudste dochter in een gezin zonder jongens vond hij dat Aoua een vak moest leren, zodat ze voor het koloniale bestuur kon gaan werken om haar moeder te onderhouden als hij zelf zou overlijden.
Enkele jaren later slaagt Kéita bovendien voor het examen voor een opleiding tot verloskundige aan de medische school van Frans-West-Afrika in Dakar. Na haar afstuderen in 1931 wordt ze naar Gao gestuurd, tot grote spijt van haar moeder, die het maar niets vindt dat een jonge ongetrouwde vrouw zo'n reis maakt en zo ver van de hoofdstad woont. In deze noordelijke regio is Aoua Kéita - zal ze later zelf zeggen - “het enige geëmancipeerde jonge meisje”.
In 1935 trouwt ze met Daouda Diawara, een jonge arts, gekozen door haar vader. Diawara introduceert haar tot het politieke activisme. Samen met haar man sluit Kéita zich aan bij de politieke partij Union Soudanaise - Rassemblement Démocratique Africain (US-RDA). Na sluitingstijd organiseert ze daarbovenop in het geheim vrouwenbijeenkomsten in haar kraamkliniek.
Feministische en koloniale strijd
Onder druk van haar schoonfamilie scheidt het koppel in 1949, omdat Aoua Kéita geen kinderen kan krijgen. Dan smijt ze zich volledig op haar professionele en politieke activiteiten. In Gao slaagt ze erin om in 1950 onder andere een vrouwenafdeling van de RDA op te richten.
Maar al snel komt ze in het vizier van haar tegenstanders. Door de koloniale administratie wordt ze een “communistische vroedvrouw” genoemd. De dag nadat de RDA in 1951 de parlementsverkiezingen in Gao wint, wordt ze naar Senegal overgeplaatst.
Ondanks de tegenstand groeit ze uit tot een leidend figuur in haar partij. In 1958 wordt ze benoemd tot “Commissaris voor Vrouwenorganisatie” en wordt ze het enige vrouwelijke lid van het ‘Politiek Bureau’ van de US-RDA. Het jaar daarop wordt ze verkozen tot parlementslid voor de Federatie van Mali in Sikasso, waarmee ze de eerste Afrikaanse vrouw uit het voormalige Frans-West-Afrika wordt die een dergelijke positie bekleedt.
Voor Aoua Keita is de strijd tegen koloniaal onrecht onlosmakelijk verbonden met de organisatie van vrouwen en de verdediging van hun rechten. Maar in 1967 komt er een abrupt einde aan haar politieke carrière. Onder invloed van de radicalisering van het socialistische regime van Modibo Keita wordt ze uit de macht verdreven, samen met de andere zeldzame vrouwen die een politieke functie hadden bekleed.
De militaire staatsgreep die het jaar daarop de Eerste Republiek van Modibo Keita omverwerpt, drijft haar in ballingschap. Ze gaat afwisselend wonen tussen Congo-Brazzaville en Frankrijk en wijdt zich onder meer aan het schrijven van haar memoires.