Column

Wat universitaire tradities en carnaval met elkaar gemeen hebben

De universitaire wereld heeft carnavaleske kantjes en omgekeerd. Sylvia Wenmackers neemt elf overeenkomsten door.

Beeld: Stoet der togati in Leuven

1. Bij de opening van het academiejaar trekt de stoet der togati door verschillende steden. Ondanks de kleurrijke uniformen blijft het een bleke afspiegeling van de carnavalsstoet: luide muziek of snoep horen er niet bij.

2. De eigenlijke carnavalsoptocht wordt voorafgegaan door reclamewagens. Ook aan de universiteit bestaan gesponsorde leerstoelen, die echter niet achter een tractor door de straten worden getrokken.

3. Soms eindigt de academische openingsstoet in de kerk, wat niet vreemd is gezien de middeleeuwse oorsprong van de Europese universiteiten, waar theologie als hoogste wetenschap gold. Ook carnaval is een gekerstend heidens feest. Ondanks de ontkerkelijking halen veel carnavalisten aan het einde van hun feestseizoen nog steeds vroom een assenkruisje.

Prinsen dragen kostuums met capes en een steek op hun hoofd, met vogelveren die de rang aangeven.

4. Zowel universiteiten als carnavalsgroepen bogen graag op een lange traditie. De huidige Leuvense universiteit werd bijvoorbeeld opgericht in 1834, maar laat zich voorstaan op een geschiedenis die teruggaat tot een eerder studium generale in Leuven uit 1425. En nieuwe carnavalsverenigingen bootsen de gebruiken van oudere na, waardoor ze hun relatieve jeugd verbergen.

5. Ook kostuums en andere attributen suggereren een rijke geschiedenis. Professoren dragen toga’s bij de openingsstoet, thesisverdedigingen en proclamaties. Majorettes dragen 18de-eeuwse pakjes (met gesteven petticoats uit de jaren 1950). Raadsleden en prinsen dragen kostuums met capes en een steek op hun hoofd, met vogelveren die de rang aangeven.

6. Dat brengt ons bij de hiërarchie, die in beide organisaties zichtbaar aanwezig is. Lessen aan de universiteit zijn in de regel openbaar en iedereen mag ook naar de carnavalsstoet of -zitting komen kijken. Om je aanwezigheid officieel te registreren moet je in beide gevallen betalen, waarbij carnaval democratischer geprijsd is dan de universiteit. Hoe netjes je je daarvoor ook op- of verkleedt, uiteindelijk behoor je tot de laagste rang.

7. De rangen blijken uit de zaalindeling. Denk maar aan een typisch Duitse prinsenzitting, waarbij het publiek aan tafels zit in de lengterichting van de zaal, terwijl de raadsleden en de prins vooraan zitten, in een speciale bak, dwars op het podium. Het doet denken aan de High Table in de colleges van Oxford (of de eetzaal van Zweinstein uit de Harry Potter-boeken), met de fellows en hun gasten vooraan, terwijl de studenten aan lange tafels in de zaal zitten. Ook de plechtige promotiezaal in de Leuvense Universiteitshal plaatst de professoren tijdens academische zittingen letterlijk op een verhoog.

De carnvavalsoptocht trekt door het centrum van Maastricht.

Boven de hoofden van de reguliere professoren en raadsleden ontstaan pan-Europese netwerken van universiteiten en carnavalsverenigingen. Zo doet de Liga van Europese Onderzoeksuniversiteiten mij aan de Federatie Europese Narren denken. Het belangrijke werk dat ze achter de schermen doen blijft een mysterie, maar hun vertegenwoordigers dragen opvallend grotere badges en medailles en hebben nog meer pluimen op hun steek. Zij zijn meestal al naar huis als de ‘gewone’ carnavalisten ’s nachts de zaal poetsen en ondertussen nog staan te dansen en te dollen.

9. Universiteiten waren oorspronkelijk enkel toegankelijk voor mannelijke studenten. Ook het professorenkorps bestond enkel uit mannen, vaak geestelijken. Vrouwelijke studenten zijn al lang welkom, maar in de hogere rangen van het professorenkorps is er nog een historisch overwicht aan mannen. De geschiedenis kent enkele voorbeelden van meisjes die zich als jongen verkleedden om toch college te kunnen volgen. Omgekeerd waren er bij carnaval altijd al mannen die zich als vrouw uitdosten. Tegelijkertijd hielden veel carnavalsverenigingen juist langer vast aan een exclusief mannelijke raad van elf en organiseren sommige zelfs nu nog mannenzittingen, waarbij vrouwen niet welkom zijn (tenzij voor een act op het podium).

10. Kinderen krijgen bijzondere aandacht als potentiële groeimarkt: universiteiten bedachten hiervoor de kinderuniversiteit en carnavalsverenigingen de kinderzitting en kinderstoet. Van organisaties die prat gaan op hun creativiteit zou je meer verwachten.

11. Net zoals academici ontwikkelen ook carnavalisten hun eigen jargon, met termen zoals ‘vastelaovond’ en ‘alaaf’. Speechen horen er ook bij: in de wereldtaal van het moment of in het plaatselijke dialect; ernstige hoorcolleges vanachter een katheder of spottende buutredes met elf punten vanuit een ton.

Dat was mijn elfde punt, dus hier laat ik het maar even bij. Alaaf!