Een analyse van visrestanten gevonden op een archeologische site in Israël bracht sporen van koken aan het licht die zo'n 780.000 jaar oud zijn. Het zijn meteen de oudste sporen van het gebruik van vuur bij het bereiden van voedsel.
Een team van verschillende Israëlische universiteiten onderzocht de faryngeale tanden van vissen gevonden op de site van Gesher Benot Ya’aqov, vlakbij het Hulameer. Grote exemplaren van deze zogenoemde keeltanden zijn typisch voor de karperfamilie, en dienen om harde prooien zoals slakken te vermorzelen. Ze komen voor in haast elke archeologische laag van de site. De structuur van kristallen die het tandglazuur uitmaken, vervormen door hitte. De grootte van deze vervorming wijst erop dat ze blootgesteld werden aan temperaturen geschikt om te koken, en niet aan bijvoorbeeld natuurbranden.
Tot nu toe nam men aan dat het koken van voedsel zo'n 170.000 jaar geleden ingang vond. Aanwijzingen vanop andere archeologische sites dateren van een veel recentere datum dan die van Gesher Benot Ya’aqov. De archeologische laag van de site waarin de vistanden met kooksporen werden opgegraven dateert van 780.000 jaar geleden, wat betekent dat het koken van voedsel maar liefst 600.000 jaar ouder is dan gedacht.