De huidige griepvaccins richten zich hoofdzakelijk tegen de griepvirusstammen die in het vaccin aanwezig zijn. Kristien Van Reeth, professor aan de faculteit Diergeneeskunde van de UGent, en haar collega’s beschrijven in het vakblad Nature Communications een vaccinatiestrategie die veel breder beschermt.
Op welke manier verschilt deze alternatieve vaccinatiestrategie van de huidige aanpak?
‘Influenza is niet één virus, maar een diverse groep virussen die bestaat uit verschillende subtypes, en een veelheid aan virusstammen en varianten. Traditionele griepvaccins beschermen telkens tegen een klein aantal varianten. Omdat de circulerende griepvirussen regelmatig wijzigen, moet de samenstelling van de vaccins jaarlijks herzien worden om mee te evolueren met de opkomende virussen. De huidige griepvaccins voor mensen bieden bovendien geen bescherming tegen griepvirussen van varkens of vogels. Als zulke dierlijke virussen op de mens overspringen, kan dit het begin zijn van een nieuwe pandemie.’
‘Wij ontwikkelden daarom een alternatieve vaccinatiestrategie die een brede bescherming biedt tegen zeer diverse griepstammen. We richten ons op het H1N1-subtype. Dat type veroorzaakte de grieppandemie van 2009, ook wel varkensgriep genoemd. We gebruikten varkens als onderzoeksmodel. We vaccineerden de dieren aan de hand van drie injecties met telkens een maand tussen. Elk vaccin bevatte een sterk verschillende virusstam. Een maand na de laatste vaccinatie werden de varkens blootgesteld aan een hoge dosis van een levende H1N1-stam die niet overeenkwam met de stammen in de vaccins. Het immuunsysteem van de varkens neutraliseerde 88 procent van een divers panel van menselijke en varkens H1-stammen en reageerde met elke N1-stam, inclusief de H5N1 en H7N1 van vogels. Controlevarkens die telkens met dezelfde stam gevaccineerd werden, zoals nu gebruikelijk is bij vaccinatiecampagnes, hadden enkel antilichamen tegen de beoogde vaccinstam. Als je dit zou toepassen bij de mens, dan kan je de strategie misschien jarenlang gebruiken, ook tegen virussen die van dieren op de mens overspringen.’
Waarom is deze strategie op varkens getest?
‘Het varken is een bestaand, maar in mijn ogen onderbenut, onderzoeksmodel voor influenza. De infectie kent ook een zelfde verloop bij het varken en de mens. En ook de anatomie en de fysiologie van het ademhalingsstelsel zijn heel gelijkaardig. Varkens zijn van nature gevoelig voor dezelfde influenzasubtypes als mensen. Muizen en fretten, meer populaire modellen voor virusonderzoek, zijn dat niet. Varkens kunnen ook een bron zijn van nieuwe influenzavirussen voor de mens, zoals het H1N1-pandemievirus van 2009. Andersom stammen de meeste virussen die nu bij varkens circuleren af van oudere menselijke griepvirussen. Het varken is in dit onderzoek dus zowel onderzoeks- als doelmodel. De inzichten kunnen ook de vaccinatie van varkens verbeteren.’
Wat staat een toepassing van deze strategie nog in de weg?
‘Er is nog meer onderzoek nodig. Onze aanpak beschermt alleen tegen het H1N1-subtype en vereist ten minste drie injecties. We hebben ook het effect van basisimmuniteit nog niet onderzocht. Voor dit onderzoek gebruikten we zogenaamde influenzanaïeve varkens, dieren die nog geen griep doormaakten. Bij de mens is dat uiteraard anders, want volwassenen hebben meestal al infecties doorgemaakt of vaccinaties gekregen. Deze basisimmuniteit kan het effect van vaccinatie beïnvloeden, en er bijvoorbeeld voor zorgen dat de respons op de vaccins voor elke leeftijdsgroep verschilt. Een toepassing bij de mens is ook afhankelijk van het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie. Dat zal tijd en een mentaliteitswijziging vragen. In de varkenshouderij verwacht ik wel een vlottere invoering. Intussen is er steeds meer bewijs dat onze inzichten ook van toepassing zijn op andere virussen, zoals HIV, corona, ebola en liggen gepersonaliseerde vaccins op de loer.’