Een oogscan kan chronische ziektes sneller, eenvoudiger en op een minder belastende manier opsporen.
Onderzoekers van de universiteit van Washington zijn ervan overtuigd dat de ziekte van Alzheimer vroegtijdig kan worden opgespoord op basis van een eenvoudig oogonderzoek bij de oogarts. Ze baseren hun voorspelling op een oogonderzoek dat ze voerden bij een dertigtal 75-jarigen. Geen enkele van de proefpersonen had al symptomen van alzheimer, zoals cognitieve achteruitgang of geheugenverlies. Maar bij de helft ervan was uit eerdere ruggenmergpuncties en PET-scans gebleken dat het gehalte van de eiwitten beta amyloide en tau in hun hersenen, die met alzheimer in verband worden gebracht, verhoogd was en ze de aandoening wellicht over een aantal jaar zouden ontwikkelen.
Uit het onderzoek bleek dat een deel van het netvlies waar geen bloedvaten door lopen, aanzienlijk groter was bij de proefpersonen met het verhoogde eiwitgehalte dan bij de anderen. De onderzoekers vermoeden dat er sprake is van een slechtere bloeddoorstroming van het netvlies door veranderingen in het brein. Door die afwijkingen met een oogscan heel vroeg op te sporen, kan alzheimer veel vroeger worden behandeld, en kunnen de symptomen ervan langer worden uitgesteld, stellen ze.
Oogartsen gebruiken vandaag al een aantal toestellen om op verschillende manieren naar het netvlies te kijken. Ze sporen er voorlopig alleen oogafwijkingen mee op zoals diabetische retinopathie, de belangrijkste complicatie van diabetes in het oog, glaucoom, een chronische aandoening waarbij oogzenuwcellen langzaam afsterven, en maculadegeneratie, waarbij de gezichtsscherpte afneemt door het afsterven van de kegeltjes in het netvlies. Tal van bedrijven en onderzoeksinstellingen experimenteren met deze toestellen en beeldanalyse om een nauwkeuriger analyse mogelijk te maken en ook andere aandoeningen op te sporen.
Oogscan is sneller, eenvoudiger, goedkoper en minder belastend voor de patiënt
Ook bij de Vlaamse onderzoeksorganisatie VITO gaan onderzoekers na hoe ze op basis van beelden van het oog chronische ziekten zoals alzheimer kunnen opsporen. ‘Er treden heel wat veranderingen op in het oog van patiënten met alzheimer’, vertelt Patrick De Boever van de Unit duurzame gezondheid bij VITO. ‘Voor onderzoek naar alzheimer werken we samen met UZ Leuven. We zien veranderingen in het bloedvatenpatroon in het netvlies, er is sprake van een verdunning van bepaalde celtypes wat op het afsterven van zenuwcellen wijst, en er zijn sporen te vinden van het beta amyloïde eiwit in het oog.
De studie van de Universiteit van Washington bevestigt dit, maar één van de grote uitdagingen blijft om het beta amyloide, dat meer specifiek is voor de ziekte, te kunnen meten in een oogscan. Bij VITO onderzoeken we welke types van beelden we moeten combineren om deze afwijkingen in de ogen op te sporen. Hierbij besteden we veel aandacht aan beeldanalysetechnieken, zoals artificiële intelligentie, om informatie te bekomen om een voorspellend model te kunnen ontwikkelen waarmee we zo vroeg mogelijk alzheimer kunnen detecteren.’
Deze aanpak kan ook toegepast worden op andere ziektes. Want ook bij andere ziekten zoals Multiple Sclerose, de ziekte van Parkinson en hart- en vaatzieken zijn er veranderingen in het oog te zien, zoals veranderingen in de bloedvaten en verdunning van het zenuwweefsel.
Een oogonderzoek is niet alleen te verkiezen boven de bestaande technieken omdat het sneller resultaat oplevert, veel eenvoudiger uit te voeren is en daardoor goedkoper kan. De belangrijkste reden is dat een scan niet invasief is en dus minder belastend is voor de patiënt. In geval van alzheimer wordt via een ruggenmergpunctie een deeltje van de waterige vloeistof die zich in en rond de hersenen en het ruggenmerg bevindt, afgetapt via een prik in de rug. Voor een PET-scan krijgt de patiënt een radioactieve contrastvloeistof ingebracht om de verhoogde activiteit van bepaalde cellen op te sporen.
Wanneer oogartsen in de praktijk chronische ziekten vroegtijdig kunnen opsporen, is koffiedik kijken. ‘Als we erin slagen een methodiek te ontwikkelen om een ziekte op te sporen, dan is er nog een hele weg te gaan vooraleer we op basis van het onderzoek een applicatie ontwikkelen die medisch goedgekeurd wordt voor gebruik door artsen’, vertelt De Boever. ‘Het onderzoek wordt wel vooruit geduwd door de vraag die komt vanuit de gezondheidszorg om ziektes sneller te detecteren via nieuwe en gevoelige merkers zoals kleine afwijkingen in het netvlies. Zo kunnen artsen de ziektelast van de vergrijzende bevolking sneller en beter opvangen, bijvoorbeeld door patiënten vroegtijdig te screenen.’