Een eerste studie bij herstelde covid-patiënten met milde klachten plaatst vraagtekens bij het idee dat iedereen die ziek is geweest, immuniteit opbouwt tegen het virus.
Groot-Brittannië en Nederland leken er in eerste instantie hun strategie op te bouwen, anderen landen waaronder België hopen er in elk geval gebruik van te kunnen maken in hun strijd tegen het virus: groepsimmuniteit. Dat is het idee dat alle mensen die besmet zijn geweest immuun worden voor het virus, en zo de kwetsbaren in de samenleving kunnen beschermen. Het virus krijgt dan immers nauwelijks nog de mogelijkheid om over te springen.
De vraag is of die hoop gerechtvaardigd is, nu de eerste tekenen er zijn dat patiënten lang niet altijd voldoende immuniteit opbouwen. Om immuniteit op te bouwen, moet het afweersysteem namelijk voldoende geprikkeld worden en dit lijkt niet bij iedereen die besmet raakt het geval.
Wanneer een ziekteverwekker zoals het coronavirus het lichaam infecteert, komen eerst witte bloedcellen van het aangeboren immuunsysteem in actie. Wanneer die er niet in slagen het virus in te dammen, roepen zij de hulp in van andere witte bloedcellen die zich heel specifiek richten op dit virus, zogeheten B-cellen. Hierbij maken zij zogeheten neutraliserende antilichamen aan, die zich gericht aan het virus kunnen binden om het uit te schakelen. Nadat het virus is uitgeschakeld, blijft een deel van die antilichamen aanwezig in het bloed, zodat ze het virus bij een volgende besmetting veel sneller kunnen overmeesteren – dat heet immuniteit.
Kritiek op groepsimmuniteit
Onder meer de Wereldgezondheidsorganisatie is kritisch over het varen op groepsimmuniteit, omdat onvoldoende bekend is over het virus en hoe het lichaam erop reageert. Een studie die afgelopen maandag verscheen op MedRxiv, een website voor medisch-wetenschappelijke artikelen die nog niet peer reviewed zijn, onderstreept die kritiek.
Onderzoekers van onder meer het Shanghai Public Health Clinical Center, bestudeerden 175 herstelde, milde Chinese covid-19-patiënten. Ze maten bij hen de hoeveelheid neutraliserende antilichamen in het bloedplasma, enkele weken nadat ze waren hersteld van de infectie.
Wat bleek? Bij een derde van de deelnemers was het niveau van deze antilichamen behoorlijk laag. Bij tien patiënten was de hoeveelheid antilichaam zelfs niet detecteerbaar.
‘Wanneer je dit soort studies doet, ben je in feite op twee niveaus bezig,’ zegt Marion Koopmans, hoogleraar virologie aan het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam, die zelf ook onderzoek doet naar antilichamen bij herstelde coronapatiënten: ‘Je wil weten hoe betrouwbaar je met antilichaamtesten kunt bepalen of iemand de ziekte heeft doorgemaakt, en je wilt weten of mensen die besmet zijn geweest, ook daadwerkelijk immuniteit hebben opgebouwd.’
Het eerste gegeven is belangrijk om in kaart te brengen hoeveel mensen er besmet zijn geweest. ‘Als daarvan een deel negatief test, onderschat je mogelijk het aantal mensen dat de infectie heeft doorgemaakt. Daar moet je dan rekening mee houden.’
Wisselende niveaus van antilichamen
Problematischer wordt het wanneer mensen die de infectie hebben doorgemaakt inderdaad geen noemenswaardige afweer hebben opgebouwd. ‘Dat is met zo’n studie op zich niet te onderzoeken’, zegt Koopmans. ‘Omdat je niet hebt gemeten of de deelnemers daadwerkelijk opnieuw geïnfecteerd konden raken. Daarvoor heb je langlopende studies nodig. Maar dat de antilichamen waarvan we sterk vermoeden dat ze werken tegen het virus laag zijn, zegt wel iets.’
Ook de onderzoeksgroep van Koopmans in Rotterdam is bezig te onderzoeken hoeveel antilichamen mensen na een milde covid-19-infectie opbouwen en net als de Chinezen vinden zij wisselende niveaus. Deze resultaten zijn nog niet gepubliceerd, maar tijdens een presentatie aan het Nederlandse parlement toonde RIVM-baas Jaap van Dissel er woensdagochtend al een aantal van.
Het is de vraag of mensen die geen antilichamen aanmaken, het virus opnieuw kunnen oplopen en overdragen
Volgens de Chinese onderzoekers lopen de antilichaamniveaus mogelijk uiteen doordat bij sommige mensen de aangeboren afweer de infectie heeft weten af te wenden. Als gevolg daarvan was de aanmaak van antilichamen niet nodig, met als ongunstige bijkomstigheid dat er geen immuniteit is opgebouwd. (Verschillende onderzoeksgroepen, waaronder één in Nederland, hopen in de strijd tegen het virus het aangeboren afweersysteem te versterken door middel van een oud vaccin, BCG.)
Het niet opwekken van antilichamen is op zich geen probleem voor deze mensen: hun afweer is blijkbaar al zelf in staat het virus af te wimpelen. Wel is de vraag of deze mensen het virus opnieuw kunnen oplopen en overdragen aan andere, kwetsbare individuen.
Een andere mogelijkheid die in de Chinese studie naar voren komt, is dat in sommige individuen andere cellen van het aangeleerde immuunsysteem in actie kwamen die normaal niet gespecialiseerd zijn in virusbestrijding: T-cellen. Die zouden ook enige immuniteit kunnen genereren.
Te veel antistoffen?
Tussen de regels door opperen de Chinese onderzoekers nog iets: 'hoe meer antilichamen, hoe beter' geldt wellicht niet bij dit virus. De hoeveelheid antilichamen was namelijk bij ouderen in de studie hoger dan bij jongeren. Over het algemeen hebben ouderen juist meer moeite met het aanmaken van antilichamen.
Het lijkt erop dat het afweersysteem van de ouderen harder heeft moeten werken om het virus eronder te krijgen. ‘En er bestaat enige vrees, ook bij de WHO, dat er bij dit virus ook gevaarlijk hoge antilichaamniveaus bestaan,’ zegt Koopmans. ‘Bij mensen met een zeer grote hoeveelheid antilichamen, zou het afweersysteem bij herinfectie mogelijk de schade aan het lichaam juist kunnen vergroten. Dat is nog theoretisch, maar wordt serieus onderzocht.’
‘We moeten niet het signaal afgeven dat mensen die al geïnfecteerd zijn geweest, de social distancing maatregelen niet meer hoeven na te leven' Marion Koopmans, hoogleraar virologie aan het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam
Hoe dan ook lijkt het streven naar groepsimmuniteit een steeds minder aantrekkelijke route uit de coronacrisis – ook al omdat waarschijnlijk nog maar enkele procenten van de Belgen en Nederlanders zijn besmet. Het streven naar groepsimmuniteit is er juist op geënt dat grote groepen jonge, gezonde mensen weinig hinder zouden ondervinden van het virus, maar na infectie wel de kwetsbaren zouden kunnen beschermen. Als juist die fitte personen geen afweer opbouwen, valt dit mechanisme weg.
Voorlopig is het wat Koopmans betreft in elk geval niet verstandig om er bij iedereen die de ziekte heeft doorgemaakt van uit te gaan dat die niet meer besmet kan worden en ook geen anderen meer kan besmetten. ‘We moeten dus niet het signaal afgeven dat zij gevrijwaard zijn van de social distancing maatregelen.’