Dankzij nieuwe onderzoeken, die uitvoerig besproken worden in de media, weten we elke dag meer over het virus. Om de discussie te kunnen volgen, moet je twee zeer belangrijke celtypes kennen: B-cellen en T-cellen. Met deze inleiding kun je je kennis daarover updaten.
Het immuunsysteem is een netwerk van nauw met elkaar verbonden cellen die het lichaam beschermen tegen interne en externe bedreigingen. Het is grofweg ingedeeld in twee subtypes: het aangeboren (of natuurlijk) immuunsysteem en het adaptief (of verworven) immuunsysteem. De belangrijkste verschillen tussen de twee systemen zijn de specificiteit en de flexibiliteit van de reacties op een gedetecteerde bedreiging.
De eerste linie: het aangeboren immuunsysteem
Het aangeboren immuunsysteem vormt de eerste verdedigingslinie. Het is in staat om veel voorkomende pathogenen, zoals virussen en bacteriën, op te sporen zodra ze hun weg naar het lichaam vinden. Hoewel het aangeboren immuunsysteem snel kan reageren, kan het niet altijd alle pathogenen uitschakelen en herkent het ze niet allemaal.
Het aangeboren immuunsysteem kan ook aanwijzingen geven aan het adaptieve immuunsysteem in de vorm van chemische signalen (cytokines) of afgebroken producten van ziekteverwekkende organismen (antigenen) om dat systeem te activeren. Dat proces wordt ‘antigeenpresentatie’ genoemd. Zonder die signalen kan het adaptieve immuunsysteem niet in actie schieten.
De tweede linie: het adaptieve immuunsysteem
Het adaptieve immuunsysteem is geëvolueerd om een veelzijdigere en zeer doelgerichte verdediging te bieden. Het systeem kan zeer subtiele verschillen in de samenstelling van pathogenen onderscheiden. Maar het adaptieve immuunsysteem is traag en het kan enkele dagen duren voordat twee belangrijke celtypes – B- en T-cellen – geactiveerd worden.
De T-cellen zijn verder op te delen in twee subtypes: CD4+- en CD8+-cellen. CD4+-cellen zijn T-cellen die andere immuuncellen helpen te activeren door cytokines vrij te geven. De cytokines bereiden de rijping van B-cellen voor, die plasmacellen worden en antilichamen produceren om de ziekteverwekker te neutraliseren. CD8+ cytotoxische T-cellen doden direct geïnfecteerde cellen.
Zodra het adaptieve immuunsysteem de indringer heeft overwonnen, wordt er een pool van langlevende T-geheugencellen en B-geheugencellen gemaakt. Die geheugenlymfocyten blijven inactief, totdat ze dezelfde ziekteverwekker opnieuw tegenkomen. Deze keer zetten ze echter een veel snellere en sterkere immuunreactie op gang. Dat ‘geheugen’ is het belangrijkste kenmerk van het adaptieve immuunsysteem en maakt bescherming op lange termijn mogelijk.
T-cellen en B-cellen bij covid-19
Aangezien de meesten onder ons nog niet zijn blootgesteld aan het nieuwe coronavirus, kunnen we aannemen dat niet-geïnfecteerde mensen geen T- en B-geheugencellen tegen het virus hebben en dus niet beschermd zijn tegen een covid-19-infectie. Technisch gezien zou covid-19, net als elke andere infectie, een immuunrespons op gang moeten brengen, waardoor de snelle vermenigvuldiging van T- en B-cellen tegen covid-19 wordt gestimuleerd.
Wereldwijd zijn 8,3 miljoen mensen hersteld van covid-19, maar er is tot nu toe weinig zicht op de reactie van het adaptieve immuunsysteem op het nieuwe coronavirus. Wel komt er steeds meer nieuwe informatie naar boven.
Een recente Amerikaanse studie toonde aan dat geïnfecteerde mensen in staat zijn om T- en B-cellen tegen covid-19 aan te maken. Die studie liet ook zien dat zelfs sommige niet-besmette mensen T-cellen hadden tegen covid-19, wat wijst op een overlapping met de reactie op eerdere coronavirusinfecties: de zogenaamde kruisreactiviteit. (Coronavirussen veroorzaken ook SARS, MERS en in sommige gevallen een verkoudheid).
Ook bleek uit recent onderzoek van het Karolinska Instituut in Zweden dat verschillende covid-19-patiënten met milde tot geen symptomen T-cellen tegen het virus hadden aangemaakt. Dit was zelfs het geval bij patiënten die geen aantoonbare niveaus van antilichamen tegen het virus hadden. Belangrijker nog is dat de onderzoekers ook bewijs vonden van T-geheugencellen bij herstellende patiënten. Dat suggereert dat covid-19 een krachtige respons oproept van T-geheugencellen, die terugkerende episodes van ernstige covid-19 zou kunnen voorkomen.
Verdwijnende antilichamen
Hoe lang antilichamen in het lichaam blijven, verschilt per ziekteverwekker. Zo weten we dat antilichamen tegen andere coronavirussen in de loop der tijd afnemen (drie maanden tot een jaar vanaf het moment van de infectie). Sommige studies suggereren dat antilichamen tegen covid-19 gedurende zeven weken kunnen worden gedetecteerd bij herstelde patiënten. Maar gezien de enorme variabiliteit van symptomen en immuunresponsen tussen patiënten is de exacte tijdsduur onduidelijk.
Een andere recente studie die groepen mensen met en zonder symptomen met elkaar vergeleek, toonde aan dat asymptomatische mensen veel lagere niveaus vertoonden van antilichamen. En follow-up onderzoek toonde aan dat ongeveer veertig procent van de asymptomatische mensen na acht weken geen detecteerbare antilichamen hadden.
Dat suggereert dat de antilichamen tegen covid-19 misschien niet lang in het lichaam blijven. Dat sluit niet uit dat er T- en B-geheugencellen zijn, die in staat zijn om uit hun sluimerende toestand weer op te duiken om het lichaam te beschermen tegen een nieuwe infectie. Met andere woorden: de antilichamen die de B-cellen maken tijdens de eerste blootstelling verdwijnen binnen enkele weken, maar de geheugencellen die als gevolg daarvan ontstaan, blijven veel langer bestaan.
Er is nog veel wat we niet weten. En zonder diepgaande kennis van de rol van het immuunsysteem bij covid-19, zal het ontwikkelen van effectieve behandelingen moeilijk zijn.