Nog nooit eerder is het belang van wetenschapscommunicatie zo duidelijk gebleken als het voorbije jaar. Ondanks de goedbedoelde overvloed aan informatie lijken veel burgers zich niet meer te kunnen oriënteren in de mist van regels en redeneringen. Hoe kunnen we als onderzoekers leren uit onze fouten en werken naar een samenleving waar de wetenschap het pad naar de waarheid verlicht?
Herinner je je nog, aan het begin van deze pandemie, wanneer werd verkondigd dat mondmaskers niet nuttig zouden zijn om ons en elkaar te beschermen tegen besmetting? Nu hebben we het mondmasker zo ingeburgerd, dat het straks vreemd zal zijn om het niet meer hoeven aan te doen. De piste van de groepsimmuniteit ging ook even over de lippen, maar werd uiteindelijk niet bewandeld. Nog niet zo lang geleden hadden we de discussie of kinderen al dan niet een bron van besmetting kunnen zijn. Eerst werd gezegd van niet en werden ze vrij gelaten om op kamp te gaan en samen te hokken op de speelplaats, nu lijkt dit wel zo te zijn. Hoe kan je als burger nog weten wat wel of niet mag? Kan je het de mensen kwalijk nemen dat ze niet meer weten hoeveel en welke personen in hun bubbel mogen, of welk beroep essentieel genoeg is om vervroegd open te mogen? Zelfs als je je best niet (meer) doet om de redenering achter al deze beslissingen te volgen, blijft het moeilijk om de exacte regels terug te vinden.
Nu, je gaat mij niet horen zeggen dat de wetenschap straight forward is en eenvoudig te begrijpen en dus uit te leggen. Het is nu eenmaal zo dat vele zaken onder discussie staan en dat onze kennis continu evolueert. Maar verwarrende communicatie is nefast voor het consequent doen opvolgen van een beleid. Naast de burgers die oprecht de regels willen opvolgen maar door de bomen het bos niet meer zien, zijn er uiteraard ook diegenen die gretig van de onduidelijkheid en wetenschappelijke onzekerheid gebruik maken om de regels naar hun hand te zetten. De samenleving heeft er dus alle baat bij dat er duidelijk gecommuniceerd wordt, uiteraard zonder uit het oog te verliezen dat twijfel en continue evolutie altijd een inherent deel zullen blijven van de wetenschap.
Het probleem ontstaat als het debat niet in de wetenschappelijke fora, maar in de media wordt gevoerd
Doen onze covid-experten hun werk dan niet goed? Zeker wel. Ik denk dat we zelfs trots mogen zijn op iemand als Steven Van Gucht, die altijd een objectief antwoord klaar heeft maar ook emotie durft tonen en zijn mening uiten. Het professionalisme en de kennis van zaken waarmee hij de bevolking voorziet van raad en daad is een voorbeeld voor ieder van ons wetenschappers. Anderzijds zijn er duidelijk ook een heel aantal collega’s die niet lijken in te zien wat het effect van hun woorden is. Ze eisen hun plek op in de spotlights en verkondigen hun mening als de waarheid. Het mag geen probleem zijn om een mening te hebben die afwijkt van hetgeen als waar wordt aangenomen of hetgeen opgelegd wordt door de instanties. Dat is net wat de wetenschap vooruithelpt en doorbraken forceert. Het probleem ontstaat als het debat niet in de wetenschappelijke fora wordt gevoerd maar wel in de media. Wetenschappers zouden beter op de hoogte moeten zijn van de gevolgen die dit kan hebben.
De meningen over de hetgeen wel of niet gecommuniceerd moet worden naar het publiek zijn echter verdeeld. Sommigen vinden het essentieel dat burgers volledig op de hoogte zijn van de verschillende facetten van een verhaal. En die zijn er in wetenschappelijk onderzoek erg vaak. Verschillende resultaten die geproduceerd worden uit op het eerste zicht gelijkaardig onderzoek komt vaker voor dan je zou denken of wensen.
Publicatiedruk
Elke wetenschapper heeft het ongetwijfeld al meegemaakt dat je gepubliceerde resultaten van een ander lab niet kan herhalen. De verschillen zijn vaak te wijten aan variabelen in de procedures, het gebruik van net iets andere producten of toestellen, verschillen in kwaliteit van uitvoering of interpretatie van de resultaten. Over dit laatste, de kwaliteit van onderzoek, valt in deze tijden nog wel wat te zeggen. Een erg jammere evolutie in de academische wereld, blijkt de toenemende druk om te publiceren. Als je kijkt naar wat het belangrijkste criterium is waar wetenschappers op beoordeeld worden, is dit nog steeds het aantal publicaties. De kwaliteit doet er vaak zelfs niet echt toe. Onderzoekers voelen dus de continue druk om hun bevindingen neer te schrijven en de wereld in te sturen, wetende dat het onderzoek misschien niet echt sluitend of voldoende kwalitatief is. Vele collega’s hebben dan ook de huidige pandemie gebruikt om de focus van hun onderzoek te wijzigen, goed wetend dat tijdschriften artikels over corona momenteel veel makkelijker aanvaarden dan enig ander onderzoek. Doordat vele non-experten plotseling corona-gerelateerde publicaties de wereld insturen, krijg je op extreem korte tijd een explosie aan artikels over het onderwerp. Over de kwaliteit of relevantie van deze output valt te discussiëren. Maar feit is, de informatie is er, beschikbaar voor eenieder die in naam van de wetenschap een statement wil maken in de media.
De wetenschap wordt op deze manier vaak misbruikt als garantie voor de waarheid. Het vertrouwen dat vele mensen nog hebben in onze sector, wordt op deze manier geschaad. Nu, het moet niet altijd slecht onderzoek zijn dat wereldkundig wordt gemaakt. Door technologische ontwikkelingen en evolutie van kennis, komen wetenschappers vaak tot juiste, nieuwe inzichten. Inzichten die soms loodrecht ingaan tegen de tot dan toe aangenomen waarheden. Het spreekt voor zich dat dit onderzoek het recht heeft om in rekening genomen te worden bij de bepaling van het beleid. Maar steeds, of het nu gaat om relevante inzichten of bekritiseerbaar onderzoek, steeds moet omzichtig worden omgesprongen met de communicatie ervan.
Het communiceren van wetenschap naar een breed publiek levert geen erkenning op zoals de echte wetenschappelijke publicaties dat doen. Daar wringt het schoentje
De oorzaak van het gebrek aan communicatie skills bij vele wetenschappers, ligt volgens mij aan de manier waarmee in het werkveld met deze materie wordt omgegaan. De wetenschapscommunicatie werd in het verleden vaak wat stiefmoederlijk behandeld. Het nut ervan werd en wordt nog steeds door vele wetenschappers van vooral de oudere generatie in twijfel getrokken. Als wetenschapper communiceren over je werk is niet vanzelfsprekend. Je doet dit ofwel op vrijwillige basis, naast je job die op zich al heel veeleisend is, ofwel heb je toestemming en goedkeuring van je baas nodig om een deel van je werktijd hieraan te besteden. Aangezien het communiceren van je wetenschap naar een breed publiek geen erkenning oplevert, zoals de echte wetenschappelijke publicaties dat doen, wringt daar vaak het schoentje. Het is nochtans dubbel. Bijna elk agentschap dat financiële middelen toekent aan wetenschappers eist dat er ook wordt ingezet op communicatie naar een breed publiek. Jammer genoeg wordt de uitvoering hiervan nauwelijks gecontroleerd. Er is echter beterschap in zicht, met name op het niveau van de instellingen. Meer en meer erkende wetenschappelijke instanties, zoals vele universiteiten, het Vlaams Instituut voor Biotechnologie, IMEC, etc. zetten beleidsmatig in op communicatie naar de bevolking. Een toegewijde dienst van de instelling zorgt er vaak voor dat het onderzoek op een laagdrempelige en uitnodigende manier naar buiten wordt gedragen. Dit gebeurt onder meer tijdens evenementen, zoals Dag van de Wetenschap, Biotechdag, Kinderuniversiteit, etc., en via sociale en mainstream media. Ook zien we dat meer en meer wetenschappelijke opleidingen, cursussen communicatie in hun curriculum aanbieden, zij het wel optioneel. Ook bij het afleggen van een bachelor- of masterproef wordt vaak aan de studenten gevraagd om hun onderzoek ook in een populairwetenschappelijke tekst te gieten. Uit deze initiatieven blijkt dat er weldegelijk aandacht besteed wordt aan het implementeren van wetenschapscommunicatie in het werkveld en dat er naar de toekomst toe dus beterschap in zicht is.
Herwaardering
De urgentie van het probleem is hier echter nog steeds groter dan de snelheid waarmee de oplossing naar ons toe lijkt te komen. De maatschappij heeft nood aan bekwame wetenschappers die op een heldere en juiste wijze wetenschappelijke inzichten delen met de bevolking. Mensen die beseffen wat de impact is van hun woorden en een uniforme, niet mis te verstane boodschap kunnen brengen zonder te beweren de absolute waarheid in pacht te hebben. Het lijkt logisch dat we dit trachten te bereiken door in te zetten op de implementatie van communicatie-onderwijs in de wetenschappelijke opleidingen van onze universiteiten en hogescholen. Daarnaast kunnen we ook pleiten voor een duidelijkere rol van Sciensano in dit hele verhaal. Dit instituut zou de rol van moderator kunnen opnemen in debatten tussen wetenschappers en van daaruit vertrekken om een uniforme visie voorop te stellen die gecommuniceerd wordt aan overheden en media. Het zou, meer nog dan het geval is vandaag, de rol opnemen van kwaliteitslabel voor communicatie door wetenschappers. Ten slotte wil ik ook persoonlijk pleiten voor de herwaardering van de wetenschapscommunicatie in academische en andere onderzoeksinstellingen. Het valt me steeds meer op hoeveel collega’s zich graag inzetten voor deze activiteiten en daar ook hun job van willen maken. Er is echter nog steeds geen draagvlak voor deze mensen om dit ook structureel te doen. Wetenschapscommunicatie is te vaak nog een randactiviteit, een hobby, en geen volwaardige functie. Maar wat ben je met resultaten en publicaties, als de informatie niet juist en helder tot bij de mensen geraakt? In tijden als deze wordt duidelijk hoeveel waarde gehecht dient te worden aan goede wetenschapscommunicatie.
Naast de crisiscommunicatie die vandaag zo sterk naar voor komt, moeten we echter ook werken aan wetenschapseducatie van de bevolking. Meer jongeren in de wetenschap krijgen, is al jaren een doelstelling van de sector. Wetenschapsambassadeurs zoals Lieven Scheire of Hetty Helsmoortel doen hier een prima job, maar zijn zeker niet de enigen die met volle goesting en passie deze uitdaging willen aangaan. Ook hier ontbreekt het onze maatschappij aan een platform dat communicatieve wetenschappers en geïnteresseerde burgers samenbrengt. Een platform dat meegedragen zou kunnen worden door Sciensano, Technopolis en andere belanghebbenden.
Laat ons dus de wetenschapscommunicatie uit de schaduw van het wetenschappelijk onderzoek trekken en als volwaardige partner laten functioneren in de vertaalslag van de wetenschap naar de bevolking. De mogelijkheden zijn legio, enkel een platform ontbreekt.