Mensen zijn al eeuwenlang geobsedeerd door mannelijke geslachtsdelen, en wetenschappers zijn geen uitzondering op die regel. De expo Phallus. Norm en Vorm in het Gents Universiteitsmuseum (GUM) probeert clichés te doorbreken en aan onze idee-fixen te krabben.
Beeld: CT-scan van een nagebootste paring van tuimelaardolfijnen. De witte structuren zijn die van de vagina, de rode van de penis.
In de lente van 2020 opende het GUM de deuren aan Campus Ledeganck. Kersvers directeur Marjan Doom toonde me niet zonder trots hoe haar team er in het nagelnieuwe wetenschapsmuseum in geslaagd was een beeld te schetsen van hoe wetenschappers denken en werken. ‘Voor mij is het GUM een combinatie van een wonderkabinet en een bibliotheek’, vertelde ze. ‘Hier krijg je niet het eindresultaat van de wetenschap te zien, maar de weg ernaartoe.’
Voor de tijdelijke tentoonstellingen zocht Doom nog naar brede, maar inhoudelijk onderbouwde topics die ze vanuit verschillende perspectieven kon bekijken. Het doel was om naast de wisselwerking tussen wetenschap en samenleving ook het perspectief van kunstenaars mee te nemen. De tentoonstelling Van Eyck in de Diepte beschouwde ze als een eerste proevertje.
Wat ze toen nog niet prijsgaf, was dat ze voor de eerste echte tentoonstelling al een onderwerp in gedachten had. Dat idee was gerijpt toen Doom een bezoekje bracht aan het atelier van de Gentse kunstenaar Sofie Muller. Die had een kleine collectie anatomische onderwijsmodellen van paddenstoelen in papier-maché op de kop getikt. Ze waren van de hand van Louis Auzoux, een 19de-eeuwse Franse arts die gepassioneerd was door anatomie. Muller was de objecten aan het transformeren in fallussen. Het gesprek bleef in Dooms hoofd nazinderen terwijl ze terug naar haar bureau wandelde. Toen ze bij haar collega’s aankwam, zei ze: ‘Jongens, ik denk dat ik een thema heb’.
‘Tekeningen van piemels waren al aanwezig in prehistorische grotten’
De eerste reacties van haar team waren eerder aarzelend. Voor een tentoonstelling over het mannelijk lid zouden ze een dunne lijn moeten bewandelen tussen trouw blijven aan hun missie van multidisciplinariteit en niet vervallen in platitudes. Maar het zaadje was geplant en de ideeën begonnen te bruisen.
Piemels in prehistorische grotten
Net zoals voor de vaste opstelling vertrok het team voor de tijdelijke expo Phallus. Norm en Vorm niet vanuit de objecten, maar vanuit de inhoud. ‘We hebben een heel eigen methodiek om met tentoonstellingen aan de slag te gaan’, vertelt Doom. ‘We kiezen altijd eerst een thema en bedenken wat voor wetenschappelijke content en topics we daaraan kunnen vasthangen. We stellen ons ook telkens de vraag: wat vertelt ons dat over de wetenschap als praktijk, als cultuur? Dan pas gaan we praten met wetenschappers en gaan we op zoek naar passende objecten.’
Al in het vooronderzoek kwam sterk naar voren dat mensen al eeuwenlang bijna obsessief met mannelijke geslachtsdelen bezig zijn. ‘Als je kijkt naar de vroegste sporen van ons bestaan, dan blijkt dat er niet alleen in de toilethokjes van vandaag piemels op de muren staan getekend, maar dat ze ook al aanwezig waren in prehistorische grotten en in tempels over de hele wereld’, vertelt GUM-onderzoeker Lyvia Diser.
Gebeurt er veel onderzoek naar penissen omdat de mens er interesse voor heeft, of omdat wetenschappers eigen vooringenomenheden hebben?
Die buitensporige interesse vond het team ook terug bij wetenschappers. ‘Evolutiebiologen zijn momenteel sterk gericht op de genitale ontwikkeling, omdat genitaliën heel snel evolueren en hen veel kunnen vertellen over hoe evolutie in elkaar zit’, vertelt Diser. ‘Maar tot nu toe lag de focus in wetenschappelijke publicaties heel duidelijk op het mannelijke geslachtsorgaan. In zoverre dat bepaalde onderzoekers aan de alarmbel trokken en zich luidop afvroegen of stereotypen uit de maatschappij – mannen zijn actieve spelers met een groot libido, vrouwen zijn afwachtend en vaker monogaam – niet waren doorgesijpeld in het onderzoek. Kon dat de reden zijn waarom wetenschappers penissen heel relevant vonden om te onderzoeken, terwijl ze vagina’s vaak bestempelden als evolutionair oninteressant?’
Ook in medisch onderzoek vond het team die wanverhouding terug. ‘Er is bijvoorbeeld heel veel aandacht voor het herstel en het behoud van het genot van de penis, terwijl het onderzoek naar de clitoris nog altijd in de kinderschoenen staat’, aldus Diser. ‘Als je kijkt naar publicaties is het best confronterend dat dat onevenwicht nog maar heel recent aan het veranderen is, en dat dat bovendien heel traag gaat.’
‘We willen in de expo vooral de wisselwerking tussen wetenschap en samenleving aankaarten en allerhande vragen stellen zonder er een antwoord op te geven’, vertelt Doom. ‘In welke mate stuurt de samenleving de wetenschap en in welke mate gebeurt dat omgekeerd? Gebeurt er veel onderzoek naar penissen omdat mensen er inherent veel interesse voor hebben en wetenschappers sturen, of omdat wetenschappers ook maar gewoon mensen zijn met hun eigen vooringenomenheden? En als wetenschappers alles meten en in kaart brengen, gaan zij dan in de samenleving een norm opleggen en bepalen wat normaal is?’
Kadavers onder de scanner
Om die ongelijkheid te helpen wegwerken, besloot het team naast fallussen ook aandacht te besteden aan vrouwelijke geslachtsdelen. Ze hadden contact met de Australische uroloog Helen O’Connell, die een voortrekkersrol speelde in het beschrijven van de anatomie van de clitoris. En ze tonen het onderzoek van de Amerikaanse evolutiebiologen Dara Orbach en Patricia Brennan, die een paring van tuimelaardolfijnen nabootsten met kadavers. ‘Dat deden ze door een vagina van een gestorven vrouwelijke dolfijn te vullen met siliconen om de vorm ervan te begrijpen. Vervolgens bliezen ze de penis van een dode mannelijke dolfijn op en fixeerden hem met zoutwaterinjecties. Ten slotte legden ze beide onder een CT-scanner om uit te zoeken hoe ze in elkaar passen’, vertelt Diser. ‘Ze ontdekten op die manier dat de vouwen van de dolfijnenvagina een diepe penetratie verhinderen, waardoor vrouwelijke dolfijnen meer zeggenschap hebben in de partnerkeuze.’
‘Wij tonen die CT-scans omdat ze een heel mooi voorbeeld zijn van waar wij voor staan’, vertelt Doom. ‘De CT-scans zijn de output van wetenschappelijk onderzoek, en ze tonen hoe vindingrijk onderzoekers vaak te werk moeten gaan om iets uit te zoeken. Maar tegelijkertijd zijn de beelden ook abstract, mysterieus en mooi. We willen een museum van esthetische beleving zijn dat vragen oproept en dialoog uitlokt.’
Het team wou ook graag clichés doorbreken en aan onze idee-fixen krabben. Dat seks per definitie penetratieseks is, bijvoorbeeld, of dat iedereen die een penis heeft een man is. ‘Er is het voorbije decennium veel veranderd’, vertelt Doom. ‘Wat twintig jaar geleden nog een afwijking werd genoemd omdat het niet helemaal overeenkwam met het binaire idee van man en vrouw, wordt nu een variatie genoemd.’
‘Er is heel veel aandacht voor het genot van de penis, terwijl het onderzoek naar de clitoris nog altijd in de kinderschoenen staat’
‘Die verandering in terminologie maakt ook voor artsen een gigantisch verschil in hoe ze met intersekse personen omgaan’, vertelt Diser. ‘Een vergrote clitoris werd recent nog kort na de geboorte geopereerd. Nu blijven artsen af van seksueel gevoelig weefsel, tenzij de patiënt er last van heeft of zelf wil dat er iets aan verandert.’
Doom vertelt dat alle uren die ze in de aanloop naar de tentoonstelling heeft doorgebracht met uroloog Piet Hoebeke ook haar beeld heeft veranderd van wat ze als normaal of afwijkend omschrijft. ‘Om ook bij onze bezoekers wat aan de boom te schudden, tonen we in de tentoonstelling op een heel serene manier een reeks lesdia’s van een college van genitale chirurgie. Daarop zijn afwijkingen te zien die in de jaren 1980 nog werden geopereerd, maar daar nu niet meer voor in aanmerking komen.’
Toch benadrukt ze dat de tentoonstelling nooit belerend of moraliserend is. ‘Er hebben in onze voorbereiding ook onderwerpen als besnijdenis op tafel gelegen, maar je kan het daar moeilijk over hebben zonder de religieuze en culturele context te schetsen’, vertelt ze. ‘Wanneer je dat in een wetenschapsmuseum in het kader van een fallusexpo brengt, moet je ook het onderzoek naar het risico op verminderde seksuele beleving een plaats geven, en dan ga je onvermijdelijk met de vinger wijzen. Dat wilden wij absoluut vermijden.’
Museum als testomgeving
In een universiteitsmuseum passen ook bijdragen van studenten. Daarom liet het team enkele universiteitsstudenten citizen science-projecten opzetten binnen het thema. ‘Bedoeling is vooral om na te gaan of een museum kan dienen als een testomgeving waarin data van bezoekers worden verzameld waarmee onderzoekers achteraf aan de slag kunnen’, vertelt Doom. ‘En om bezoekers meteen ook te laten zien hoe zo’n onderzoek in zijn werk gaat.’
In het kader van het Gender-in-de-Blender-concept van Hoebeke – waarvoor de uroloog onderzoek voert naar biologisch geslacht, culturele rolpatronen, seksuele geaardheid en genderidentiteit – ontwikkelden drie studenten geneeskunde van de UGent een zelftest. Daarmee kunnen bezoekers zichzelf ergens in de wolk van alle mogelijke vormen van seksuele identiteit positioneren.
‘In twee intieme hokjes kunnen bezoekers de test discreet op een scherm invullen’, vertelt Diser. ‘Deelnemers krijgen voorlopig nog geen feedback over zichzelf, omdat het net de bedoeling is om voldoende data te genereren waarmee onderzoekers een betrouwbare tool kunnen ontwikkelen voor mensen die hun genderidentiteit nog niet hebben gevonden. De studenten plannen bovendien diepte-interviews met enkele deelnemers om de resultaten van de test te controleren en de validiteit van de test te evalueren.’
Uiteindelijk zou dat kunnen leiden tot een test die wetenschappelijk kan worden ingezet in een medische omgeving of in een app. ‘Als dat lukt, willen we hier in de toekomst nog veel vaker citizen science-projecten opzetten’, vertelt Doom. ‘De duizenden bezoekers die hier jaarlijks passeren, hebben wel een specifiek profiel, dus we zullen de data nog moeten aftoetsen met data die we in een andere context verzamelen. Maar het is een mooie eerste stap.’
Net als de vaste opstelling is de tijdelijke tentoonstelling bedoeld voor iedereen met interesse in wetenschap. Toch zijn 15- tot 25-jarigen de primaire doelgroep van het museum. Om te checken of alles voor hen duidelijk is, toetste het team alle teksten af met het MuST-team, waarin studenten uit 27 verschillende disciplines zetelen. ‘Dat vonden we heel belangrijk, want zeker over zo’n onderwerp moeten de toon en stijl absoluut goed zitten’, vertelt Diser. ‘Van de studenten kwam ook het idee dat bepaalde onderwerpen waarschijnlijk wel wat vragen en ongemakkelijke gevoelens kunnen oproepen, en dat het aan te raden was om de bezoekers een kaartje mee te geven met links naar meer informatie.’
R&D van seksspeeltjes
De objecten in de expo geven een beeld van hoe de wetenschappelijke wereld het onderwerp zoal benadert. Dat kunnen uiteenlopende hypotheses over en modellen van de clitoris zijn, maar net zo goed prototypes van seksspeeltjes van Duitse designers die met wetenschappelijke data aan de slag zijn gegaan.
Vaak zijn de aangehaalde wetenschappers ook virtueel aanwezig via opgenomen interviews. ‘Een van de geïnterviewden is seksuologisch onderzoeker Marieke De Witte van de universiteit van Maastricht’, vertelt Diser. ‘Zij voert in haar lab alternatief onderzoek uit met koppels om te achterhalen hoe opwinding in elkaar zit. Een aantal van de instrumenten die ze bij haar onderzoek gebruikt, zijn in de tentoonstelling te zien.’
Naast bijdragen van wetenschappers verzamelde het team ook passend werk van kunstenaars. Er zijn bijdragen van Belgische kunstenaars zoals Berlinde De Bruyckere, Sofie Muller en Murielle Scherre, maar ook werken van buitenlandse kleppers zoals David Hockney, fotograaf en filmregisseur Man Ray, schilder en beeldhouwer Jean Tinguely en kunstenaar, documentairemaker en auteur Grayson Perry. Sommige stukken kregen ze in bruikleen, andere werden speciaal voor de tentoonstelling gemaakt. Scenograaf Roel Van Berckelaer, vooral bekend uit de opera- en theaterscene, maakte er een verrassend geheel van.
‘Het is een mooie mix geworden van wetenschap, samenleving en kunst’, besluit Doom. Ze hoopt dat bezoekers de tentoonstelling met veel vragen binnenkomen en met nog meer vragen weer buitengaan.