Elke minuut vertraging bij het geven van een eerste schok na een hartstilstand vermindert de overlevingskans. Een nieuwe studie bracht in kaart hoe snel die kans daalt.
Het is algemeen bekend dat snel handelen na een hartstilstand belangrijk is. Maar wat betekent een snelle eerste schok met een defibrillator nu precies voor de overlevingskansen van patiënten?
Onderzoekers van Amsterdam UMC zochten het uit door de gegevens van 3.723 patiënten te analyseren die buiten het ziekenhuis een hartstilstand hadden gekregen in het bijzijn van een getuige. Hierdoor konden ze de tijd tussen de noodoproep en de eerste schok zeer nauwkeurig bepalen en dus ook de impact van de tijd tot de eerste schok goed analyseren.
Uit het onderzoek blijkt dat als de eerste schok binnen zes minuten wordt gegeven, het in 93 procent van de gevallen mogelijk is om ventrikelfibrilleren, de hartritmestoornis die de hartstilstand veroorzaakt, te stoppen. En dat elke minuut dat de eerste schok later wordt gegeven, leidt tot een zes procent lagere kans op overleving van de patiënt. Als de eerste schok maar na meer dan zestien minuten wordt gegeven bijvoorbeeld, daalt het percentage tot 75 procent.
Na een succesvolle schok met een defibrillator wordt ventrikelfibrilleren beëindigd en verandert het in een normaal hartritme of een volledig afwezig hartritme. Volgens Christian van der Werf, cardioloog en onderzoeker bij Amsterdam UMC, bleek uit de studie dat een kortere wachttijd tot de eerste schok vaker tot een normaal hartritme leidde. En dat met een kortere tijd tot de eerste schok ook het risico afnam dat er na een succesvolle schok opnieuw hartritmestoornissen optraden, waardoor een nieuwe schok nodig was. De studie bewijst dat investeren in de hele keten met als doel de duur van de noodoproep tot de eerste schok te verkorten loont, omdat dat de uitkomsten na een hartstilstand aanzienlijk verbetert.