Mensen leven alsmaar langer, maar uiteindelijk worden we allemaal oud en sterven we. Is er eigenlijk een natuurlijke limiet op hoe lang een mens maximaal kan leven?
Een studie uit 2016, gepubliceerd in het Amerikaanse tijdschrift Nature, suggereert van wel. De resultaten zijn gebaseerd op demografische gegevens, maar moeten voorzichtig geïnterpreteerd worden en zijn verre van sluitend. De studie roept ook enkele lastige, ethische vragen op.
Het draait allemaal om voortplanting
Evolutionaire argumenten kunnen een biologische context bieden. Ouder worden houdt simpelweg in dat we met de tijd exponentieel meer de kans krijgen om ziek te worden of te sterven. In het wild zijn oude dieren zeldzaam, omdat dieren meestal opgegeten worden door andere dieren of omkomen in een ongeval.
Een organisme zal bevoorrecht zijn als het een mutatie heeft die een grotere kans biedt om meer nakomelingen te produceren, ook al zorgt diezelfde mutatie voor nefaste gevolgen in het latere leven. Ouder worden is dus de prijs die je betaalt voor al vroeg in het leven vruchtbaar te zijn. Het is ook mogelijk om genetische variaties mee te dragen die geen voordeel bieden, maar slecht uitdraaien voor het organisme eens het zich heeft voortgeplant. Natuurlijke selectie kan deze variaties moeilijk verwijderen, waardoor ze kunnen bijdragen tot veroudering.
Evolutionaire biologie biedt echter weinig ondersteuning voor het idee dat er ‘verouderende genen’ zijn, genen die ervoor zorgen dat hun drager ouder wordt en uiteindelijk sterft. Genen kunnen dit enkel doen als neveneffect van een andere functie die ze hebben. Zo wordt het verschil tussen de levensverwachting van mannen en vrouwen bijna zeker bepaald door een verschil in de selectiedruk op hun genomen door seksuele selectie (in de natuur concurreren mannelijke organismen doorgaans voor partners, terwijl vrouwelijke organismen hun partners zorgvuldig uitkiezen).
Hoe ouder mensen en andere dieren worden, hoe zwakker ze worden en hoe groter de kans dat ze sterven. Hydra, kleine zoetwaterdieren, lijken echter niet ouder te worden. Door laboratoriumgegevens te extrapoleren kan aangetoond worden dat vijf procent van de hydrapopulatie 1.400 jaar later nog steeds leeft in dezelfde omstandigheden. Hydra hebben wel een maximale levensduur. Bovendien betekent het feit dat er een maximale leeftijd is nog niet dat alle organismen van die soort dezelfde kans hebben om die leeftijd te bereiken. Er zijn verschillende factoren die een invloed hebben op de levensverwachting van een organisme.
Argumenten gebaseerd op de mechanismen in het menselijke lichaam leunen sterk aan bij het idee dat er een natuurlijke, maximale limiet is voor de levensduur van een mens. Belangrijke organen, zoals de nieren en de thymus, vertonen met de leeftijd duidelijk vaak seksafhankelijke, verminderde efficiëntie. Progressieve achteruitgang voorspelt dus uiteindelijk falen, ervan uitgaande dat we niet ingrijpen bij die achteruitgang.
Er is enorm veel vooruitgang geboekt bij het achterhalen van de fundamentele celmechanismen en moleculaire mechanismen bij veroudering. Door bijvoorbeeld bij muizen verouderde cellen te verwijderen, disfunctionele cellen die ophopen bij het ouder worden en zo weefsel beschadigen, kunnen we hun gezondheid verbeteren en hun levensduur verlengen. In theorie kunnen we dus door in te grijpen de maximale levensduur verhogen of zelfs verwijderen.
Tendensen tijdens de levensduur
Maar kunnen we wel de maximale menselijke levensduur verhogen door een vroegtijdige dood proberen te vermijden en kunnen we dat ook blijven doen? We kunnen een antwoord vinden door tendensen te bestuderen bij de maximale menselijke levensduur over de tijd heen. Zo’n actuariële berekening is echter altijd ingewikkeld en vaak ook fout. In 1921 werd bijvoorbeeld beweerd dat het onmogelijk was om ouder te worden dan 105 jaar. Nu is er vaak kritiek op het schatten van de maximale levensduur omdat elke limiet tot nu toe is overschreden. Voor sommigen is dit een aanwijzing dat er geen maximale leeftijd is die de mens kan bereiken.
De auteurs van de studie in Nature hebben demografische gegevens uit de hele wereld geanalyseerd en de leeftijden onderzocht waarop “superhonderdjarigen” gestorven zijn (individuen van ouder dan 110 jaar). Die gegevens tonen aan dat de maximale leeftijd elk jaar met 45 tot 55 dagen steeg tussen 1970 en 1995. Er is echter geen bewijs dat de maximale levensduur verder steeg na 1995.
Het model van de onderzoekers voorspelt dat de kans dat iemand ouder wordt dan 125 jaar in eender welk jaar kleiner is dan één op 10.000. Ze beweren dat we een plafond bereikt hebben en dat we dat plafond enkel kunnen doorbreken door de levensduur doelgericht te proberen verlengen.
Ethisch gezien lijkt het echter beter te zijn om de gezonde jaren van velen te verlengen in plaats van de levensduur van een minderheid. Het aantal honderdjarigen in de wereld is namelijk zeer klein vergeleken met het aantal mensen ouder dan 65 jaar oud. Volgens een andere studie is het in het laboratorium al zeker mogelijk om organismen langer gezond te laten leven.