Gezondheid

Hoeveel levens kan jij redden?

De Maakbare Mens lanceert deze week een campagne op sociale media om orgaandonatie in een positief daglicht te stellen en vragen van mensen te beantwoorden. Ook willen de initiatiefnemers mensen ertoe aanzetten zich te laten registreren of zich kenbaar te maken als orgaandonor. Wij zetten een aantal interessante weetjes over orgaandonatie op een rij.

Door na je dood je gezonde organen te doneren aan patiënten met een ziek exemplaar kan je tot acht levens redden. Hoezo?

Je hebt acht organen die succesvol kunnen worden getransplanteerd en die een tweede leven kunnen leiden als je er niet meer bent. Concreet gaat het om je hart, lever, nieren, longen, pancreas en een deel van je dunne darm. Omdat je je nieren en je linker- en rechterlong apart kunt doneren kan je acht levens redden. Bovendien kan je lever soms in twee worden gesplitst.

Ook je baarmoeder kan worden getransplanteerd, maar daar red je geen levens mee. Het wordt ook niet gezien als een normale transplantatie. Het is eerder de bedoeling dat de ontvanger tijdelijk een baarmoeder krijgt om een zwangerschap mogelijk te maken. Nadien wordt die weer weggenomen.

Naast organen doneren om levens te redden, kan je ook weefsels doneren om de levenskwaliteit van ontvangers te verbeteren. Met je hoornvliezen, gehoorbeentjes, hartkleppen, huid, pezen en botweefsel kan je het leven van 75 ontvangers een pak beter maken.

In de praktijk komt het niet zo vaak voor dat al je organen en al je weefsels bruikbaar zijn voor transplantatie. ‘Het gebeurt uitzonderlijk dat alle acht organen worden gebruikt’, vertelt Walter Van Donink, transplantatiecoördinator aan het UZA. ‘Dat is onder meer omdat de pancreas en de dunne darm veel minder worden getransplanteerd dan de overige organen.’

Hoe verhoudt de vraag naar organen zich tot het aanbod?

In 2019 waren er in België 312 donoren die bij hun overlijden hun organen afstonden. 70 procent daarvan kon meer dan één patiënt helpen. Bij 835 patiënten werden een of meerdere organen getransplanteerd. Toch stonden aan het eind van dat jaar nog 1.341 personen op de wachtlijst. De meesten daarvan – 870 – wachtten op een nier. Sommigen daarvan stierven voor er een orgaan voor hen werd gevonden. Anderen werden te ziek waardoor ze een transplantatie niet meer aankonden.

Er zijn verschillende redenen voor het tekort aan organen. Een orgaan afstaan terwijl je nog leeft, is enkel mogelijk voor een nier of een stukje lever. Bovendien komt niet elke overledene in aanmerking als orgaandonor. Ben je gestorven door kanker, dan kunnen je organen niet meer worden gebruikt voor donatie. Het overlijden moet bovendien in medisch gecontroleerde omstandigheden gebeuren zodat maatregelen kunnen worden genomen om de organen bruikbaar te houden voor donatie. Krijgt iemand een hartstilstand in een ziekenhuis, dan kunnen artsen ervoor zorgen dat de organen geen te grote schade oplopen. Gebeurt die hartstilstand thuis, dan raken de organen te beschadigd om nog te doneren.

Orgaantransplantatie is sinds de jaren 1970 een veilige en meestal succesvolle operatie. Wat is de moeilijkste?

Een van de meest uitdagende transplantaties is die van een lever. Het transplanteren van een hart is daarentegen relatief eenvoudig omdat het minder verbindingen heeft.

Waar komen je organen terecht?

Om zoveel mogelijk mensen te redden en de kans op een geschikt orgaan voor elke patiënt te vergroten, werd in 1967 Eurotransplant opgericht. De organisatie overkoepelt alle transplantatiecentra van Duitsland, België, Luxemburg, Nederland, Kroatië, Slovenië, Hongarije en Oostenrijk. Ze wijst in dat hele gebied de organen op een eerlijke manier toe op basis van medische en objectieve criteria.

Komt een donororgaan beschikbaar, dan ontvangt Eurotransplant alle gegevens over dat orgaan. Een computersysteem vergelijkt die gegevens met die van de patiënten op de wachtlijst en bepaalt welke patiënt het meest in aanmerking komt voor dat orgaan. Er spelen diverse criteria. Hoe meer het weefseltype van de donor en de ontvanger op elkaar lijken, hoe kleiner de kans op afstoting. Soms speelt de grootte van het orgaan een rol: een hart van een volwassene gaat niet naar een kind. Men houdt ook rekening met de geografische afstand tussen donor en ontvanger, want hoe langer een orgaan zich buiten het lichaam bevindt, hoe meer schade het oploopt. Ook wie er erg aan toe is, zal in de mate van het mogelijke voorrang krijgen. En uiteraard speelt ook hoelang iemand al wacht op een transplantatie.

Iedereen is automatisch donor, tenzij je aangeeft dat je dat niet bent. Waarom moet je je dan registreren?

In principe is volgens de wet iedereen automatisch donor. Maar sta je niet geregistreerd als donor, dan vraagt de dokter aan je familie wat je wens was. Weten je nabestaanden dat niet, dan gaan ze soms voor de zekerheid in het verzet. Wil je donor zijn, dan is het door je registratie duidelijk wat je wou en wordt er niet bij je familie gepeild. Registreren kan bij de dienst Bevolking van je gemeente of stad, bij je huisarts of via het gezondheidsportaal ‘Mijn Gezondheid’. Je moet wel ouder zijn dan 18 en kunt je registratie op elk moment terug wijzigen.

Meer weten over de campagne van de Maakbare Mens? Klik hier.