Zwangere vrouwen die besmet worden met het zikavirus, lopen het risico het virus over te dragen op hun ongeboren baby. Dat kan leiden tot een miskraam of microcefalie: een ontwikkelingsstoornis waarbij het hoofd te klein is en het kind zich zowel op cognitief als motorisch vlak langzamer ontwikkelt. Ongeveer 5 procent van de baby’s die de zwangerschap overleven, lijdt aan microcefalie.
Sterke antistof helpt virus
‘Het is onbekend waarom sommige met zika besmette vrouwen een gezonde baby ter wereld brengen, terwijl bij anderen het kindje microcefalie heeft’, zegt Davide Robbiane, immunoloog aan de Rockefeller University. Op zoek naar antwoorden vergeleken Robbiane en zijn collega’s bloedstalen van moeders die voor of tijdens de zwangerschap zika opliepen. Ze analyseerden meer bepaald antistoffen tegen het zikavirus.
Verrassend genoeg waren de antistoffen van moeders met een baby die aan microcefalie leed, net effectiever in het neutraliseren van het virus dan de antistoffen van moeders met een gezond kind. Uit labotesten bleek dat sterkere antistoffen er tegelijkertijd voor zorgden dat het virus gemakkelijker binnendrong in menselijke cellen.
Vaccin
Om er zeker van te zijn dat de antilichamen een rol speelden bij de ontwikkeling van microcefalie, testten de onderzoekers hun hypothese vervolgens op makaken. Ze namen bloedstalen bij zwangere apen die besmet waren met zika. Daaruit bleek dat bij makaken met ‘sterkere’ antilichamen het risico op een baby met hersenschade groter was, net zoals bij mensen.
"Het lijkt erop dat bepaalde antilichamen de kans op microcefalie net verhogen in plaats van het lichaam tegen zika te beschermen"
Robbiane besluit: ‘Het lijkt erop dat bepaalde antilichamen de kans op microcefalie net verhogen in plaats van het lichaam tegen zika te beschermen. De volgende stap is uitzoeken om welke antistoffen het precies gaat en hoe ze de foetus schaden. Dat is belangrijk voor de ontwikkeling van een vaccin. Dat mag immers alleen de beschermende antistoffen stimuleren, niet de schadelijke.’