De Britse onderzoekers volgden achttien jaar lang een groep van tweeduizend kinderen en combineerden informatie over de evolutie van hun epigenoom met sociaaleconomische data. Ze maakten een onderscheid tussen jongeren die opgroeiden in arme wijken met veel sociale problemen en meer gegoede buurten. Uit dit langdurig onderzoek blijkt dat kinderen die opgroeien in achterstandswijken verschillen vertonen in de opmaak van hun epigenoom.
Epigenetica verwijst naar een complex geheel van eiwitten en andere chemische componenten die de werking van ons genetisch materiaal reguleert. Ze zorgen ervoor dat bepaalde kenmerken die in het DNA ingeschreven staan in meer of mindere mate tot uiting komen, zonder de DNA-sequentie – de volgorde van de basenparen – te veranderen. Ons epigenoom staat onder invloed van omgevingsfactoren en is dus veranderlijk, maar kan wel voor langere tijd stabiel blijven.
Wie opgroeit onder sociaaleconomische moeilijke omstandigheden loopt op latere leeftijd meer risico op gezondheidsproblemen dan leeftijdsgenoten uit meer welgestelde wijken. Dat is al langer bekend. Aangeleerde eetpatronen, blootstelling aan tabaksrook, generatiearmoede,... De reeks factoren die daarbij een mogelijke impact hebben is lang.
De Britse studie toont aan dat de situatie waarin kinderen opgroeien zich ook laat zien in het epigenoom. Daarvoor onderzochten ze via een bloedproef tweeduizend jongeren uit verschillende wijken.
Een van de effecten op het epigenoom die ze beschrijven is het vaker voorkomen van DNA-methylatie, een proces waarbij een methylmolecule zich hecht aan het DNA. Methylatie van DNA wordt gelinkt aan een aantal gezondheidsproblemen zoals bijvoorbeeld ontstekingen.
Omkeerbare impact
Onderzoeker Bernard Thienpont, hoofd van het Laboratorium voor Functionele Epigenetica van de KU Leuven, is expert in de materie. 'Er zijn een aantal mechanismen tegelijk aan het werk. Soms direct, maar meestal hebben omgevingsfactoren een indirecte impact op ons epigenoom. De expressie van genen wordt aangestuurd door transcriptiefactoren. Die bepalen of een gen in meer of mindere mate tot uiting komt. Een omgevingsfactor, zoals bijvoorbeeld opgroeien in een stressvolle omgeving, of luchtvervuiling, heeft daar een invloed op en verandert op die manier het epigenoom. Het is eigenlijk een manier voor een cel om een bepaald niveau van genexpressie te handhaven zonder permanent de omgevingsfactoren te moeten aftoetsen.'
'Een verschil in DNA-methylatie gaat geen grote biologische effecten hebben, hoewel het niet uit te sluiten valt'
Uit de metingen van de Britse onderzoekers blijkt dat het verschil in het epigenoom tussen jongeren uit achterstandswijken en hun economisch meer welvarende leeftijdsgenoten tussen één en vier procent ligt. Dat is statistisch significant, maar ook weer niet zo erg veel. 'Een verschil in DNA-methylatie gaat geen grote biologische effecten hebben, hoewel het niet uit te sluiten valt. Dat halen de auteurs zelf ook aan,' verduidelijkt professor Thienpont. 'Wel reikt de studie een waardevolle methode aan om via een bloedtest te meten hoe groot de impact van omgevingsfactoren op het epigenoom precies is. Maar de gemeten verschillen in het epigenoom tussen jongeren gaat niet rechtstreeks leiden tot gezondheidsproblemen op latere leeftijd. Daar spelen een hele reeks andere factoren een veel grotere rol.'
De Britse studie spreekt zich niet uit hoe blijvend de effecten op het epigenoom zijn. Professor Thienpont schat dat de verschillen mogelijks wel degelijk verdwijnen over de tijd. 'Misschien dat een aantal effecten blijvend zijn, maar ik denk dat de meeste epigenetische verschillen kunnen verdwijnen als mensen van omgeving veranderen. Dat zie je ook in studies naar gezondheidsproblemen an sich. Wie opgroeit in een achterstandswijk sukkelt vaker met de gezondheid omwille van het feit dat ze bijvoorbeeld vaker lijden onder stress, minder goed eten, of door vervuiling in de leefomgeving. Toch, wanneer mensen verhuizen naar een buurt met minder problemen, dan verbetert hun gezondheidstoestand geleidelijk.'