Waar komen onze voorouders vandaan? Het is een vraag die velen bezighoudt. Vikingen blijken daarbij bijzonder populair. Hoe komt dat? En kan je die verwantschap bewijzen?
Mark is ervan overtuigd dat hij afstamt van de Vikingen. Net als zijn zus, vader en opa heeft hij niet alleen rood haar, maar ook een vreemde verharding in de palm van zijn hand die in de volksmond de Vikingziekte wordt genoemd. Dat komt omdat de geografische verspreiding ervan zou overeenkomen met de streken waar de Vikingen ooit leefden. ‘Dat kan toch geen toeval zijn’, vertelt hij enthousiast.
In een poging te achterhalen of daar iets van aan kan zijn, neem ik contact op met prof. dr. Maarten Larmuseau van de KU Leuven. Als genetisch genealoog bestudeert hij de evolutie en geschiedenis van de mens met behulp van stambomen, skeletmateriaal en genetisch onderzoek. Mark blijkt lang niet de enige die Vikingvoorouders meent te hebben. ‘Ik krijg heel vaak vragen van mensen die komen aandraven met resultaten van commerciële DNA-testen die hun verhaal zouden moeten staven’, vertelt hij. ‘Ik moet hen telkens weer teleurstellen: tot op vandaag is er in de Vlaamse bevolking geen Viking-DNA gevonden.’
Clusters van mutaties
Enkele dagen later ga ik bij Larmuseau langs voor wat diepgaandere uitleg. Hij vertelt hoe hij en zijn collega’s via genetica iemands afkomst en verwantschappen proberen te achterhalen. ‘In elk van je cellen zit het DNA dat je van je ouders, grootouders en overgrootouders hebt geërfd. Het is een archiefdocument dat geschreven is in de letters A, C, G en T die verwijzen naar de bouwstenen van je DNA, meer bepaald adenine, cytosine, guanine en thymine. De volgorde vormt je genetische code.’
Om na te gaan of twee personen verwant zijn aan elkaar analyseren de commerciële genetische testen je autosomale of niet-geslachtsgebonden DNA. Ze bekijken daarbij 700.000 tot maximaal 1.000.000 single nucleotide polymorphisms of SNPs (uit te spreken als ‘snips’), een soort van mutaties waarbij een van de letters van je DNA afwijkend is. Hoe meer van die mutaties je met een persoon deelt, hoe dichter je ermee verwant bent.
Wat onderzoekers steeds vaker doen, is nagaan met wie je niet een lettertje maar hele fragmenten van je DNA gemeenschappelijk hebt. ‘Dergelijke clusters kunnen niet aan toeval te wijten zijn en zijn daardoor beter geschikt om verwantschappen aan te tonen’, vertelt hij.
Enkele jaren geleden analyseerde hij zelf zijn DNA op dergelijke clusters en deelde hij de resultaten daarvan op een Amerikaanse website. ‘Met verschillende Amerikanen had ik gemeenschappelijke fragmenten die wijzen op recente gemeenschappelijke voorouders. Ik nam contact op met een van hen, die grappig genoeg Gene heette, en met wie ik een groot stuk van chromosoom 3 deelde. Al snel werd duidelijk dat wij dezelfde betovergrootouders delen en dat Genes grootvader vanuit Antwerpen via de Red Star Line naar Amerika was getrokken.’
Spookvoorouders
Een vaststelling bij deze methode is dat terwijl bij elke generatie je aantal voorouders exponentieel stijgt, het percentage autosomaal DNA dat je van hen erft halveert. ‘We hebben biologisch gezien allemaal twee ouders, vier grootouders, acht overgrootouders en zestien betovergrootouders’, vertelt Larmuseau. ‘We erven van hen respectievelijk 50, 25, 12,5 en 6,25 procent autosomaal DNA. Maar dat zijn gemiddeldes. Het aandeel dat we in werkelijkheid krijgen van onze grootouders bijvoorbeeld is niet exact 25 procent maar eerder 20 tot 30 procent. Die onderlinge verschillen worden bovendien steeds groter, in die mate zelfs dat als je zeven generaties of zo’n 200 jaar teruggaat in de tijd, er al voorouders zijn die door het toevalseffect helemaal geen DNA meer aan jou doorgeven. We noemen hen spookvoorouders omdat ze biologisch nog wel je voorouders zijn, maar we in je cellen geen erfelijk materiaal van hen meer kunnen terugvinden om die verwantschap aan te tonen.’
Theoretisch kan je stellen dat elke West-Europeaan verwant is aan Karel de Grote. Maar ook aan zijn dienstmeid
Daarbij komt nog dat de fragmenten autosomaal DNA die we van onze voorouders erven bij elke generatie korter worden. Daardoor zijn ze na vijftien generaties zo klein dat we op basis daarvan al vaak geen verschil meer kunnen maken tussen verwanten en niet-verwanten. Uiteraard is dit relevant wanneer iemand denkt af te stammen van een verre Viking uit de negende of tiende eeuw, zoals Mark. Als er al Viking-DNA in de Vlaamse populatie aanwezig zou zijn, dan is die in tussentijd bij iedereen met Vlaamse wortels evenveel aanwezig en niet alles bij één specifieke familie.
Dat legt Larmuseau verder uit door theoretisch te beweren dat iedere West-Europeaan verwant is aan Karel de Grote. ‘Gaan we naar de periode waarin Karel de Grote in onze contreien heeft geleefd, rond 800 na Christus, dan keren we 40 generaties terug en hebben we zo’n 500 miljard voorouders gehad’, vertelt hij. ‘Aangezien er in die tijd naar schatting maar zo’n 35 miljoen mensen hebben rondgelopen in West-Europa, moeten die voorouders elkaar grotendeels overlapt hebben en is de kans groot dat al diegenen die toen nakomelingen hebben gehad ergens in onze stamboom opduiken. Ook Karel de Grote dus. Al is de kans dat we van hem afstammen even groot als dat we verwant zijn aan zijn dienstmeid.’
442 Vikingskeletten
Wat ook een rol speelt in dit verhaal is dat Vikingen geen genetisch homogene groep waren. Dat bleek onder andere uit een artikel dat in 2020 in Nature verscheen. Wetenschappers uit veertien landen brachten onder leiding van Ashot Margaryan van de universiteit van Kopenhagen het volledige genoom in kaart van 442 skeletten die waren begraven in gebieden en in periodes waarin Vikingen hadden geleefd. Uit de analyse van het DNA dat ze vonden in de tanden en het rotsbeen van de stoffelijke resten bleek dat Vikingen niet alleen voorouders hadden uit Scandinavië, maar ook uit andere delen van Europa en uit Azië.
Wat Vikingen onderling verbond, was dus niet de mythe dat het allemaal Scandinaviërs waren met blond haar en blauwe ogen, maar dat het genetisch diverse mannen waren die er tussen ongeveer 800 en 1100 na Christus vanuit het huidige Noorwegen, Zweden en Denemarken met boten opuit trokken. Onder andere om te plunderen, maar ook om handel te drijven.
Als je zo’n 200 jaar teruggaat in de tijd, zijn er al voorouders die door het toevalseffect helemaal geen DNA meer aan jou doorgeven. We noemen hen spookvoorouders.
Er bestaat dus geen typisch Viking-gen of genetisch profiel dat je kan opsporen met een DNA-test of waarmee je je eigen autosomale DNA kan vergelijken om je verwantschap met Vikingen te bewijzen of uit te sluiten. ‘Als er al genetische verschillen bestaan tussen toenmalige populaties binnen het Westen van Europa, dan zijn die vaak heel subtiel. Met dergelijke commerciële DNA-testen zijn ze moeilijk te onderscheiden van de algemene variatie binnen een huidige populatie’, vertelt Larmuseau. ‘Commerciële bedrijven die tests aanbieden om je zogenaamde Vikinggehalte te bepalen, verkopen wetenschappelijk gezien dan ook nonsens. Ze spelen gewoon in op onze fascinatie voor onze afkomst.’
Directe mannelijke lijn
Met Marks autosomale DNA kunnen we dus geen verwantschap met de Vikingen nagaan. Maar er zijn nog andere methodes om je afkomst te achterhalen. ‘De beste manier om eeuwenoude verwantschappen tussen mannen te traceren via het DNA, is om een rechte paternale lijn te vinden via het Y-chromosoom, het mannelijke geslachtschromosoom dat van vader op zoon wordt overgeërfd’, vertelt Larmuseau. ‘In directe moederlijke lijn kan het ook, maar dan via het mitochondriaal DNA, dat van moeder op kind wordt overgeleverd. Toch blijft het Y-chromosoom interessanter voor dit type van onderzoek door de link met de familienaam en de veel grotere aanwezigheid van genetische variatie in vergelijking met het kleine mitochondriaal genoom.’
Op de Britse Eilanden waar grote groepen Vikingen nederzettingen hebben gebouwd, er hebben gewoond en er zich hebben voortgeplant, vonden Larmuseau en zijn collega’s genetische sporen van Vikingen terug. ‘In de Y-chromosomen van de bevolking troffen we heel wat mannen aan met de evolutionaire lijn – of zogenaamde haplogroep - R1a1, die ook wijdverspreid was in Noorwegen en Zweden waar veel Vikingen vandaan kwamen. We konden de verspreiding van deze haplogroep in Groot-Brittannië duidelijk linken aan de Vikingperiode en de grotere aanwezigheid van Vikingen in bepaalde regio’s.’
Je aantal voorouders verdubbelt elke generatie, maar het aantal waarvan je erfelijk materiaal kan terugvinden in je eigen DNA buigt al na zes tot zeven generaties af.
Tot op heden is een dergelijk patroon voor het Y-chromosoom nog niet waargenomen in Vlaanderen. ‘Dat we nog geen genetische sporen hebben kunnen vaststellen, is absoluut niet onverwacht. Vikingen zijn wel degelijk in onze contreien geweest, maar ze hebben hier nooit lange tijd gewoond of kinderen gekregen’, vertelt hij. ‘Er zullen ongetwijfeld wel enkele verkrachtingen plaatsgevonden hebben, maar niet in die mate dat ze een invloed hebben gehad op het DNA van de volledige populatie. Alleen wanneer er veel DNA-overdracht heeft plaatsgevonden en er dus veel Vikingkinderen vervolgens deel hebben uitgemaakt van de samenleving, zouden we nu nog in staat zijn om sporen van hen terug te vinden.’
Larmuseau ging met het Y-chromosoom trouwens ook specifiek aan de slag in Snellegem, een dorp in West-Vlaanderen, en in Hoogstraten, een stad in de Kempen, waarvan tal van inwoners net als Mark overtuigd zijn af te stammen van de Vikingen op basis van lokale volksverhalen. Via de stambomen van lokale familienamen wist hij op deze specifieke locaties terug te gaan tot de Y-chromosomale variatie in de jaren 1500-1600. Maar Y-chromosomen die een verband zouden kunnen leggen met Vikingen vond hij er niet terug.
Mythes en sterke verhalen
En wat met de ziekte van Dupuytren, de genetische aandoening waarbij zich in de handpalm een harde streng van verdikt bindweefsel vormt? ‘De reden waarom dat de Vikingziekte wordt genoemd, is wellicht omdat de ziekte meer in Scandinavië voorkomt en erfelijk is’, vertelt orthopedisch chirurg Nadine Hollevoet van het UZ Gent die patiënten behandelt waarbij de aandoening zich naar de vingers uitbreidt en hinderlijk wordt.
Om te bewijzen dat dat niet meer is dan een mythe, verwijst ze naar een recente studie aan de universiteit van Oxford waarbij onderzoekers een genetische risicoscore voor de ziekte van Dupuytren berekenden. Daaruit bleek dat er geen genetisch bewijs kon worden gevonden voor een overmaat aan Noorse voorouders bij de patiënten.
‘Dat de ziekte in de volksmond ook vaak de Keltische klauw wordt genoemd, berust evenzeer op verzinsels’, vertelt Larmuseau. ‘Toch blijft dergelijke larie de ronde doen omdat mythes en sterke verhalen nu eenmaal makkelijker worden doorverteld dan wetenschappelijke evidentie.’
Ook via andere uiterlijke kenmerken, zoals Marks rode haar, kan je volgens Larmuseau geen afkomst bewijzen, want dergelijke eigenschappen zijn helemaal niet strikt aan de Vikingen gebonden en kunnen op tal van manieren in je DNA zijn terechtgekomen. ‘Je kan meer details te weten komen over je persoonlijke voorouders door je eigen stamboom op te stellen via papieren bronnen. Maar zelfs als je geluk hebt, kan je daarmee vaak niet verder geraken dan het jaar 1500. En ook familienamen zijn geen goede piste om Vikingen op te sporen, ondanks dat die in Vlaanderen al erfelijk werden vanaf de dertiende en veertiende eeuw.’
‘In mijn eigen stamboom vind ik alleen West-Vlaamse boeren terug. Daar kan je moeilijker mee uitpakken dan met Vikingen’
Uitpakken met Vikingen
Waarom willen mensen overigens zo graag nagaan of ze al dan niet afstammen van de Vikingen? Volgens postdoctoraal onderzoeker Ewoud Deschepper van de Vakgroep Archeologie van de UGent zijn daar twee redenen voor. ‘Het is een open deur intrappen om te zeggen dat Vikingen heel wat mensen aantrekken’, vertelt hij. ‘In de populaire verbeelding leeft het hardnekkige beeld dat Vikingen avonturiers en kolonisten waren, dat ze zeer goede strijders en zeelui waren, dat het stoere mannen en vrouwen waren die één waren met de natuur en in een egalitaire, democratische samenleving leefden. Dat aantrekkelijke, geïdealiseerde, mythische beeld spreekt velen aan.’
Daarbij komt volgens Deschepper nog dat in populaire media Vikingen nog altijd sterk aanwezig zijn en in een positief daglicht worden gezet. ‘Denk aan videogames zoals Assassin’s Creed Valhalla en series zoals Vikings, The Last Kingdom en Game of Thrones waarin bijvoorbeeld de Ironborn sterk gebaseerd zijn op de Vikingen. Dergelijke fictiewerken houden dat mythische beeld in stand.’
Tegelijkertijd leeft er volgens Deschepper, zeker in landen waarnaar de Vikingen op expeditie trokken, een negatief beeld van moordenaars, plunderaars en geweldenaars die het gemunt hadden op hun rijkdommen. ‘Ook dat is een te simplistische visie’, vertelt hij. ‘De Vikingsamenleving en hun tochten waren complexer dan dat.’
Doordat de Vikingen zich in sommige nieuwe gebieden vestigden en verkrachtingen mogelijk een onderdeel waren van hun gewelddadige optreden, is het volgens Deschepper in theorie mogelijk dat mensen vandaag afstammen van Vikingen. ‘Maar, zelfs indien dat zo zou zijn en bewezen zou kunnen worden, betekent dat helemaal niets’, vertelt hij. ‘Via je DNA kan je misschien aantonen dat je een voorouder uit Scandinavië hebt, maar dat kan dan nog niet zomaar aan Vikingen gelinkt worden, want Viking zijn was geen zaak van afkomst maar van identiteit.’
De vraag is volgens Deschepper ook welke identiteit mensen precies willen claimen als ze menen af te stammen van Vikingen, en wat ze met die kennis aanvangen. ‘Ik denk bijvoorbeeld aan het misbruik van Vikingerfgoed door Nazi-Duitsland en extreemrechtse groeperingen vandaag. Daarmee wil ik natuurlijk niet zeggen dat iedereen die geïnteresseerd is in het al dan niet hebben van Vikingvoorouders dergelijke sympathieën heeft, want de historische en existentiële interesse in je afkomst is volkomen legitiem en menselijk. Maar wel dat een overdreven focus op herkomst kan leiden tot misbruik.’
Larmuseau voegt er nog aan toe dat mensen vaak gewoon een interessant verhaal willen vertellen over hun afkomst. ‘In mijn eigen stamboom vind ik alleen West-Vlaamse boeren terug. Daar kan je moeilijker mee uitpakken dan met Vikingen.’
Invasie van Viking-DNA
Net voor we het gesprek afronden, wijst Larmuseau me er nog op dat er nog nooit zo’n grote invasie van ‘Viking-DNA’ heeft plaatsgevonden in onze contreien als nu. Hij verwijst daarbij naar de overvloed aan Deense spermadonoren in ons land.
Gynaecoloog en fertiliteitsexpert Willem Ombelet vestigde er enkele jaren geleden al de aandacht op dat 63 procent van de donorinseminaties in België gebeurt met Deens sperma. Uit een rondvraag bij andere fertiliteitscentra blijkt dat die cijfers nog altijd zeer actueel zijn. In het Genkse Fertiliteitscentrum waar Ombelet toen aan verbonden was, liep dat destijds zelfs op tot 75 procent en volgens hun communicatiedienst is dat nu overigens nog altijd het geval.
De reden voor die overvloed aan Deens sperma lag volgens Ombelet wellicht in het feit dat de anonimiteit van de donoren in Denemarken nog steeds gegarandeerd wordt, terwijl dat in België toen al ter discussie stond. De kwaliteit van de Deense zaadbanken stond volgens hem wel buiten kijf, in tegenstelling tot die in Oost-Europese landen.