Een gezonde oude dag lijkt dan toch niet ingebakken in ons DNA.
Sommige families lijken wel voorbestemd om zeer oud te worden. Andere, minder fortuinlijke families lijken iets in hun gedeelde genen mee te dragen dat hun gezondheid op latere leeftijd hypothekeert.
In welke mate de ‘eigenschap’ om zeer oud te worden, is aangeboren, zorgt voor flink wat discussie onder wetenschappers. Dat ten minste een stuk van die eigenschap ligt ingebakken in ons genen – dat dus kan worden doorgegeven binnen families – lijkt zonneklaar. Maar hoe groot dat overerfbare stuk is, en hoe belangrijk, daarover bestaat grote onduidelijkheid. Vele biologen denken dat een hoge ouderdom liefst voor dertig procent genetisch is voorgeprogrammeerd.
Dat klopt niet, zeggen Amerikaanse onderzoekers nu. Na analyse van miljoenen stambomen van Amerikanen opgeslagen in de online genealogische databank Ancestry – waar mensen middels een DNA-staal hun afkomst kunnen bepalen en (verre) verwanten opsporen – ontdekten ze dat als een hoge ouderdom veelvuldig voorkomt binnen families, dit veeleer een gevolg is van niet-genetische factoren.
Volgens de vorsers is de partnerkeuze bepalend voor deze schijnbare genetische aanleg binnen families. Dat wil zeggen dat mensen die door omstandigheden (socio-economisch en qua levensstijl) meer kans hebben om heel oud te worden, onbewust kiezen om kinderen te hebben met partners die deze eigenschap delen (bijvoorbeeld: rijk trouwt met rijk, en lange mensen kiezen voor een lange partner). Dat heeft dus niets met genen te maken, zo ontdekten de onderzoekers ook na duidelijke correlaties in levensverwachting tussen niet-verwante familieleden die niet onder een dak wonen.
De wetenschappers schatten de invloed van de genen op onze ouderdom nu hooguit op zeven procent.