Mensen met longkanker zijn niet altijd rokers. Sterker, soms hebben ze nooit een sigaret aangeraakt. Hun ziekte is veelal het gevolg van toevallige mutaties.
Elk jaar krijgen wereldwijd zo’n twee miljoen mensen te horen dat ze longkanker hebben. Doorgaans is dat een hard verdict, want deze vorm van kanker is verantwoordelijk voor de meeste overlijdens ten gevolge van kanker.
De meeste longkankerpatiënten roken tabak, of hebben dat ooit gedaan. Toch is er een aanzienlijke groep van longkankerpatiënten – naar schatting 10 tot 20 procent – die nooit een tabaksproduct hebben aangeraakt. Onder die ‘nooit-rokers’ met longkanker zijn vrouwen meer vertegenwoordigd dan mannen, en over het algemeen duikt de ziekte ook op jongere leeftijd op dan bij rokers.
Wat is dan de (hoofd)oorzaak van longkanker bij nooit-rokers? Is het misschien passief roken, het regelmatig inademen van tabaksrook op horecaterrassen of thuis, bijvoorbeeld in het geval van rokende huisgenoten? Neen, concluderen Amerikaanse oncologen uit een groot epidemiologisch onderzoek waarbij ze bij ruim tweehonderd nooit-rokers met longkanker de genetica van de tumoren in detail onder de loep namen. Daarbij gingen de vorsers op zoek naar specifieke mutaties die konden verraden welk proces aan de basis lag van de desastreuze celwoekering. Dat kan genetische schade zijn door blootstelling aan kankerverwekkende stoffen, maar evengoed toevallige kopieerfouten in het DNA tijdens de celdeling. De resultaten van het onderzoek werden deze week gepubliceerd in het vakblad Nature Genetics.
Brute pech
Opvallend genoeg vonden de onderzoekers geen sporen terug van rechtstreekse blootstelling aan tabaksrook. Ook niet bij de ruim zestig patiënten die hadden aangegeven dat ze regelmatig passief rookten. Hoewel de invloed van passief roken eigenlijk nog apart in een afzonderlijke studie moet worden onderzocht, suggereert dit onderzoek alvast dat passief roken niet tot hetzelfde type longkanker leidt dan ‘echt’ roken.
Het overgrote deel van de gescreende tumoren bij de nooit-rokers bleek simpelweg het gevolg te zijn van toeval, of beter: brute pech. Ze waren ontstaan als een opeenstapeling van ‘natuurlijke’ – lees: niet veroorzaakt door een externe blootstelling – mutaties in het longweefsel. En dus niet als een reactie op veelvuldige inademing van tabaksrook, van luchtvervuiling of van andere kankerverwekkende stoffen zoals asbestvezels of radongas.
Wel konden de onderzoekers de longtumoren bij de nooit-rokers opdelen in drie subtypes, op basis van de mutaties die ze erin aantroffen. De subtypes verschillen van elkaar in groeitempo, en daarom loont het de moeite er behandelingen op maat voor te ontwikkelen, als een vorm van gepersonaliseerde therapie. De diagnose van het subtype kan gebeuren met een simpele biopsie.