Sensoren in de voet en de knie van een beenprothese registreren informatie over de beweging van het been en de ondergrond. Dat maakt bewegen vlotter.
Lopen met een beenprothese is mentaal en fysiek vermoeiend. Niet alleen omdat de prothese anders gebouwd is dan een echt been, maar omdat je er niets mee voelt. Door het gebrek aan informatie van de zenuwen, voel je niet waar je de prothese op de grond plaatst, hoe die zich beweegt of op wat voor ondergrond je staat. Een prothese voelt dus minder betrouwbaar aan dan een echt been, waardoor het gezonde been vaak moet compenseren. Dat maakt bewegen moeilijk, zeker op een ondergrond van keien of zand.
Van sensor tot hersencel
Een internationale groep van onderzoekers, onder leiding van de Technische Hogeschool Zurich en het bedrijf Sen-sArs, vond hier een oplossing voor. Bij twee vrijwilligers verbonden ze via elektroden de sensoren in de voet en het kniegewricht van de prothese met de overgebleven zenuwen in het dijbeen. Die zenuwen sturen de informatie naar de hersenen, die op basis daarvan kleine aanpassingen kunnen maken in de manier van lopen. Ze ‘voelen’ de prothese iets meer zoals een echt been.
De ingreep maakte het lopen minder inspannend. Dat toonden de onderzoekers aan door bij de deelnemers het zuurstofverbruik te meten. Konden die hun prothese ‘voelen’, dan verbruikten ze tijdens het lopen minder zuurstof. De onderzoekers registreerden ook een lagere hersenactiviteit, omdat bewegen minder concentratie vergde. Dat is veelbelovend, al is de schaal van het onderzoek te klein om al besluiten te trekken.
Fantoompijn
De plaats waar de zenuwen en de elektroden samenkomen kan ook gebruikt worden om de zenuwen te stimuleren, onafhankelijk van de prothese. Dat biedt kansen voor neurostimulatie als therapie tegen fantoompijn. ‘Sinds de behandeling met elektrische stimulatie, voel ik geen fantoompijn meer’, getuigt Savo Paic, die deelnam aan het onderzoek.