Je mond zit boordevol bacteriën. In een gezonde mond houden speeksel en goede bacteriën de slechte onder controle. Je kan er zelf voor zorgen dat de slechte niet de overhand krijgen.
Een halve minuut zit ik al met mijn mond dicht. Een stopwatch in mijn ene hand, een reageerbuisje in het andere. Ik heb net de opdracht gekregen in anderhalve minuut zoveel mogelijk speeksel op te sparen, zonder het actief op te wekken. En warempel, als je even niet slikt, bouwen je onophoudelijk werkende speekselklieren al snel een lading spuug op.
Ik bevind me in het Academisch Centrum Tandheelkunde in Amsterdam, waar ik deelneem aan een wetenschappelijk onderzoek. De onderzoekers inspecteren van mij en 267 anderen het speeksel, de tong, het tandvlees, tandplaque en tandvlees en als klap op de vuurpijl ruiken ze letterlijk in onze mond.
Poetsen staat nog altijd centraal, maar sinds een paar jaar kijken we steeds meer naar de bacteriën in de mond Wim Crielaard
De initiatiefnemers van de Oral Health-studie zijn hoogleraar preventieve tandheelkunde aan het Academisch Centrum Tandheelkunde in Amsterdam, Wim Crielaard, en hoogleraar orale systeembiologie aan TNO in Zeist, Bart Keijser. Preventieve tandheelkunde draait om het voorkomen van tandheelkundige ingrepen, vertelt Crielaard. ‘Poetsen staat nog altijd centraal, maar sinds een paar jaar kijken we steeds meer naar de bacteriën in de mond.’
De meeste studies van dit zogeheten ‘mondmicrobioom’ vergelijken gezonde monden met ongezonde monden, meestal met cariës (gaatjes in kiezen of tanden) of gingivitis (tandvleesontsteking). Crielaard en Keijser zijn benieuwd naar iets anders: verschillen gezonde monden ook van elkaar? En zijn er manieren om een mond die dreigt ongezond te worden, weer een zetje de goede kant op te geven?
Als mijn stopwatch piept, zit mijn mond inderdaad vol speeksel. Ik laat het in een dunne sliert in het reageerbuisje lopen. Een werkstudent neemt het buisje van me aan en houdt het in de lucht. ‘Goede productie!’ De onderzoekers bepalen welke enzymen en eiwitten in mijn speeksel zitten, welke bacteriën en welke stoffen ze produceren. Op basis daarvan bepalen ze wat voor mondmicrobioom ik heb en of het zo gezond is als het lijkt.
Gaatjes
Wetenschappers zagen bacteriën lange tijd als de grote boosdoeners in de mond. Zij vormen in de loop der tijd een glibberig laagje op je tanden, tandplaque. Blijft dit plaque een tijdje zitten, dan kan het uitharden tot tandsteen. Aan dit tandsteen kunnen vervolgens weer voedingsresten en nieuwe bacteriën hechten. Deze bacteriën kunnen bijvoorbeeld suikers en andere koolhydraten omzetten in zuren, die je glazuur oplossen waardoor er gaatjes in ontstaan. De bekendste veroorzaker van gaatjes is Streptococcus mutans, maar er zijn meer zuurproducenten die cariës kunnen veroorzaken.
Andere bacteriën breken vooral eiwitten af. Daarbij gaat de zuurgraad juist omlaag. Wie veel van deze bacteriën in zijn mond heeft, krijgt geen last van gaatjes, maar wel van iets anders: tandvleesontsteking, legt Keijser uit. Zo’n ontsteking is een reactie van je afweersysteem tegen de bacteriën die dicht bij je tandvlees op de hals van je tanden zitten. Dat die reactie plaatsvindt, is op zich goed, want dat betekent dat je afweersysteem schadelijke bacteriën niet zomaar hun gang laat gaan. Die ontstekingen tasten ook het tandvlees aan. Ontstoken tandvlees is vaak rood van kleur en kan gaan bloeden.
Onze voorouders konden nog niet poetsen en zeker niet met fluoride. Dat was toen minder nodig
Zelf heb ik in het verleden langdurig tandvleesontsteking gehad. Daardoor trok mijn tandvlees terug, met als gevolg dat ik nu diepe ‘pockets’ heb: hoekjes tussen mijn tanden en kiezen waar gemakkelijk vuil in blijft zitten. Ik ben dus levenslang veroordeeld tot de tandenstoker, want met alleen twee keer per dag poetsen hou ik mijn gebit niet schoon genoeg.
Het had nog veel erger kunnen aflopen. Als tandvlees zich nog verder terugtrekt, komen de tandhalzen bloot te liggen. Eiwitverterende bacteriën kunnen zich dan letterlijk een weg naar binnen vreten. Je tand kan losraken waardoor hij getrokken moet worden. Raakt zelfs je tandbot ontstoken, dan moet de kaakchirurg een deel van je kaak verwijderen.
In balans
In een gezonde mond komen wel schadelijke bacteriën voor, maar krijgen ze niet de kans de boel over te nemen. Er zijn andere bacteriën die hen doden, of die het zuur omzetten in neutrale moleculen. ‘In een gezonde mond leven zuurproducenten en zuurafbrekers in de juiste verhouding’, zegt Crielaard.
Een manier om de juiste balans tussen goede en slechte bacteriën te bewaren, is regelmatig je tanden poetsen, stokeren en flossen. Hiermee verwijder je voedselresten en tandplaque van je tanden en tandvlees.
Ook tandpasta bevat buffers, die zuren en basen neutraliseren. Door twee keer per dag te poetsen, zorg je dat zich geen dikke laag bacteriën vormt. Poets je vaker, dan levert dat geen extra voordeel meer op. Te vaak poetsen is zelfs slecht voor je tanden: ook poetsen tast de glazuurlaag aan, omdat er in tandpasta een klein beetje schuurmiddel zit dat is bedoeld om vuil te verwijderen. De meeste tandpasta bevat bovendien fluoride, wat het tandglazuur versterkt en bovendien licht antibacterieel werkt.
Wat gebeurt er als je een gezonde mond een tijd met rust laat? Om daarachter te komen, vroeg het team van Crielaard en Keijser 41 vrijwilligers twee weken helemaal niet te poetsen. Gedurende die twee weken maakten de onderzoekers elke dag gebitsfoto’s met een speciale camera, die een eiwit rood doet oplichten dat wordt geproduceerd door ontstekingsopwekkende plaquebacteriën. Een deel van de deelnemers kreeg al snel last van nare ontstekingen, tot bloedens toe. Een andere groep had milde symptomen. Het meest opvallend: een derde van de deelnemers had nergens last van. Ze hadden wel tandplaque, maar die kleurde niet rood en wekte geen ontstekingen op. ‘Dat was voor ons een grote verrassing, ja’, zegt Crielaard.
De ene gezonde mond is de andere niet. Die laatste groep deelnemers had zo’n gezonde mond, dat er geen tandenborstel aan te pas kwam om de schadelijke bacteriën onder controle te houden. Aan de andere kant zijn er mensen die voortdurend op hun hoede moeten zijn, omdat ze anders ineens geen gezonde mond meer hebben.
Vijf ecotypen
Wat maakt het verschil tussen gezond en heel gezond? Dat is wat het onderzoeksteam probeerde te bepalen.
De onderzoekers identificeerden vijf ‘ecotypen’. Elk ecotype bevatte bepaalde bacteriën, metabolieten en speekselenzymen. De typen vielen op twee belangrijke criteria te onderscheiden: de mondbacteriepopulatie was of vooral koolhydraatafbrekend of vooral eiwitafbrekend. De koolhydraatminnende types bevatten veel streptococcen, de eiwitminnende veel veillonella’s en prevotella’s. Daarnaast was het ecotype in die afbraak van eiwitten of koolhydraten sterk gespecialiseerd, of adaptief, waarbij het zich makkelijker aan andere omstandigheden kon aanpassen, legt Keijser uit. Die twee specialisaties lijken veel op die bij ongezonde monden waarin gaatjes of ontstekingen ontstaan. De onderzoekers denken dat de gespecialiseerde ecotypen een voorstadium zijn voor ontsporing richting een van die twee kwalen.
Tandartsen doen nu nog niets anders dan signaleren en repareren wanneer de schade al is aangericht
Zelf blijk ik te beschikken over het gezonde, niet sterk gespecialiseerde type wat overwegend eiwitafbrekend is. Een geruststellende boodschap: mijn mondbacteriën hebben nog wel dezelfde neiging als toen ik tandvleesontsteking had, maar ze zijn goed in balans. Wel zijn er iets meer zuurproducerende dan zuurafbrekende bacteriën in mijn mond, laat Crielaard weten. Een extra reden om terughoudend met zoetigheid te zijn, al zit ik voorlopig nog in de veilige zone.
De grote vraag is waardoor de ene gezonde mond in betere conditie is dan de andere. Aanleg speelt hierbij een rol, maar minstens zo belangrijk is voeding. In 2009 schreven Zweedse onderzoekers dat wie een ‘oerdieet’ volgt, ook zonder te poetsen zelden tandvleesontsteking oploopt. Zo’n dieet bevat weinig snelle suikers. Ons moderne dieet heeft de balans tussen zuurvormende en zuurneutraliserende bacteriën verschoven, in het voordeel van de zuurproducenten.
Onze verre voorouders konden nog niet poetsen en zeker niet met fluoride, maar waarschijnlijk was dat toen minder nodig, toonden Australische onderzoekers in 2013 aan. Ze schraapten tandsteen uit monden van moderne mensen, en van mensentanden van duizenden jaren oud, en analyseerden het DNA van de bacteriën die erin zaten opgesloten. Het tandsteen uit de oude monden bevatte inderdaad veel minder zuurproducerende bacteriën. ‘Dat is niet zo gek’, vertelt Christina Adler van de Universiteit van Adelaide. ‘Destijds was er veel minder zoet voedsel beschikbaar. En waarschijnlijk aten mensen bovendien minder vaak op een dag.’
Begin je bijvoorbeeld de dag met een glas sinaasappelsap en een boterham met zoet beleg, dan stel je daarmee direct je mondbalans op de proef. Het sinaasappelsap bevat suikers en zuren. Het brood bevat zetmeel, dat enzymen in je speeksel omzetten in suikers, die worden omgezet in zuren. Het lichaam heeft gelukkig wel een wapen om de boel in balans te houden: speeksel. Dat buffert zuren en basen en bevat moleculen die schadelijke bacteriën doden. Zolang je voldoende speeksel in je mond hebt en de zuurconcentratie niet te hoog oploopt, kan er weinig misgaan. Direct gaan je speeksel en gunstige bacteriën aan de gang om die zuren te bufferen en neutraliseren, en eventuele schade aan je glazuur herstelt zich.
Er zijn grenzen: eet je twee uur na je ontbijt alweer een tussendoortje, trek je vlak na je lunch een zak snoep open en drink je tegen het eind van de middag een glas cola – wat bijna net zo zuur is als azijn – dan krijgt je mond steeds weer een zuuraanval te verwerken en lukt het niet meer om het te bufferen. Tot overmaat van ramp sterven in een zure omgeving de bacteriën die het verzuren tegengaan. Tandartsen adviseren niet meer dan zeven zuuraanvallen per dag toe te laten en ieder zuurmoment zo kort mogelijk te laten duren. Als je toch snoept, eet dan in een keer een handvol, zodat de zuren snel weer zijn weggewerkt.
Preventie
In de toekomst hopen de onderzoekers dat tandartsen of mondhygiënisten tijdens de routinecontrole net als zij kunnen analyseren hoe gezond de mond van hun patiënt daadwerkelijk is. De patiënt moet dan bij voorkeur een dag voor de controle zijn tanden niet poetsen. Al na één dag wordt zichtbaar of iemand écht een gezonde mond heeft, met behulp van de camera die de onderzoekers in de eerste studie gebruikten voor het bestuderen van tandplaque. De tandarts kan dan vervolgens advies geven om het mondmicrobioom weer in optimale vorm te brengen. ‘Tandartsen doen nu nog niets anders dan signaleren en repareren wanneer de schade al is aangericht’, zegt Keijser. ‘Je zou veel liever in een vroeger stadium willen ingrijpen, bijvoorbeeld met speciaal daarvoor ontworpen kauwgom, tandpasta of voeding die de goede bacteriën stimuleert.’
Zulke specifieke op onze mondbacteriën gerichte toepassingen zijn er nog niet. We moeten het doen met de adviezen van de tandarts die al aan bod kwamen. Wat ook helpt, is een suikervrij kauwgompje na het eten. Die kauwgom bevat meestal xylitol, die de groei van zuurproducerende bacteriën remt doordat die het aanzien voor suiker. Maar een nog belangrijker effect van kauwgom kauwen is dat het je speekselproductie stimuleert. De belangrijkste les is in elk geval dat onze mondgezondheid niet alleen draait om jezelf, maar ook om de bacteriën die in onze mond leven. Die kan je maar beter te vriend houden.