Een nieuwe studie zou aantonen dat kinderen die geboren worden na medisch begeleide voortplanting een verhoogd risico op leukemie hebben. Moeten we ons zorgen maken? Prof. Christophe Blockeel, Afdelingshoofd van Brussels IVF, het Centrum van Reproductieve Geneeskunde (UZ Brussel), licht de bevindingen toe.
Voor sommigen is het verlangen naar ouderschap onmiskenbaar. Vruchtbaarheidsproblemen of het gebrek aan een mannelijke partner kunnen die kinderwens in de weg zitten. Verschillende technieken kunnen op dat moment een oplossing bieden, zoals kunstmatige inseminatie. Bij deze techniek worden spermacellen rechtstreeks in de baarmoeder of de eileiders gebracht. Daarnaast kan ook IVF of in-vitrofertilisatie een redmiddel zijn. Dit is een techniek waarbij de eicel buiten het lichaam in een laboratorium bevrucht wordt met een spermacel. Het embryo dat hieruit ontstaat kan onmiddellijk in de baarmoeder geplaatst worden, dat heet dan ‘verse’ ET (afkomstig uit het Engelse embryo transfer). Een andere mogelijkheid is dat het embryo eerst wordt ingevroren en vervolgens ontdooid geplaatst wordt, zoals het geval is bij FET (frozen embryo transfer). Ondanks de gunstige resultaten van de verschillende technieken, vermoeden sommige onderzoekers dat kinderen die via medisch begeleide voortplanting geboren worden, een hoger risico op kanker hebben. Hoewel de precieze redenen niet duidelijk zijn, zou dit te maken kunnen hebben met epigenetische verstoringen. Door bepaalde invloeden worden genen dan aan- of uitgeschakeld. Het DNA op zich verandert niet, maar wel of die genen al dan niet worden uitgedrukt.
Vanuit dit idee zijn Franse onderzoekers het risico op kinderkanker nagegaan. Omdat deze soort kankers vroeg na de geboorte ontstaan, vermoeden zij dat de oorzaak ervan rond de bevruchting plaatsvindt. Aan de hand van de gegevens van 8,5 miljoen kinderen die in Frankrijk geboren werden tussen 2010 en 2021, vergeleken zij het risico op kanker na medisch begeleide voortplanting met het risico na natuurlijke voortplanting.
Een verhoogd risico op kanker in het algemeen werd er niet gevonden. Wat er wel naar voren kwam, was een eventueel verhoogd risico op leukemie wanneer het embryo onmiddellijk (ET) of na invriezing werd teruggeplaatst (FET). Het percentage kinderen dat na natuurlijke bevruchting leukemie kreeg, bedroeg 0,032 procent. Dat wil zeggen dat als er 1000 kinderen geboren worden, 32 kinderen leukemie krijgen. Van de 1000 kinderen die geboren worden na ET zijn dat er 45 en van de 1000 kinderen die geboren worden na FET 51. Bij kunstmatige inseminatie werd er geen verhoogd risico gevonden.
‘De boodschap van dit soort onderzoek is steeds hetzelfde: eigenlijk gaat het over heel lage cijfers, maar omdat we ze wel zien, kunnen we ze niet zomaar van de kaart vegen’
Volgens Christophe Blockeel hoeven we ons om deze cijfers niet meteen zorgen te maken: ‘Allereerst moeten we benadrukken dat de studie geen verband heeft gevonden tussen kanker enerzijds en IVF anderzijds. Daarnaast is het belangrijk om in rekening te brengen dat wanneer er gegevens verzameld worden over een lange tijdspanne, we eigenlijk teruggaan in de tijd. Er wordt hier gesproken van verse ET en FET, maar de technieken die 10 jaar geleden gebruikt werden zijn niet meer dezelfde als vandaag. Zeker voor FET gebruiken we nu andere technieken die mogelijk een andere impact hebben.’
Daarnaast zijn er heel wat factoren die een invloed kunnen uitoefenen op mogelijke complicaties. In deze studie werd er bijvoorbeeld geen onderscheid gemaakt tussen de manier waarop de terugplaatsing van het ontdooide embryo verliep: ‘Dit kan tijdens een kunstmatige cyclus of tijdens een natuurlijke cyclus. We weten dat het risico op complicaties groter is wanneer de terugplaatsing gebeurt tijdens een kunstmatige cyclus. Dat wil zeggen dat de eigen cyclus onderdrukt wordt via de inname van een oestrogeenpil waardoor er bijvoorbeeld geen eisprong plaatsvindt. We merken dat de kans op complicaties dan groter is dan wanneer de embryoterugplaatsing gebeurt tijdens een natuurlijke cyclus.’ Je zou je de vraag kunnen stellen waarom er dan voor gekozen wordt om een embryo in te vriezen. Volgens Blockeel is dat op de eerste plaats om de kans op complicaties net te vermijden: ‘we vriezen embryo’s in om de kans op zwangerschap te vergroten en het risico op complicaties te verminderen. Sommige buitenlandse centra kiezen er zelfs voor om de embryo’s altijd eerst in te vriezen voor ze in de baarmoeder geplaatst worden. In België gebeurt dat vooral omwille van medische redenen, wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een te dun baarmoederslijmvlies of het risico op overstimulatie in de eierstokken te groot is.’
Blockeel benadrukt tot slot dat de kans op leukemie erg klein is en ook na begeleide voortplanting klein blijft: ‘De boodschap van dit soort onderzoek is steeds hetzelfde: eigenlijk gaat het over heel lage cijfers, maar omdat we ze wel zien, kunnen we ze niet zomaar van de kaart vegen.’ Toch wil dat dus niet zeggen dat we nu moeten panikeren: ‘Er wordt steeds benadrukt dat we voorzichtig met de resultaten moeten omspringen. De vraag of er tijdens medisch begeleide voortplanting iets kan misgaan, is er één die altijd gesteld zal worden, maar het is niet omdat een vraag gesteld wordt dat het ook daadwerkelijk zo is.’