Er woedt momenteel een wereldwijde zoektocht naar een vaccin tegen het coronavirus SARS-CoV-2. Daar gaan heel wat vragen mee gepaard.
Sommige onderzoekers willen de race naar een vaccin via de klassieke wegen niet afwachten. Maar is een crisis wel het juiste moment voor risico’s?
Zijn de Russen er al? Kan de klus geklaard worden in een uitzonderlijk kort tijdsbestek van een dik jaar? Snijden we niet te veel bochten af? Hoe groot is de bedreiging van anti-vaxxers? Zal iedereen toegang hebben tot het vaccin? Vanaf welk bedrag worden de winstmarges van farmaceutische bedrijven onaanvaardbaar groot? Er zijn méér vragen dan antwoorden, wat logisch is bij een virus dat nieuw is voor een populatie Homo sapiens sapiens.
Ik heb de neiging om voor de antwoorden op deze vragen te vertrouwen op het zelfregulerende karakter van ‘de wetenschap’. Op verstandige, kritische mensen die geen enkele vraag uit de weg gaan. Die de bevindingen van hun collega’s voldoende tegen het licht houden, zodat we aan het einde van de rit uitkomen waar we moeten zijn. Toch gebeuren in die wetenschap ook dingen die af en toe de wenkbrauwen doen fronsen. En niet eens in de marge van de onderzoeksactiviteiten, maar recht in het hart ervan.
Sommige onderzoekers willen de race naar een vaccin via de klassieke wegen niet afwachten. Zij hebben daarom een doe-het-zelfvaccin ontwikkeld en verspreid. En dat mag je best letterlijk nemen: zelf wat ingrediënten bij elkaar mixen en vervolgens met een neusspray opsnuiven. Geen idee of het werkt. Op het moment van schrijven zijn er geen studies met antilichamen of dierproeven beschikbaar.
Ze volgen wel een geijkte weg, via het toedienen van een stuk eiwit om een immuunreactie op te wekken. Dat is iets wat andere bedrijven en onderzoeksinstellingen soms ook doen. Maar is hun eiwit niet te kort? Mogelijk. Is de neus een goede plek? Wellicht niet. Is het veilig? Ook geen informatie over. Is het legaal? Moeilijke vraag. Zelf beweren ze van wel, omdat ze geen geld vragen en mensen het ‘vaccin’ aan zichzelf toedienen. De Amerikaanse gezondheidsautoriteiten houden hen sinds de bekendmaking wellicht toch iets nauwlettender in het oog.
Een van de onderzoekers is trouwens George Church, een professor genetica met een indrukwekkende staat van dienst. Betrokken in behoorlijk wat uiteenlopende projecten, het ene al wat controversiëler dan het andere. Van belangrijke bijdragen aan de nieuwste DNA-technologieën over nanorobots tegen kanker tot het terug tot leven brengen van de wolharige mammoet. Eén van zijn studenten ontwikkelde nu dus een ‘vaccin’ tegen SARS-CoV-2, gebaseerd op bestaand onderzoek naar vaccins tegen andere coronavirussen.
Church snoof zelf ook een beetje op, proefkonijn spelend voor iets met onbewezen effecten. Omdat hij vindt dat de risico’s van het coronavirus veel groter zijn dan de eventuele negatieve gevolgen van dit vaccin. De ingrediënten zijn intussen aan zo’n zeventig mensen uitgedeeld. Onder de ontvangers heel wat onderzoekers, laboranten of wetenschapsfans, de meeste gelinkt aan de befaamde Harvard University.
Is dit alles een goede of een slechte zaak? Ik neig naar het laatste, in het volle besef dat disruptieve ideeën soms tot doorbraken leiden. Ik weet niet of deze gezondheidscrisis daar het juiste moment voor is. Zoveel staat vast: George Church en zijn collega’s zorgen op dit moment voor meer vragen dan antwoorden. En de lijst was al zo lang. Maar hey, zo werkt wetenschap nu eenmaal. Alles vastpakken en van zoveel mogelijk kanten bekijken om verder te kunnen bouwen. Om de lijst met vragen in te korten, zodat ze altijd maar langer wordt. Tot we een oneindige opsomming van onopgeloste raadsels hebben. En toch stuwt die capaciteit om vragen te stellen onze soort alleen maar verder.