Al vijfduizend jaar bezorgt hsv-1, de voornaamste stam van het herpesvirus, ons koortsblaasjes. Eerder weten genetici het ontstaan van de virusstam aan de opkomst van de romantische zoen, een gewoonte die volgens hen in de bronstijd in zwang kwam. Maar andere onderzoekers fluiten hen nu terug. We zouden elkaar al veel langer op de mond kussen.
Ongeveer vijfduizend jaar, zo oud zou de hsv-1-stam van het herpesvirus zijn. En dus geen vijftigduizend jaar, zoals lang werd gedacht. Tot die conclusie kwam een internationaal team van genetici en archeologen vorig jaar op basis van de analyse van DNA uit eeuwenoude menselijke botresten. Tussen het erfelijk materiaal van de mensen aan wie de botten hadden toebehoord, hadden de onderzoekers ook DNA van het herpesvirus aangetroffen. Dat was een primeur. Nog nooit was men erin geslaagd om van dat virus, dat bijzonder besmettelijk is en dat onder meer de typische, gevreesde koortsblaasjes op de lippen veroorzaakt, zogeheten oud DNA uit te lezen. De herpesstam die mensen eeuwen geleden al opzadelde met een koortslip, bleek dezelfde te zijn als die vandaag nog welig de ronde doet. Daarnaast konden de onderzoekers ook de evolutionaire voorgeschiedenis van de virusstam reconstrueren. Het bleek dat hsv-1 omstreeks vijfduizend jaar geleden moet ontstaan zijn en de overhand hebben gehaald op andere, verwante virusvarianten. Tot het onderzoek van vorig jaar werd de virusstam veel en veel ouder geacht. Wetenschappers dachten dat hij was meegereisd met de homo sapiens toen die vijftigduizend jaar geleden Afrika verliet.
Een romantische mond-op-mondkus
Terwijl de ouderdom van het ‘koortslipvirus’ goed gefundeerd was in het onderzoeksartikel in Science Advances, trok dat artikel toch vooral de aandacht door een suggestie die de auteurs er bijna terloops in maakten. Zo wezen ze in een korte alinea op de mogelijkheid dat de hsv-1-stam een beslissend duwtje in de rug had gekregen dankzij het ontstaan van de romantische zoen. Die seksuele kus zou tijdens de bronstijd opgang hebben gemaakt. Het derde millennium voor Christus, waarin de virusstam moet zijn ontstaan, is zowat het begin van deze periode. Mogelijk was van alle circulerende herpesvarianten de hsv-1-stam de meest besmettelijke via mond-op-mondcontact, wat de stam een doorslaggevend voordeel zou hebben gegeven.
Als aanvulling op de bestaande, universele gewoonte van de kus op de mond tussen moeder en kind, zou die tussen liefdespartners ook een ‘horizontale’ verspreiding van het virus (zeg maar tussen mensen van vergelijkbare leeftijd) hebben bevorderd. De vorsers staafden hun suggestie onder meer met de vroegst bekende schriftelijke vermelding van een romantische mond-op-mondkus: een Indiaas handschrift uit 1.500 v.Chr.
Onderzoek naar mondbacteriën bij neanderthalers doet uitschijnen dat sommigen onder hen met een homo sapiens hebben gekust
De koortslip kan sowieso als een neveneffect worden gezien van mond- en tongzoenen. Maar gaf de opkomst van het laatste ook het beslissende zetje aan hsv-1-stam? Dat is nog maar de vraag, staat deze week te lezen in het vakblad Science. Daarin plaatsen andere wetenschappers serieuze vraagtekens bij de hypothese dat de huidige herpesstam geprofiteerd zou hebben van zoenende bronstijdmensen. De timing van de doorbraak van de hsv-1-stam trekken ze niet in twijfel, die is zoals gezegd gebaseerd op solide onderzoek. Maar dat is veel minder het geval met het rondje speculatie waarin in het eerste artikel het ontstaan en de snelle verspreiding van de stam wordt gelinkt aan de opkomst van de romantische zoen. Want die laatste gaat veel verder terug in de tijd, betogen twee Deense onderzoekers (een assyrioloog en een biologe) in hun bijdrage. Zo zou het romantisch kussen minstens teruggaan tot 2.500 v. Chr, en wellicht nog verder. Bovendien lijkt het al vroeg in verschillende beschavingen uit de oudheid voor te komen, van het oude Egypte tot Mesopotamië, het studiegebied van de eerste onderzoeker. Ook dit wijst op wortels die heel ver in de geschiedenis teruggaan.
De romantische zoen zou zelfs zo oud kunnen zijn als de mensheid zelf. Onderzoek naar mondbacteriën bij neanderthalers doet uitschijnen dat sommigen onder hen alvast met een homo sapiens hebben gekust. Dat hoeft trouwens niet te verbazen, gelet op het feit dat we nog een beetje DNA van neanderthalers met ons meedragen en onze voorouders zich dus met hen hebben gekruist. En wat te zeggen van een stenen sculptuur van meer dan tienduizend jaar oud die afkomstig is van de Natufiërs, een vroeg-sedentair volk dat leefde aan de kust van de Levant. Het prehistorische kunstwerk lijkt twee mensen te tonen die elkaar innig omhelzen en zoenen.
Maar er is ook heel veel schriftelijk materiaal dat romantisch kussen beschrijft en dat ouder is dan het vermelde Indiase manuscript uit 1.500 v.Chr. De twee Deense onderzoekers halen diverse voorbeelden aan van kleitabletten waarin de romantische zoen wordt vermeld (in spijkerschrift). Het was typisch iets wat koppels deden, al dan niet reeds gehuwd, leren oude Akkadische en Soemerische teksten. Daarbij had de kus steevast een romantische, seksuele lading. Maar de oude Mesopotamiërs kenden ook andere soorten kussen: de kus op de grond of de voeten bijvoorbeeld, als blijk van respect of van onderdanigheid. En natuurlijk de universeel voorkomende moeder-kindzoen. Mond-op-mondkussen konden tot slot ook deel uitmaken van religieuze praktijken, waarbij bijvoorbeeld een slavin die in trance was gebracht op de lippen werd gekust om wat hulp van hierboven vragen.
De vorsers komen tot het besluit dat de romantische zoen ver teruggaat, minstens tot 2.500 v. Chr, maar wellicht veel verder. Ze achten het onwaarschijnlijk dat de hsv-1-stam het mond-op-mondkussen zou hebben gebruikt als springplank om de wereld te veroveren. Wat het koortslipvirus dan wel het beslissende duwtje in de rug heeft gegeven, daarover kunnen wetenschappers voorlopig nog blijven gissen.