We horen vaak dat zestig het nieuwe vijftig is en zeventig het nieuwe zestig. Het klinkt als een afgezaagd deuntje. Maar als je kijkt naar foto’s van je grootouders of overgrootouders (afhankelijk van je leeftijd) merk je al snel hun zachte, ingezakte lichamen, hun gelijnde gezichten en hoe ze vastgeroest zitten in hun stoel terwijl ze nog maar zestig jaar waren. Wat een contrast met de energieke, sportende zestigjarigen van nu!
In recente onderzoeken proberen wetenschappers voorbij dat anekdotisch materiaal te kijken. Ze willen achterhalen welke werkelijke mentale en fysieke verschillen er zijn in de manieren waarop we ouder worden. Hiervoor vergelijken ze populaties uit verschillende decennia. De studies tonen dat we niet over de hele lijn ‘beter’ verouderen. De verbeteringen lijken afhankelijk te zijn van sociale, gedragsmatige en economische factoren.
Betere prestatie
Twee nieuwe studies uit Finland, waarbij eentje kijkt naar fysieke en de andere naar mentale veroudering, tonen enkele opvallende generatieverschillen. Het onderzoek, begeleid door gerontoloog Taina Rantanen (University of Jyväskylä), vergelijkt volwassenen geboren tussen 1910 en 1924 met volwassenen die ongeveer dertig jaar later zijn geboren.
De twee leeftijdsgroepen werden twee keer beoordeeld, een eerste keer in respectievelijk 1989 en 1990 en een tweede keer in 2017 en 2018. Het mooie aan dit werk is dat beide leeftijdsgroepen persoonlijk werden gescreend op de leeftijd van 75 en 80 jaar en dat de tests dezelfde bleven: zes fysieke proeven en vijf cognitieve. De meeste onderzoeken van dit type bekijken minder parameters en steunen op zelfevaluatie.
De later geboren groep kon sneller wandelen, had een sterkere handgreep en kon meer kracht uitoefenen met de onderbenen. Zulke metingen zijn betrouwbare indicatoren voor invaliditeit en mortaliteit. Op cognitieve tests scoorde de laatste groep beter op verbale vlotheid (deelnemers konden meer woorden opsommen beginnend met een K in drie minuten). Bovendien had ze een snellere reactietijd bij een complexe taak met vingerbewegingen en scoorde ze hoger op een test waarbij ze nummers met symbolen moest matchen.
Onderwijs oefent een grote invloed uit op veroudering en gezondheid
Maar niet alles verandert doorheen de generaties: metingen van de longfunctie bleven verrassend genoeg stabiel. Verder presteerde de jongere generatie niet beter op de taak rond kortetermijngeheugen, waarbij de deelnemers een cijferreeks moesten onthouden. Onderzoekers vermoeden dat de verminderde nadruk in het onderwijs en het dagelijks leven op uit het hoofd leren in de laatste decennia hieraan bijdraagt.
Veel van deze resultaten sluiten aan bij wat andere studies aantonen. Een Nederlands onderzoek naar mentale veroudering gepubliceerd in 2018 toont aan dat senioren geboren tussen 1931 en 1941 de senioren geboren in de jaren 1920 met glans overtroffen op dezelfde leeftijd op verschillende cognitieve parameters, maar niet op kortetermijngeheugen.
Een Deense studie uit 2013 onthulde dat verschillen naargelang het geboortejaar zeer lang kunnen aanhouden: 95-jarigen geboren in 1915 presteerden beter op cognitieve tests dan 93-jarigen geboren in 1905. De laatstgeboren groep uit het Deense onderzoek deed het niet beter op parameters als wandelsnelheid en handgreep. Maar ze konden wel beter uit de voeten met dagelijkse activiteiten zoals wassen en aankleden – waarschijnlijk dankzij hun betere mentale staat.
Mogelijke oorzaken
Dat mensen beter oud worden heeft verschillende redenen. De geneeskunde en gezondheidszorg zijn erop vooruitgegaan, en minder mensen roken. De factoren die de grootste impact hadden op lichamelijk vlak, zegt Kaisa Koivunen, hoofdauteur van de Finse studie, was dat de laatstgeboren groep actiever was en grotere lichamen had. Dat impliceert dat ze betere voedingsgewoontes aanhoudt. (In 1943 werd Finland het eerste land ter wereld dat universeel gratis middageten gaf op school.) Voor de fitheid van het brein bleek vooral het aantal opleidingsjaren doorslaggevend. In zowel het Finse als Nederlandse onderzoek verdwenen de verschillen tussen de groepen grotendeels wanneer ze op die factor filterden.
Onderwijs oefent een grote invloed uit op veroudering en gezondheid, zegt Luigi Ferrucci, wetenschappelijk directeur van het U.S. National Institute on Aging. Door een hoger opleidingsniveau heb je waarschijnlijk een groter inkomen, wat op zijn beurt betekent dat je wellicht vaker naar de dokter gaat, goed eet en een job uitoefent die geen roofbouw pleegt op je lichaam. In welvarende landen hebben deze voordelen niet enkel de levensverwachting verlengd, ze hebben er ook voor gezorgd dat die extra jaren in goede gezondheid worden doorgebracht.
Voor velen mag zeventig het nieuwe zestig zijn, maar niet voor iedereen
In de Verenigde Staten zijn de voordelen van de welvaart volgens Ferrucci minder gelijk verdeeld dan in Finland of Denemarken. Hij wijst erop dat de gemiddelde levensduur zeven jaar korter is in een arme staat als Mississippi dan een welvarende staat als Californië. ‘Velen kunnen de geneesmiddelen die ze nodig hebben niet betalen’, zegt hij. Ze hebben weinig toegang tot gezonde voeding, sportmogelijkheden en onderwijs. Dat zijn net de middelen die onze levensjaren doen toenemen. Voor velen mag zeventig het nieuwe zestig zijn, maar niet voor iedereen.
Dit artikel verscheen eerder in Scientific American.
Vertaling: Romy Corvers